Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating productie.
2.De feiten
Daarop is door de gemeente gereageerd bij brief van 23 juli 1998 waarin zij heeft medegedeeld dat zij nog niet zover is met de ontwikkeling van het centrum dat zij kan overgaan tot een selectie van bedrijven die zich in het centrum kunnen vestigen en dat die selectie mede een zaak is van Winkel Beleggingen Nederland. Bij brief van 24 augustus 1998 heeft [eiser 1 c.s.] daarop gereageerd dat het toekennen van een eventuele standplaats een zaak van de gemeente is en dat [eiser 1 c.s.] een antwoord op korte termijn tegemoet (wil) zien.
Hierbij doe ik een aanvraag om standplaats in te kunnen nemen in stadshagen dichtbij het winkelcentrum. Op de vrijdag en de zaterdag met bloemen. (…)
In het standplaatsenbeleid van de Gemeente Zwolle is aangegeven dat ondernemers die zich vestigen in een nieuw winkelcentrum beschermd dienen te worden en dat derhalve de eerste 5 jaar geen standplaats uitgegeven hoeft te worden. (…) Bij wijze van eenmalige uitzondering heeft het college, ondanks deze richtlijn, toch besloten een standplaatsvergunning aan een ondernemer te verlenen. Dit in verband met de bijzondere situatie waarin deze ondernemer zich bevond.
Indien u op het vorenstaande wilt reageren, dan kunt u uw zienswijze mondeling, dan wel bij voorkeur schriftelijk, binnen 14 dagen na verzenddatum van de brief aan ons kenbaar maken.
Onlangs hebben wij van u een verzoek ontvangen waarin u een vergunning aanvraagt (…) voor het innemen van een standplaats in de wijk Stadshagen. Bij brief van 10 september 2009, hebben wij u het volgende meegedeeld. (…) Naar aanleiding hiervan werd u in de gelegenheid gesteld hiertegen uw zienswijze bekend te maken. Hiervan heeft u echter geen gebruik gemaakt. Derhalve hebben wij besloten, uw verzoek om een standplaatsvergunning (…) definitief af te wijzen. Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na verzenddatum bezwaar maken (…).
Op 26 augustus, hebben wij een aanvraag standplaats stadshagen aan U gericht. (…) Volgens onze informatie bestaat het winkelcentrum stadshagen inmiddels 5 jaar. Wij hebben nu een schrijven ontvangen, omdat wij niet binnen 14 dagen hebben gereageerd, is ons mede gedeeld dat de standplaatsvergunning is geweigerd. U schrijft ons om bij voorkeur binnen 14 dagen te reageren. Nergens valt op te maken dat na die 14 dagen niet meer gereageerd kon worden. Graag zouden wij, een gesprek met U hebben over eventueel, een andere standplaats.
Op 20 oktober 2009 hebben wij van u een brief ontvangen met betrekking tot uw aanvraag standplaatsvergunning voor Stadshagen. In het kader van de behandeling van uw klachtbrief (…) is geconstateerd dat u nog steeds geen definitief besluit heeft ontvangen op uw brief van 20 oktober 2009 (…) In deze brief vindt u ons besluit (…)
In uw brief van 20 oktober 2009 reageert u op de weigering. (…) De brief is niet aangemerkt als bezwaarschrift aangezien dit niet voortvloeide uit de inhoud en strekking van de brief. (…)
Op dit moment bevindt zich in het winkelcentrum Stadshagen een bloemenwinkel en is er een standplaats ten behoeve van de verkoop van bloemen en planten op vrijdag en zaterdag. Een van de uitgangspunten van het Standplaatsenbeleid 2004 is de spreiding van standplaatsen naar locatie en tijdstip met het oog op illegale marktvorming en maximaal 50 standplaatsen per 100.000. Het is onwenselijk op één locatie op hetzelfde moment twee standplaatsen te hebben ten behoeve van het verkopen van bloemen (en planten). Wij hebben besloten om niet nog een standplaats ten behoeve van de verkoop van bloemen (en planten) op vrijdag en zaterdag bij het winkelcentrum Stadshagen toe te staan.
I. Correcte bejegening, deels niet behoorlijk
II. Fair play: niet behoorlijk
III. Administratieve nauwkeurigheid: niet behoorlijk.
Daarmee is de klacht van verzoeker gegrond.
