5.2De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich aan de tenlastegelegde feiten heeft schuldig gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode in een door hem aangelegde kwekerij hennep heeft geteeld en geoogst. De rechtbank overweegt dat de verklaring die verdachte bij de politie en ter terechtzitting ten aanzien van de feiten heeft afgelegd, slechts de vraag onbeantwoord laat hoeveel hennepplanten er in de periode van 14 juli 2011 tot en met 13 juli 2014 zijn geoogst.
Dat verdachte in zijn woning een in gebruik zijnde hennepplantage had, is door hem immers niet bestreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze vraag het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij zich gedurende een aanzienlijke periode bezig heeft gehouden met het telen van hennep. Hij heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij op een trapsgewijze, gefaseerde manier heeft gekweekt en geoogst en dat hij gedurende de winterperioden niet kon kweken en oogsten, omdat de kelder niet verwarmd kon worden. Eind 2012 is verdachte, naar eigen zeggen, begonnen met de opbouw van de kwekerij en in 2013 is hij daadwerkelijk begonnen met kweken. In totaal zou verdachte negen maanden hennep hebben gekweekt; gedurende zes maanden in 2013 en gedurende drie maanden in 2014. De kweek die op 14 juli 2014 is aangetroffen, betreft volgens verdachte de kweek waar hij gedurende de drie maanden in 2014 mee bezig is geweest. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zeven keer 72 plantjes (derhalve 504 plantjes) heeft geoogst en dat er één oogst is mislukt. Een en ander kan volgens verdachte aangetoond worden aan de hand van het energieverbruik. Hij verwijst daartoe naar de door hem opgestelde en in het geding gebrachte berekeningen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er vanuit moet worden gegaan dat verdachte zeven keer 367 plantjes heeft geoogst, omdat alle indicatoren hierop wijzen; het stroomverbruik, de ruimtes en het feit dat er continue is gekweekt en geoogst. Bij de inval zijn daarnaast gezonde en mooie groene plantjes aangetroffen. De kwekerij was zodanig optimaal dat alles goed groeide en bloeide. De staat waarin de kwekerij verkeerde en de manier van oogsten maken dat de officier van justitie niet uitgaat van een totale opbrengst van 504 planten, zoals de verdachte stelt, maar van een opbrengst van 2569 planten
(7 oogsten van 367 planten).
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 14 juli 2011 tot en met 13 juli 2014 heeft bezig gehouden met het telen van hennep in de kelder van de schuur bij zijn woning aan de [adres] te Ane. De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij slechts zeven keer 72 planten heeft kunnen kweken, wordt door de rechtbank terzijde geschoven, nu deze naar haar oordeel wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen en tegenstrijdig is met verdachtes verklaringen en uitleg over de manier waarop de kweken hebben plaatsgevonden, namelijk op een trapsgewijze, gefaseerde manier.
Gelet op de trapsgewijze, gefaseerde manier van kweken, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte - zoals door de officier van justitie wordt gesteld - telkens 367 planten oogstte. De rechtbank gaat er, gezien de bewijsmiddelen, vanuit dat, in een kweekperiode elke twee weken steeds 72 planten werden geoogst.
Naar het oordeel van de rechtbank moet er vanuit worden gegaan dat verdachte, gelet op de periode waarin hij heeft gekweekt, meer oogsten heeft gehad dan de door hem gestelde zeven oogsten. Zij overweegt daartoe het volgende.
Uitgaande van de verklaring van verdachte, is hij eind 2012 met kweken begonnen. De kwekerij is aangetroffen bij een inval op 14 juli 2014.
Ervan uitgaande dat verdachte op een trapsgewijze, gefaseerde manier heeft gekweekt, waarbij hij om de twee weken een bak met planten kon oogsten, kan vastgesteld worden dat verdachte, zelfs als rekening wordt gehouden met de omstandigheden dat er tijd gepaard is gegaan met start en afbouw alsmede dat verdachte in de winterperiode door (weers)omstandigheden niet kon kweken, in de hiervoor genoemde periode aanzienlijk meer oogsten van 72 planten heeft gehad dan de door hem gestelde zeven oogsten. Het precieze aantal planten dat geoogst is zal, nu dit niet exact kan worden vastgesteld, in het midden blijven, de rechtbank zal een groot aantal bewezen verklaren.
Het voorgaande leidt ertoe dat bewezen kan worden dat verdachte in bovengenoemde periode opzettelijk meermalen een groot aantal hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt en verkocht.
Daarnaast kan, onder meer gelet op het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, bewezen worden dat verdachte op 14 juli 2014 383 hennepplanten aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] te Ane. Verdachte heeft dit ter terechtzitting van 19 mei 2016 ook bevestigd. Ook kan bewezen worden dat verdachte op dat moment 2822 gram van een materiaal bevattende hennep, aanwezig heeft gehad. Dit is door verdachte namelijk niet (voldoende gemotiveerd) betwist.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte zich “tezamen en in vereniging met anderen of een ander” heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Aldus zal verdachte van het ten laste gelegde “medeplegen” worden vrijgesproken.