In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 24 augustus 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had op 18 augustus 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.M.B. Elferink, de rechter die belast was met de behandeling van een ondertoezichtstelling. De verzoeker stelde dat hij geen eerlijk proces had gehad en dat mr. Elferink partijdig was. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2016 was de verzoeker aanwezig, maar mr. Elferink was afwezig. De wrakingskamer heeft de zaak op 24 augustus 2016 voortgezet, maar de verzoeker verscheen opnieuw niet. De wrakingskamer overwoog dat de verzoeker niet had onderbouwd waarom hij meende dat mr. Elferink vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker het wrakingsmiddel leek te misbruiken om de procedure te frustreren, gezien de aanzienlijke tijdsdruk in de onderliggende zaak. De wrakingskamer besloot daarom niet alleen het verzoek tot wraking af te wijzen, maar ook dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.