IV. Klachtafhandeling: niet behoorlijk.
Het college herroept het besluit omdat er sprake is van een onrechtmatigheid die aan het college te wijten is. (…) De commissie heeft het college op 22 mei 2012 geadviseerd uw bezwaren gegrond te verklaren (…) Dit advies neemt het college over en maakt in zijn geheel deel uit van dit besluit.
In het daarachter gevoegde advies van de Adviescommissie Bezwaarschriften is onder meer het volgende vermeld:
Met het college is de commissie van oordeel dat de weigeringsgronden zoals genoemd in het besluit van 28 februari 2011 niet behoren tot het toetsingskader van het college bij de beoordeling van een aanvraag om een standplaatsvergunning.
Gedurende de bezwaarschriftprocedure heeft u de locaties in Stadshagen geconcretiseerd, zijn die locaties getoetst aan het standplaatsenbeleid 2012 en is het voornemen kenbaar gemaakt 1 van de 3 locaties aan de Belvederelaan aan u toe te kennen. (…)
Alles overwegende hebben wij besloten u een gedoogbeschikking te verstrekken voor het innemen van een standplaats (…) op de parkeerplaats Belvederelaan in Stadshagen (…) tot en met 1 juli 2013. (…)
Op 3 mei 2012 is het nieuwe standplaatsenbeleid in werking getreden. Bij dit beleid hoort een standplaatsenkaart waarop alle locaties zijn ingetekend waar met vergunning een standplaats mag worden ingenomen. Deze locaties moeten nog in overeenstemming worden gebracht met het bestemmingsplan. Daarvoor geldt een aparte procedure. Zolang dat nog niet is afgerond kunnen wij geen vergunning verlenen, omdat we dan onze eigen regels overtreden.
(…)
Om het toch mogelijk te maken dat u uw standplaats kunt innemen, hebben wij besloten om een gedoogbeschikking in plaats van een vergunning af te geven.
Niet in geschil is dat eiser na het maken van bezwaar tegen het besluit van 28 februari 2011 zijn aanvraag voor een standplaatsvergunning bij winkelcentrum Stadshagen heeft geconcretiseerd voor de maandag tot en met zaterdag op een van de volgende locaties:
a. tussen de fietsklemmen aan de Belvederelaan;
De rechtbank stelt vast dat eiser geen standplaatsvergunning heeft aangevraagd voor de locatie parkeerplaats Belvederelaan. (…)
De rechtbank is van oordeel dat verweerder door toch een gedoogbeschikking te verlenen voor de locatie parkeerplaats Belvederelaan de grondslag van de aanvraag heeft verlaten. Deze handelwijze is onzorgvuldig en dus in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep tegen besluit II waarbij verweerder eiser een gedoogbeschikking heeft verleend is gegrond. Besluit II zal dan ook worden vernietigd. (…)
Volgens eiser heeft verweerder bij het nemen van besluit I ten onrechte het met ingang van 3 mei 2012 geldende nieuwe standplaatsenbeleid toegepast. (…) Volgens vaste jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (…) geldt bij een heroverweging in bezwaar (…) als uitgangspunt dat rekening moet worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen en dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. (…)
Alleen in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. De enkele omstandigheid dat een belanghebbende door toepassing van dit uitgangspunt in een ongunstiger positie komt is onvoldoende om daarvan af te wijken. (…) Ten aanzien van de stelling dat ten onrechte standplaatsvergunning zou zijn verleend aan [X] aan de Werkerlaan en het laat beslissen van verweerder geldt dat eiser daartegen rechtsmiddelen had kunnen aanwenden. Nu eiser de besluitvorming van verweerder heeft afgewacht, heeft hij het voor zijn rekening komende risico genomen dat de toepasselijk regelgeving zou wijzigen. (…)
