ECLI:NL:RBOVE:2016:3483

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
08.730122-16 en 08.730261-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en bedreiging in psychiatrisch centrum met TBS als maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging. De verdachte, geboren in Sierra Leone en verblijvende in een psychiatrisch centrum, heeft op 23 februari 2016 twee zorgprofessionals bedreigd met de dood en op 10 mei 2016 heeft hij een verpleegkundige met een mes gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat is bevestigd door deskundigen. De rechtbank oordeelt dat er geen plaats is voor een straf, maar legt de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op. De rechtbank weegt hierbij zwaar dat de verdachte een hoog recidivegevaar vormt en dat zorgprofessionals beschermd moeten worden tegen de kans op herhaling van dergelijke gewelddadige daden. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de adviezen van de deskundigen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730122-16 en 08.730261-16 (P)
Datum vonnis: 6 september 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] (Sierra Leone) ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in het PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2016. Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.730122-16 en 08.730261-16 tegen de verdachte aangebrachte zaken. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Steeghs en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
in de zaak met parketnummer 08.730122-16:
feit 1: bedreiging met de dood van zijn behandelaar [slachtoffer 1] op 23 februari 2016;
feit 2: bedreiging met de dood van zijn psychiater [slachtoffer 2] op 23 februari 2016.
in de zaak met parketnummer 08.730261-16:
primair: poging tot moord dan wel poging tot doodslag,
subsidiair: poging tot zware mishandeling,
meer subsidiair: mishandeling met voorbedachte raad, van verpleegkundige [slachtoffer 3] op 10 mei 2016.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte dat:
in de zaak met parketnummer 08.730122-16:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2016 te Deventer, (zijn behandelaar) [slachtoffer 1] (behandelend verpleegkundige bij Dimence, afdeling Esquirol) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] eenmaal of meermalen mondeling toegevoegd " [slachtoffer 1] , I am gonna kill you...I am gonna cut your throat...I am gonna strangle your throat" althans van gelijke dreigende aard en/of strekking, waarbij verdachte eenmaal of meermalen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gewezen en/of (daarbij) met zijn hand een snijdende
beweging langs zijn (verdachtes) keel heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2016 te Deventer, [slachtoffer 2] (behandelend psychiater bij Dimence, afdeling Esquirol) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen mondeling toegevoegd "I kill you...you've destroyed me, so I will destroy one of you" althans van gelijke dreigende aard en/of strekking, waarbij verdachte eenmaal
of meermalen met zijn hand een snijdende beweging langs zijn (verdachtes) keel heeft gemaakt;
in de zaak met parketnummer 08.730261-16:
hij op of omstreeks 10 mei 2016, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de richting, van het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij/waardoor die [slachtoffer 3]
meermalen, althans eenmaal, in/op de rug en/althans (elders) in/op het lichaam, is gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 mei 2016, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de richting, van het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij/waardoor die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, in/op de rug en/althans (elders) in/op het lichaam, is gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 mei 2016, in de gemeente Deventer, al dan niet met voorbedachten rade, een persoon [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die persoon meermalen, althans
eenmaal, met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in/op de rug en/althans (elders) in/op het lichaam, te steken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het hem in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair (poging tot moord) ten laste gelegde, de maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunten van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig de inhoud van het aan de rechtbank overgelegde requisitoir, de bewezenverklaring gevorderd van het in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair ten laste gelegde. De officier stelt zich ten aanzien van dit laatste feit op het standpunt dat sprake is van poging tot moord omdat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
5.2
Het standpunten van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde bedreigingen met de dood gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. In de zaak met parketnummer 08.730261-16 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot moord dient te worden vrijgesproken omdat het tenlastegelegde opzet niet bewezen kan worden en verdachte niet heeft gehandeld met voorbedachte raad. Van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken omdat ook hier het tenlastegelegde opzet niet bewezen kan worden. Ten aanzien van bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van deze ten laste gelegde feiten sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair ten laste gelegde:
Bij haar beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals deze uit de bewijsmiddelen blijken:
- op 11 april 2016 is verdachte op grond van een inbewaringstelling (IBS) vanuit het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) te Zwolle overgeplaatst naar een gesloten afdeling in het psychiatrisch centrum Rielerenk te Deventer. Dit, omdat hij in het PPC had gezegd dat hij mensen zou neersteken als hij de gevangenis moest verlaten;
- op 12 april 2016 heeft verdachte tegen personeelsleden in de Rielerenk gezegd dat hij mensen zou neersteken indien voor hem een rechterlijke machtiging (RM) zou worden verleend;
- tijdens zijn verblijf op de gesloten afdeling heeft verdachte regelmatig bedreigingen geuit dat hij iemand ging neersteken;
- op 10 mei 2016 tussen 15:00 uur en 15:30 uur heeft verdachte een gesprek gehad waarin hem is meegedeeld dat een rechterlijke machtiging voor hem zou worden aangevraagd. Tijdens dit gesprek heeft verdachte geen bedreigingen geuit en gedroeg hij zich rustig;
- na afloop van dit gesprek is verdachte naar zijn kamer gegaan, heeft daar tien minuten verbleven en is vervolgens in de woonkamer televisie gaan kijken. Van verhoogde spanning was geen sprake en aan het gedrag van verdachte was niets te merken;
- op 10 mei 2016 omstreeks 17:00 uur zijn de patiënten geroepen voor het avondeten.
