ECLI:NL:RBOVE:2016:3326

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
5254481 \ CV EXPL 16-3631
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een non-concurrentiebeding en agentuurovereenkomst

In deze zaak heeft Payroll Intermediair B.V. (hierna: PI cs) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die werkzaam was als handelsagent. PI cs vorderde een voorlopige voorziening om [gedaagde] te verbieden concurrerende activiteiten te ontplooien binnen de provincies Overijssel en Gelderland, en eiste betaling van een bedrag van € 25.000,00 wegens schade door schending van een non-concurrentiebeding. De procedure begon met een dagvaarding op 29 juli 2016, waarna een zitting plaatsvond op 9 augustus 2016. Tijdens deze zitting heeft PI cs haar standpunt toegelicht, terwijl [gedaagde] verweer voerde. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat PI cs niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er een geldig non-concurrentiebeding was overeengekomen. [gedaagde] betwistte de ondertekening van de agentuurovereenkomst en voerde aan dat het concurrentiebeding te ruim was geformuleerd. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende zekerheid was over de wilsovereenstemming met betrekking tot het non-concurrentiebeding, waardoor de vordering van PI cs werd afgewezen. Tevens werd PI cs veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 5254481 \ CV EXPL 16-3631
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYROLL INTERMEDIAIR B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oud Gastel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PI ZEKER & VAST B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oud Gastel,
eisende partij, hierna te noemen PI cs,
gemachtigde: mr. N.J. Moens, advocaat te Middelburg,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [X] Agenturen,
wonende te Borne,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens PI cs betekende dagvaarding van 29 juli 2016, waarbij PI cs een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
[gedaagde] heeft een verweerschrift in het geding gebracht.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 9 augustus 2016.
PI cs, vertegenwoordigd door de heer M.C. [A] (hierna te noemen [A] ) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
[gedaagde] is eveneens ter zitting verschenen.
1.4.
PI cs heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen.
[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vordering
PI cs vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening:
I. [gedaagde] te veroordelen om zich met onmiddellijke ingang na betekening van het ten deze te wijzen vonnis geen enkele activiteit meer te ontplooien welke direct of indirect
als concurrerend zou kunnen worden beschouwd aan die van Payroll lntermediair
en/of Pl Zeker & Vast, zulks binnen de provincies Overijssel en Gelderland en voor een
periode van twee jaren na het eindigen van de agentuurovereenkomst tussen Payroll
lntermediair en Pl Zeker & Vast enerzijds en [gedaagde] anderzijds, een en ander op
straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,00 voor elke overtreding
en voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zulks tot een maximum van € 250.000,00;
II. [gedaagde] te veroordelen om ter zake de in de dagvaarding genoemde vorderingen,
tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen aan Payroll lntermediair en Pl Zeker & Vast een bedrag van € 25.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de
datum der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
PI cs legt aan haar vordering, kort samengevat, ten grondslag dat tussen partijen een agentuurovereenkomst tot stand is gekomen, op grond van die overeenkomst een non-concurrentiebeding geldt, [gedaagde] dit non-concurrentiebeding heeft geschonden en hij derhalve schadeplichtig is.
[gedaagde] heeft gedurende de looptijd van de agentuurovereenkomst voor een concurrent van PI cs gewerkt. Om die reden heeft PI cs de agentuurovereenkomst op grond van artikel 7:439 lid 1 en 2 BW per e-mail van 13 mei 2016 per direct beëindigd.
Vanwege de overtreding van de boetebepaling is [gedaagde] aan PI cs een boete verschuldigd van € 25.000,00.
PI cs heeft een groot belang bij naleving van het tussen haar en een handelsagent overeengekomen non-concurrentiebeding. Indien een handelsagent overstapt naar een concurrent en daarbij alle klanten en payrollmedewerkers meeneemt gaat dit ten koste van PI cs.
PI cs betwist dat de heer [A] op de hoogte zou zijn geweest van de overstap van [gedaagde] naar Nedflex. [gedaagde] heeft erkend dat hij voor Nedflex werkzaam is.
PI cs betwist dat [gedaagde] de agentuurovereenkomst niet zou hebben getekend en dat hij enkel de pagina’s heeft geparafeerd.
Ten onrechte verwijt [gedaagde] PI cs dat PI cs onrechtmatig bedragen heeft gecedeerd.
2.2.
Het verweer
[gedaagde] concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] betwist dat PI cs een spoedeisend belang heeft. [gedaagde] was al drie jaren werkzaam voor PI cs voordat hem gevraagd werd de agentuurovereenkomst te tekenen. [gedaagde] heeft de agentuurovereenkomst niet getekend. Bovendien is het concurrentiebeding te ruim geformuleerd.
Op 3 september 2013 verzocht [A] [gedaagde] de agentuurovereenkomst te tekenen met het oog op een nadere controle van NEN en de Belastingdienst.
[gedaagde] wilde enkel tekenen indien mondelinge afspraken op schrift zouden worden gesteld. [gedaagde] heeft hiervan aantekening gemaakt op het contract.
[A] deelde [gedaagde] mee dat indien [gedaagde] zou tekenen hij nergens aan zou worden gehouden. Deze mededeling deed [A] in aanwezigheid van mevrouw [B] , werkzaam bij PI cs. [A] zei dat [B] getuige was van [gedaagde] .
[gedaagde] heeft enkel parafen gezet.

