ECLI:NL:RBOVE:2016:3317

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
08.730002-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vernieling in huiselijke sfeer met dodelijke afloop voor huisdier

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en eenmaal aan vernieling. De feiten vonden plaats in de huiselijke sfeer, waarbij de levensgezel van de verdachte en haar kinderen als slachtoffers en getuigen optraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel, aangeduid als [slachtoffer 1], meerdere keren heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken, bij de keel vast te pakken en in het gezicht te slaan. Daarnaast heeft hij ook zijn stiefkinderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], mishandeld. De mishandelingen vonden plaats in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015.

Een bijzonder aspect van deze zaak is de dodelijke mishandeling van een kat, die toebehoorde aan [slachtoffer 3]. De verdachte heeft verklaard dat hij de kat heeft gedood door deze tegen een muur te gooien en vervolgens te verdrinken in een bak water. Dit feit heeft de rechtbank als ernstig beschouwd, vooral omdat het een huisdier betreft dat deel uitmaakte van het gezin.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering en psychologen in overweging genomen, maar heeft besloten geen terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, gezien het aantal minder bewezen verklaarde feiten. De uitspraak benadrukt de impact van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730002-16 (P)
Datum vonnis: 30 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de FPK te Assen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. ter Braak en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. E.J. Verster, advocaat te Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
[slachtoffer 1] (meermalen) heeft mishandeld;
feit 2:
[slachtoffer 2] (meermalen) heeft mishandeld;
feit 3:
[slachtoffer 3] (meermalen) heeft mishandeld;
feit 4:
een kat heeft gedood, dan wel opzettelijk pijn en/of letsel heeft veroorzaakt bij een kat;
feit 5:
een aantal goederen heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging ten aanzien van feit 4 - dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, (telkens) zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft mishandeld,
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 1] (krachtig) aan de haren te trekken, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 1] met haar hoofd tegen een deur en/of een

muur en/of een dressoir, in elk geval enig hard voorwerp of enig goed, te slaan en/of te duwen en/of te gooien, en/of

- door (telkens) genoemde [slachtoffer 1] (krachtig) bij de keel vast te pakken of vast te grijpen, en/of door (vervolgens) (telkens) de keel van genoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of enige tijd dichtgeknepen te houden, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 1] met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 1] met de al dan niet geschoeide voet(en) tegen de (het) be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, (telkens) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 1998) heeft mishandeld,
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 2] (krachtig) bij de keel vast te pakken of vast te grijpen, en/of door (vervolgens) (telkens) de keel van genoemde [slachtoffer 2] dicht te knijpen en/of enige tijd dichtgeknepen te houden, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 2] met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 2] met de al dan niet geschoeide voet(en) tegen de (het) be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, (telkens) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1997) heeft mishandeld,
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 3] (krachtig) bij de keel vast te pakken of vast te grijpen, en/of door (vervolgens) (telkens) de keel van genoemde [slachtoffer 3] dicht te knijpen en/of enige tijd dichtgeknepen te houden, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 3] met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- door (telkens) genoemde [slachtoffer 3] met de al dan niet geschoeide voet(en) tegen de (het) be(e)n(en) en/of ( elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
4.
hij op enig tijdstip in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2010 tot 31 december 2015,
in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een dier (een kat), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op enig tijdstip in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2010 tot 31 december 2015,
in de gemeente Deventer, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een kat pijn en/of letsel heeft
veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van die kat heeft banadeeld, immers heeft hij die kat tegen een muur gegooid en/of verdronken in een bak water;
5.

hij op of omstreeks 31 december 2015, in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een salontafel en/of een glazen wand en/of een of meer ruit(en) en/of een stoel en/of een of meer pot(ten) (in/van een woning aan de [adres] aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een woningcorporatie in Deventer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: TBS-maatregel met voorwaarden) op te leggen en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit, de mishandeling(en) van [slachtoffer 3], niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat verdachte voor het gooien met een pot naar [slachtoffer 3] al voor mishandeling is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte onder feit 3 is verweten dat hij [slachtoffer 3] in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015 meerdere malen zou hebben mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en/of haar tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of haar tegen de benen en/of het lichaam te schoppen. Aldus is verdachte onder feit 3 niet tenlastegelegd dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld door een pot naar haar te gooien. Het betoog van de raadsman mist dus feitelijke grondslag, zodat de rechtbank het namens verdachte gedane niet-ontvankelijkheidsverweer verwerpt.