- aan tafel zaten de patiënten [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en verdachte. Ook de verpleegkundigen [getuige 4] en aangeefster [slachtoffer 3] zaten aan tafel;
- kort nadat verdachte aan tafel was gaan zitten, is hij plotseling naar de keuken gelopen en heeft daar uit de la een aardappelschilmesje gepakt;
- er was op dat moment geen uitgesproken spanning aan tafel en er heerste een rustige sfeer in de woonkamer;
- verdachte is vervolgens vanaf de keuken, onder het passeren van [getuige 3] , in één doorlopende beweging naar aangeefster [slachtoffer 3] gelopen die op dat moment nog aan tafel zat. Verdacht heeft [slachtoffer 3] met veel agressie en met volle kracht met het mes in haar rug gestoken.
- verdachte heeft hierna nog een stekende beweging in de richting van [slachtoffer 3] gemaakt, maar heeft haar niet geraakt omdat zij tijdig kon vluchten;
- verdachte was op dat moment zeer agressief en niet benaderbaar;
- om 17:38 uur kwam de politie ter plaatse. Verdachte gaf uiteindelijk gevolg aan de opdracht van de politie om het mes te laten vallen. Hierop werd verdachte aangehouden.
Voorwaardelijk opzet op de dood:
De raadsman stelt dat verdachte niet met (voorwaardelijk) opzet heeft gehandeld omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 3] en dat hieruit evenmin volgt dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Bij de beoordeling van dit verweer moet het volgende worden vooropgesteld.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood van het slachtoffer- is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard
De rechtbank is van oordeel dat het met een mes in iemands rug steken op de wijze en de plek op het lichaam zoals verdachte heeft gedaan, dus met volle kracht (zie hiervoor), naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergt op de dood van het slachtoffer. In het bovenlichaam bevinden zich immers (meerdere) kwetsbare en vitale organen. Een verwonding aan een van die kwetsbare en vitale delen van het lichaam kan levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. Dat verdachte zich daarvan niet bewust zou zijn geweest is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, waarbij de rechtbank heeft betrokken dat niet is gebleken dat bij verdachte vanwege zijn geestelijke stoornis ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het hierna te bespreken persoonlijkheidsonderzoek volgt dat de beweegredenen van verdachte om te steken weliswaar zijn ingegeven door waandenkbeelden, maar dat hieruit niet zonder meer valt af te leiden dat hij zich niet bewust was van wat hij deed.
Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het doelbewust met zeer grote kracht een mes in de rug van het slachtoffer steken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een of meer vitale delen in het bovenlichaam van het slachtoffer zou raken en aldus het slachtoffer van het leven zou beroven. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat uit de op
28 juli 2016 door de forensisch arts M.A.J. van Keulen opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving van [slachtoffer 3] blijkt dat het steekletsel hoog op de rug enkele centimeters rechts naast de wervelkolom is toegebracht en dat er bij steekletsel op deze plaats rekening mee moet worden gehouden dat de grote (slag)aders bij en om het hart en/of de long (klaplong) aangeprikt kunnen worden waardoor dodelijk letsel kan ontstaan en dat een diepe(re) steekwond op deze plaats aan de rugzijde van de borstkas potentieel dodelijk letsel oplevert.
Gelet op de wijze waarop verdachte aangeefster [slachtoffer 3] heeft gestoken en de conclusie van Van Keulen, is de rechtbank van oordeel dat de kans op het overlijden van [slachtoffer 3] aanmerkelijk was en dat verdachte de kans op het overlijden van [slachtoffer 3] op de koop toe heeft genomen. Aldus acht de rechtbank het opzet (in voorwaardelijke zin) bewezen en verwerpt zij het verweer van de verdediging.