3.De beoordeling

3.1.
Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en het daaromtrent door PI cs gestelde, aanwezig.
3.2.
Voorop gesteld zij dat het hier gaat om een beoordeling van een vordering en het daartegen gevoerde verweer in een kort geding procedure, welke naar haar aard beperkingen kent wat betreft de waarheidsvinding -voor bewijslevering is daarvoor in een kort geding procedure geen plaats- en de te geven beslissingen. Die beslissingen zijn slechts voorlopig van karakter. De kantonrechter dient te beoordelen of de vordering van PI cs een zodanige kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure dat de toewijzing daarvan als voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat PI cs er niet in geslaagd is om aan te tonen dat tussen partijen een non-concurrentiebeding is overeengekomen. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij de agentuurovereenkomst heeft ondertekend. Daarnaast staat op bedoelde overeenkomst de aantekening van [gedaagde] geplaatst dat sprake is van een amendement en reeds gemaakte andere afspraken. Dit vormt een aanwijzing dat [gedaagde] niet dan wel niet onverkort heeft ingestemd met de overeenkomst en de non-concurrentiebepaling die daarvan deel uitmaakt. Een overige aanwijzing is dat de overeenkomst pas na drie jaren nadat [gedaagde] zijn werkzaamheden voor PI cs was begonnen aan [gedaagde] is aangeboden.
Bovendien staat in het e-mail bericht van 9 januari 2014, productie 7 bij het verweerschrift, van PI aan [gedaagde] vermeld: “
Bij het controleren van jouw dossier kwam ik er achter dat ik nog een getekende agentuurovereenkomst en VAR (winst uit onderneming) mis”.
Daarnaast heeft [gedaagde] gesteld dat [B] , medewerkster van PI cs, kan getuigen dat de heer [A] heeft verklaard dat [gedaagde] , indien hij zou tekenen, nergens aan zou worden gehouden. In een kort geding procedure valt niet vast te stellen met zekerheid of die mededeling is gedaan door [A] . Echter al met al bestaat onvoldoende zekerheid omtrent de wilsovereenstemming terzake het non-concurrentiebeding om de vordering van PI cs toe te wijzen.
3.4.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van PI cs tegen [gedaagde] zal moeten worden afgewezen.
3.5.
PI cs dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de kosten van de procedure.

4.De beslissing in kort geding

I Wijst de vordering af.
II Veroordeelt PI cs in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016.