Ten aanzien van de locaties in 2.2 onder a. (fietsenklemmen Belvederelaan) en onder b. (winkelstraat De Wade bij de roltrappen) heeft verweerder gesteld dat deze locaties niet voorkomen op de standplaatsenkaart en op basis van de criteria van het standplaatsenbeleid ook niet geschikt zijn om als standplaats te worden aangewezen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht standplaatsvergunning heeft geweigerd voor de (…) genoemde locaties. (…) Ten aanzien van de locatie in 2.2 onder c (aan de Werkerlaan) heeft verweerder vermeld dat deze standplaats weliswaar voldoet aan de criteria van de beleidsregels, maar al langer dan 5 achtereenvolgende jaren gedurende de maanden november en december in gebruik wordt genomen door dezelfde exploitant van een oliebollenkraam. Op de standplaatsenkaart is deze locatie opgenomen als seizoenstandplaats. (…) De rechtbank constateert dat het volgens de beleidsregels en de toelichting daarop niet uitgesloten is dat een seizoenstandplaats tevens als vaste standplaats wordt gebruikt. (…) Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende onderbouwd waarom de seizoenstandplaats van de oliebollenkraam aan de Werkerlaan niet mede geschikt is als vaste standplaats. Dat, zoals namens verweerder ter zitting voor het eerst is aangegeven, sprake is van een voorgestane scheiding tussen winkelgebied en marktgebied en dat die scheiding doorkruist zou worden door het innemen van een vaste standplaats op het plein van de Werkerlaan, is niet terug te voeren op de beleidsregels. Gelet op het vorenstaande is besluit I, voor zover eiser daarbij standplaatsvergunning is geweigerd aan de Werkerlaan, op de plaats van de oliebollenkraam, onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. (…)
De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit tot afwijzing van het verzoek om een standplaatsvergunning op het plein aan de Werkerlaan in stadshagen onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Onder andere naar aanleiding van de uitspraak hebben wij op 19 maart 2013 het Standplaatsenbeleid 2012 aangepast vastgesteld (…). In het beleid is de scheiding tussen markt- en winkelgebied opgenomen evenals het onderscheid tussen vaste standplaatsen en standplaatsen voor oliebollenkramen. In het belang van de verkeersveiligheid en – doorstroming is als beleidslijn gehanteerd dat geen vaste standplaatsen in de winkelstraat van een wijkwinkelcentrum of in de aanloop naar een wijkwinkelcentrum worden ingenomen. (…) In het nieuwe standplaatsenbeleid is artikel 2 aangepast en aangegeven dat het standplaatsenbeleid van toepassing is op vaste standplaatsen en standplaatsen voor oliebollenkramen. Bij het bepalen van de geschikte locaties (binnen het winkelgebied) voor de oliebollenkramen op de standplaatsenkaart is meegewogen dat deze standplaatsen slechts in de maanden november en december worden ingenomen. De impact van deze standplaatsen is, in vergelijking tot de vaste standplaatsen die gedurende het hele jaar worden ingenomen, geringer. Daarnaast hebben oliebollenkramen in deze wintermaanden een toegevoegde waarde voor de sfeer in de stad.
In geschil is of verweerder op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank Zwolle/Lelystad door de standplaats, na aanpassing van het ter zake geldende beleid, wederom te weigeren. (…) Vooreerst stelt de rechtbank vast dat in het gewijzigde beleid een onderscheid is gemaakt tussen standplaatsen en standplaatsen voor oliebollenkramen. (…) De rechtbank acht het gewijzigde beleid op deze punten niet onredelijk.
3.Het geschil
4.De beoordeling
a) [eiser 1 c.s.] naar aanleiding van zijn aanvraag van 26 augustus 2009 wegens handelen in strijd met het fair play beginsel en administratieve onzorgvuldingheid geen vergunning te verlenen en [X] wel, welke onrechtmatigheid is vastgesteld door de Ombudsman;
b) ten onrechte bij besluiten van 28 februari 2011 de aanvraag voor een standplaats af te wijzen, zoals is vastgesteld bij beslissing op bezwaar van 2 juli 2012, en ten onrechte bij besluit van 2 juli 2012 geen vergunning te verlenen maar een gedoogbesluit af te geven en de afwijzing van de plek aan de Werkerlaan op de plaats van de oliebollenkraam niet juist te motiveren, zoals is vastgesteld door de rechtbank bij uitspraak d.d. 9 januari 2013;
c) de standplaatsvergunning die [eiser 1 c.s.] had met betrekking tot de plek “Achter de Broeren” in te trekken bij afgifte van de gedoogvergunning.
4.000,00(2 punten × tarief € 2.000,00)