Voorbedachte raad:
Ten aanzien van de door de officier van justitie aangenomen maar door de raadsman betwiste voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het naar vaste jurisprudentie bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is geweest van een korte tijdsspanne tussen het besluit van verdachte om [slachtoffer 3] met een mes te steken en de uitvoering van dit besluit.
De gelegenheid voor de verdachte om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven, hebben zich in het bijzonder voorgedaan gedurende het tijdsbestek waarin hij de verschillende achtereenvolgende handelingen heeft verricht, te weten het opstaan van tafel, het pakken van het mes uit de keukenla, het lopen naar het slachtoffer en het steken van het mes in de rug van het slachtoffer. Dit tijdsbestek was zeer kort. Zo heeft getuige [getuige 1] hierover verklaard dat het razend snel ging en dat het in een split second gebeurde.
Verdachte heeft bij de politie weliswaar verklaard dat er, tussen het moment dat hij de gedachte kreeg om een verpleegkundige neer te steken en het moment dat hij deze gedachte ging uitvoeren, misschien 2 of 3 minuten zaten, maar naar het oordeel van de rechtbank is discutabel of bij verdachte wel sprake was van een reëel tijdsbesef aangezien uit de gedragsdeskundige rapportages blijkt dat verdachte lijdt aan een ernstige vorm van schizofrenie die zijn realiteitstoetsing volledig verstoort.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er voorafgaand aan het moment dat verdachte van tafel opstond geen specifiek moment is te bepalen waarop verdachte het besluit heeft
genomen om een verpleegkundige neer te steken.
Gelet op de korte tijdsspanne tussen het besluit (het opstaan van tafel) en de uitvoering (het steken) kan niet worden uitgesloten dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarbij hij al dan niet in blinde woede naar het slachtoffer is gelopen en haar heeft neergestoken. In ieder geval is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte de korte gelegenheid die hij had om tot bezinning te komen daadwerkelijk heeft benut.
Anders dan de officier van justitie stelt, beschouwt de rechtbank de handelwijze van verdachte niet als een gevolg van een eerder gemaakt plan om het slachtoffer te doden. Weliswaar heeft verdachte eerder, meermalen bedreigingen geuit dat hij iemand zou neer steken als een rechterlijke machtiging zou worden verleend maar deze bedreigingen lijken veeleer samen te hangen met de geestesstoornis van verdachte en het daarmee samenhangende onvoorspelbare gedrag. Uit de dossierstukken rijst het beeld op van iemand bij wie agressief gedrag regelmatig opvlamt en weer luwt. Verdachte heeft veelvuldig algemeen geformuleerde bedreigingen geuit maar hieruit valt een planmatig handelen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende af te leiden.
Gelet op het samenstel van de hierboven genoemde omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedacht raad heeft gehandeld zodat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot moord.
De rechtbank acht - mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte - en hetgeen hiervoor al is overwogen, wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 08.730122-16:
1.
hij op 23 februari 2016 te Deventer, (zijn behandelaar) [slachtoffer 1] (behandelend verpleegkundige bij Dimence, afdeling Esquirol) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] meermalen mondeling toegevoegd "[slachtoffer 1], I am gonna kill you...I am gonna cut your throat...I am gonna strangle your throat", waarbij verdachte eenmaal in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gewezen en (daarbij) met zijn hand een snijdende beweging langs zijn (verdachtes) keel heeft gemaakt;
2.
hij op 23 februari 2016 te Deventer, [slachtoffer 2] (behandelend psychiater bij Dimence, afdeling Esquirol) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] meermalen mondeling toegevoegd "I kill you...you've destroyed me, so I will destroy one of you" althans van gelijke dreigende aard en/of strekking.
in de zaak met parketnummer 08.730261-16:
primair:
hij op 10 mei 2016, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in de rug is gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 08.730122-16:
feit 1:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
in de zaak met parketnummer 08.730261-16:
Primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de door C.A.J. Veldman, psychiater en
drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, op respectievelijk 20 mei 2016 en 19 mei 2016 uitgebrachte Pro Justitia rapporten.
De deskundige Veldman, voornoemd, heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ernstige en nauwelijks behandelbare vorm van schizofrenie, die zijn realiteitstoetsing volledig verstoort. Betrokkene handelt vanuit zijn waandenken en heeft geen twijfel aan de juistheid van zijn ideeën. De stoornis wordt negatief beïnvloed door middelenmisbruik
en afhankelijkheid van cannabis.