De rechtbank stelt aldus vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Tevens stelt de rechtbank vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 4 primair en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt van de tenlastegelegde feiten integraal dient te worden vrijgesproken, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte ontkent de feiten en stelt dat de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onderling op elkaar zijn afgestemd en dat deze om die reden onbetrouwbaar moeten worden geacht en niet kunnen worden gebruikt als bewijs.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op elkaar aansluiten in die zin dat zij melding maken van vergelijkbare incidenten met verdachte over een langere periode. De rechtbank constateert tevens dat deze verklaringen niet dusdanig eender zijn dat vermoed moet worden dat deze verklaringen op elkaar zijn afgestemd en als het ware uit één bron afkomstig zijn, zoals verdachte heeft gesuggereerd. Tevens stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van de drie bovengenoemden op onderdelen worden ondersteund door verklaringen van meerdere getuigen. De rechtbank stelt op basis van deze constateringen vast dat het door verdachte gestelde feitelijke grondslag mist. Aldus verwerpt de rechtbank het verweer van verdachte en zal zij bij haar beoordeling uitgaan van de door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen.
feit 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde (op de hierna genoemde onderdelen na) wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de proces-verbalen van de verhoren van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan vastgesteld worden dat verdachte zich omstreeks de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015 meerdere keren aan de voornoemde handelingen schuldig heeft gemaakt.
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren allen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken, bij de keel te grijpen en in het gezicht of op het hoofd te slaan. Op basis van de aangifte kan vastgesteld worden dat [slachtoffer 1] op (onder andere) 31 december 2015 is mishandeld door verdachte. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] (onder andere) omstreeks juli/augustus 2014 heeft mishandeld.
Wat betreft de vermeende mishandelingen van [slachtoffer 2] kan op basis het dossier bewezen worden dat verdachte zich hieraan in de tenlastegelegde periode tweemaal schuldig heeft gemaakt. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren allen dat verdachte [slachtoffer 2] bij de keel heeft gegrepen, waar [slachtoffer 2] een rode nek of rode striemen in zijn nek aan over heeft gehouden. [slachtoffer 2] heeft daarnaast verklaard dat verdachte hem in het gezicht heeft geslagen. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan vastgesteld worden dat het eerste incident heeft plaatsgevonden omstreeks augustus 2014 en het tweede incident omstreeks november 2015.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 1] in de tenlastegelegde periode met haar hoofd tegen een deur en/of een muur en/of een dressoir, in elk geval enig hard voorwerp of enig goed heeft geslagen, geduwd of gegooid. Evenmin kan bewezen worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen de benen of elders tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt of dat verdachte de keel van een van beiden heeft dichtgeknepen. Op basis van de afgelegde verklaringen is niet te bewijzen dat deze gestelde handelingen binnen de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden, nu de tijdsaanduiding in de aangiften en/of getuigenverklaringen ontbreekt of onduidelijk is. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze onderdelen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspreken.
feit 3
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs te vinden is voor het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 3] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015. Op basis van de afgelegde verklaringen is niet te bewijzen dat deze gestelde handelingen binnen de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden, nu de tijdsaanduiding in de aangifte en/of getuigenverklaringen ontbreekt of onduidelijk is. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 3 tenlastegelegde feit vrijspreken.
feit 4 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het tijdvak van 1 januari 2010 tot 31 december 2015 opzettelijk en wederrechtelijk een kat heeft gedood die toebehoorde aan [slachtoffer 3].
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [getuige 1] hebben allen verklaard dat verdachte een jong katje heeft gedood door deze te verdrinken. Daarnaast hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte het katje eerst tegen een muur heeft gegooid. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen op dit punt mede gelet op de stelligheid waarmee deze worden gebracht. Dat er op het punt van de door verdachte gepleegde handelingen enig licht zit tussen de verklaringen kan goed verklaard worden uit het tijdsverloop en de impact dat het gebeuren zal hebben gehad op de getuigen. Ook bewezen kan worden dat het katje tussen 1 januari 2010 en 31 december 2015 is gedood. [slachtoffer 1] heeft namelijk verklaard dat dit gebeurde toen [slachtoffer 3] 11 of 12 jaar oud was (omstreeks 2010). [slachtoffer 3] heeft verklaard dat dit is gebeurd toen zij 14 of 15 jaar oud was (omstreeks 2012).
feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 december 2015 een aantal goederen in/van een woning aan de [adres] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] kan blijken dat verdachte op donderdag 31 december 2015 spullen heeft vernield in een woning aan de [adres], waaronder een salontafel, een glazen wand, een ruit en een stoel. De verklaring van verdachte dat de salontafel kapot zou zijn gegaan doordat [slachtoffer 1] door de salontafel zou zijn gevallen, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwd en terzijde geschoven nu deze verklaring wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan de vernielingen wordt voor wat betreft de vernieling van de salontafel, de glazen schuifdeur en de ruit namelijk bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2016 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]. Aangezien deze verklaringen op hoofdlijnen overeenkomen met de verklaringen van [slachtoffer 1], acht de rechtbank deze verklaringen overtuigend en betrouwbaar.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op verschillende tijdstippen omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Deventer, telkens zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer 1], heeft mishandeld,
- door genoemde [slachtoffer 1] krachtig aan de haren te trekken, en
- door genoemde [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken of vast te grijpen, en
- door genoemde [slachtoffer 1] met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan;
feit 2
hij op verschillende tijdstippen omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Deventer, (telkens) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 1998) heeft mishandeld,
- door genoemde [slachtoffer 2] bij de keel vast te pakken of vast te grijpen, en
- door genoemde [slachtoffer 2] met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht te slaan;
feit 4 primair
hij op enig moment in het tijdvak van 1 januari 2010 tot 31 december 2015, in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een dier (een kat), toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft gedood;
feit 5
hij op 31 december 2015, in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een salontafel en een glazen wand en een ruit en een stoel (in/van een woning aan de [adres] aldaar), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een woningcorporatie in Deventer, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd,
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd,
feit 4 primair
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden,
feit 5
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling en eenmaal aan vernieling. Daarnaast heeft verdachte een kat, toebehorend aan een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, gedood. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de feiten zich hebben afgespeeld in een huiselijke sfeer en dat zijn levensgezel [slachtoffer 1] en haar kinderen het slachtoffer, dan wel getuige van de delicten, zijn geweest.
De officier van justitie heeft gevorderd dat, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. Naar het oordeel van de officier van justitie is aan de wettelijke vereisten voor oplegging daarvan voldaan. De raadsman van verdachte heeft zich tegen oplegging van deze maatregel verzet omdat deze maatregel te zwaar en vergaand is om voor deze feiten op te leggen.
De rechtbank heeft bij het nemen van haar beslissing kennis genomen van het reclasseringsadvies van 5 augustus 2016 en van wat door de heer W.M.C. Landa, als reclasseringswerker werkzaam bij Tactus reclassering, ter terechtzitting van 16 augustus 2016 is verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro-Justitia rapportages van K.N. Broek, psychiater, van 11 mei 216 en van A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog, van 12 mei 2016. In deze rapporten is geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en aan hem, in het geval de feiten bewezen kunnen worden, de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal het advies om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren volgen, maar zal aan verdachte niet de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij, nu meerdere van de onder feiten 1, 2 en 3 aan verdachte verweten gedragingen niet vallen binnen de tenlastegelegde periode, tot een fors aantal minder bewezen verklaarde feiten komt dan op basis waarvan in voornoemde rapportages is geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht gezien dit fors aantal minder bewezen verklaarde feiten de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden aan verdachte thans niet opportuun.