Veldman heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar.
De deskundige Schoenmaker, voornoemd, heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te weten schizofrenie van het paranoïde type. Daarnaast is bij betrokkene sprake van cannabismisbruik.
Schoenmaker heeft op grond van het vorenstaande eveneens geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Nu verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet ter beschikking gesteld wil worden, dat de TBS maatregel te fors is gelet op hetgeen naar zijn mening kan worden bewezen verklaard, te weten twee bedreigingen met de dood en een eenvoudige mishandeling, en dat de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar meer in verhouding staat tot deze feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de strafbaarheid van verdachte, is voor het opleggen van straf geen plaats.
De deskundige Veldman heeft in eerdergenoemde rapportage geconcludeerd dat op zeer korte termijn een hoog risico op herhaling is en dat dit risico verder toeneemt indien verdachte gedurende langere tijd van behandeling en begeleiding verstoken blijft.
De deskundige Veldman heeft geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De deskundige Schoenmaker heeft in eerdergenoemde rapportage geconcludeerd dat de kans op herhaling van soortgelijke delicten hoog is en heeft eveneens geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen op de in de rapporten daarvoor bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 juli 2016 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, alsmede met de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 12 juli 2016, waarin eveneens TBS met dwangverpleging wordt geadviseerd.
De rechtbank acht de door de raadsman bepleite maatregel tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis niet voldoende om de samenleving tegen het ernstige recidivegevaar te beschermen. Met de deskundige Veldman is de rechtbank van oordeel dat een TBS maatregel een betere bescherming van de maatschappij biedt dan plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Het hoge recidivegevaar en de ernst van de psychiatrische stoornis zijn voor de rechtbank van doorslaggevend belang. Bovendien bieden plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en een eventueel daarop volgende BOPZ maatregel onvoldoende waarborgen dat het recidivegevaar afdoende kan worden beperkt.
Een BOPZ maatregel heeft bij verdachte in het (recente) verleden niet tot het gewenste resultaat geleid.
Hierbij laat de rechtbank het belang dat zorgprofessionals niet opnieuw slachtoffer worden van een door verdachte gepleegd (levens)delict zwaar wegen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op het door verdachte begane poging tot doodslag staat naar de wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf van meer dan vier jaar en voorts is sprake van twee door verdachte gepleegde misdrijven die zijn omschreven in artikel 285, eerste lid, Sr.
Ten tijde van deze feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege.
De rechtbank overweegt dat TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van onder meer een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Sv, te weten poging tot doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b, 39, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • in de zaak met parketnummer 08.730122-16:
feiten 1 en 2: telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven
gericht;
in de zaak met parketnummer 08.730261-16:
primair: het misdrijf: poging tot doodslag.
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.
Mr. G.A. Versteeg was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 en 2 tenlaste gelegde:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016095985 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [1] ;
 De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 08.730122-16 onder 2 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [3] ;
 De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [4] .
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair tenlastegelegde:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016229720. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 08.730261-16 primair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] [5] ;
 Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] [6] ;
 De processen-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaringen van [getuige 4] [7] ;
 Het proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaringen van [getuige 1] [8] .
 Het proces-verbaal sporenonderzoek inhoudende het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [9] ;
 Het proces-verbaal van aanhouding inhoudende het relaas van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [10] ;
  • De letselbeschrijving van [slachtoffer 3] d.d. 28 juli 2016 opgemaakt door M.A.J. van Keulen forensisch arts;
  • De bekennende verklaring van verdachte bij de politie
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [12] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2016, pag. 10 en 11.
2.Processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 februari 2016, pag. 12 en 14 en d.d. 25 februari 2016, pag. 17 en 18.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 februari 2016, pag. 8 en 9.
4.Processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 februari 2016, pag. 12 en 14 en d.d. 25 februari 2016, pag. 17 en 18.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2015, pag. 93 t/m 95.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pag. 12 t/m 14.
7.Processen-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 mei 2016, pag. 15 en 16 en d.d. 18 mei 2016, pag 17 t/m 19.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 mei 2016, pag. 20 en 21.
9.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 10 juni 2016, pag. 36 en 37 .
10.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 10 mei 2016, pag. 50 t/m 53.
11.Proces-verbaal van inverzekeringstelling van 10 mei 2016, pag 57 en 58 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 mei 2016, pag. 61 t/m 69.
12.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 augustus 2016.