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) vrijheidsstraf wél noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar oordeel heeft de rechtbank ook acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 juli 2016, waaruit blijkt dat verdachte (ook voor soortgelijke feiten) reeds vele malen met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voor de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, gelet op zijn strafblad, verdachte heeft te gelden als recidivist. Dit maakt dat de rechtbank een fors hogere gevangenisstraf zal opleggen dan de door de officier van justitie geëiste 195 dagen. De rechtbank zal echter ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met het feit dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal een groot gedeelte van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Al het voorgaande, in combinatie met de wettelijke regels van samenloop en aftrek, maken dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, passend en geboden acht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
2. het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
4 primair het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden;
5. het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. C.H. Beuker, rechters, in tegenwoordigheid van A.A. de Haan-Geertsema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-zuid, met nummer PL0600-2016041882. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 1 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 31-36):
(…) Ik wil aangifte doen van mishandeling gepleegd op donderdag 31 december 2015 op de locatie [adres] te Deventer. (…) Op donderdag 31 december werd mijn vriend [verdachte] uit het niets, zonder enige aanleiding boos. (…) Ook heeft [verdachte] mij geslagen. Ik voelde dat hij mij aan mijn haar trok, links achter op mijn hoofd. Ook voelde ik een hevig klap bij mijn neus. Ik voel nu ook dat mijn neus erg veel pijn doet. (…) [verdachte] heeft mij meerdere keren geslagen. (…) Ik kan mij niet herinneren of [verdachte] met de vuist of vlakke hand heeft geslagen. (…);
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 1 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 37-40):
(…) V: wat is er gisteren precies gebeurd tussen u en [verdachte]? (…) [verdachte] pakte mij bij mijn haren vast en grijpt me bij de keel. Dat doet hij ook vaker. (…) Hij heeft mij aan mijn haren getrokken. (…) Ik heb bulten op mijn hoofd. Hij heeft mij op mijn achterhoofd geslagen. Hij doet dat met zijn vuisten. (…) Het slaan deed mij ook pijn. [verdachte] heeft mij heel vaak mishandeld. (…);
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 2 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 41-44):
(…) Hij sloeg en trok mij aan de haren zoals hij dat bij iedere mishandeling deed. (…) Ik ben wel vaker door [verdachte] mishandeld. (…) Bij die mishandelingen heeft hij mij geslagen met zowel platte hand als met zijn vuisten. Hij trok mij dan aan mijn haren en greep me dan bij mijn keel en nek. (…);
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 2 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 71-73):
(…) Mijn moeder heeft sinds ongeveer 7 jaar een relatie met [verdachte]. (…) na 2 jaar begon hij ook mijn moeder te mishandelen. Ik ben daar vaak getuige van geweest. Ik zag dat [verdachte] mijn moeder dan bij de keel greep. (…) Ik heb ook vaak gezien dat [verdachte] mijn moeder met zijn vuisten sloeg. (…) Ik heb heel vaak blauwe plekken en verwondingen bij mijn moeder gezien. (…) Ongeveer anderhalf jaar geleden was ik thuis, de dochter van [verdachte] was ook bij ons. (…) Ik zag dat [verdachte] mijn moeder 1 hand bij de haren vast had. Ik zag dat hij met de andere vuist mijn moeder in het gezicht sloeg. (…);
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 13 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 78-81):
(…) Ik was 12 of 13 jaar oud toen mijn moeder een relatie kreeg met [verdachte]. (…) Toen hij drugs ging gebruiken ging het slechter. (…) Hij was niet meer de persoon die hij eerst was. (…) Ik denk dat ik toen 14 of 15 jaar oud was. We woonden toen op het adres waar we nu ook wonen. (…) Ik denk dat de mishandelingen van mijn moeder ook rond die tijd begonnen zijn. (…) Ik ben van het begin af aan getuige geweest van de mishandelingen. Ik sprong er altijd tussen om mijn moeder te beschermen. Ik zag dat [verdachte] mijn moeder bij de keel greep en aan haar haren trok. (…) Ik heb gezien dat [verdachte] als hij mijn moeder mishandelde dat hij haar aan de haren trok. Dat deed hij op zo’n manier dat er dikke plukken uit haar hoofd getrokken werden. (…) Ik heb gezien dat [verdachte] mijn moeder bij de keel pakte en haar keel dicht drukte zodat ze geen lucht meer kreeg. (…) Ik heb gezien dat mijn moeder is geslagen door [verdachte]. (…) Ik weet wel dat hij haar vooral op haar hoofd sloeg. (…).
feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 6 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 84-87):
(…) Ik doe aangifte van mishandeling, deze mishandelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 2013 tot op heden. (…) Gepleegd door de vriend van mijn moeder, [verdachte]. (…) Ik woon samen met mijn moeder en mijn zusje [slachtoffer 3] op het adres [adres] te Deventer. (…) Ongeveer anderhalf jaar geleden was ik thuis. (…) [verdachte] ging toen dreigend voor mij staan. Ik voelde dat [verdachte] mij op de bank duwde en met twee handen mijn keel dicht kneep. Ik voelde toen erge pijn. (…) [verdachte] heeft mij toen een paar keer in mijn gezicht geslagen. (…) Mijn keel was rood van de handen van [verdachte]. (…) Op 7 november 2015 heeft [verdachte] mij met zijn vuist in mijn gezicht geslagen. (…) Ik werd door [verdachte] bij mijn keel vast gegrepen. (…) Ik zag dat [verdachte] daarop zijn vuist uithaalde en mij raakte op mijn linkerwang. (…) Ik voelde pijn op de plek waar de vuist mij raakte. (…);
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 13 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 45-51):
(…) Twee jaar geleden toen [slachtoffer 2] 15 jaar oud was heeft [verdachte] hem bij de keel gegrepen. Hij greep [slachtoffer 2] met twee handen bij de keel om hem te wurgen. [slachtoffer 2] had pijn en had rode striemen in de nek staan. (…) Op 7 november 2015 is [slachtoffer 2] ook mishandeld door [verdachte]. (…) Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] de trap af kwam lopen naar beneden en dat [verdachte] hem bij de keel vastgreep. Ik zag dat hij dit met twee handen deed. (…);
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 13 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 78-81):
(…) Ik heb gezien dat [verdachte] mijn broertje [slachtoffer 2] bij de keel gegrepen heeft. (…) Ik zag dat [slachtoffer 2] rode striemen in zijn nek had staan hierdoor. (…).
feit 4 primair
1.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 13 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 45-51):
(…) Volgens mij was [slachtoffer 2] 10 jaar oud en [slachtoffer 3] 11 of 12 jaar oud. Wij hadden toen een katje gekregen. (…) Binnen een maand heeft [verdachte] dat katje omgebracht. Ik zag dat hij het katje tegen een muur gooide en tegen het hek. Hierna heeft hij het katje in een emmer met water gestopt en onder water gehouden. (…);
2.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 6 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 84-87):

(…) [verdachte] heeft ook de kat van mijn zuster [slachtoffer 3] vermoord. Ik heb gezien dat hij eerst de kat tegen de muur van de schuur gooide en daarna zag ik dat [verdachte] de kat heeft verdronken in een bak water. We hebben de kat in onze tuin begraven. (…);

3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 13 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 78-81):
(…) Toen ik 14 of 15 jaar oud was (…) heeft [verdachte] een katje van ons verzopen. Wij hadden een katje gekregen van een paar weken oud. (…) Daarna heb ik gezien dat hij met dat katje heeft lopen gooien ik zag dat hij dit katje tegen de muur aan gooide. Ik zag daarna dat hij het katje heeft verdronken. Ik zag dat hij het katje in een bak met water deed. Ik zag dat hij het katje onder water hield en weer uit het water haalde om lucht te laten happen. (…) Ik heb hem later begraven in de tuin. (…);
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 3 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 74-75):
(…) Ik herinner mij dat [verdachte] een katje heeft verdronken dat wij hadden gekregen. (…) Ik weet ook dat hij dat katje toen in een teil met water heeft gedaan omdat katje te verdrinken. Zover ik weet is dat katje toen ook dood gegaan. (…).
feit 5
1.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 1 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 31-36):
(…)
(…) Ik wil aangifte doen van (…) vernieling. (…) gepleegd op donderdag 31 december 2015 op de locatie [adres] te Deventer. (…) Ik zag dat [verdachte] in de woonkamer en in de hal allemaal spullen kort en klein sloeg. (…) De volgende spullen heeft [verdachte] kapot gemaakt (…) glazen plaat van de tafel, achterruit (…) glazen schuifdeuren (…) stoelpoot. (…);
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 1 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 37-40):
(…) V: wat is er gisteren precies gebeurd tussen u en [verdachte]? (…) Hij gooide met spullen in huis. De salontafel gooide hij kapot met een stuk ijzer. De salontafel bestond uit twee platen met glas. Hij heeft ze beide kapot gegooid of geslagen. (…) Hij heeft gegooid met van alles. Ook met de stoel heeft hij gegooid. (…) En met iets waarmee hij gooide is de schuifwand ook vernield. (…) Hij liep naar buiten en gooide het raam in. (…);
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 58):
(…) Op vrijdag 1 januari 2016 melding (…) [adres] te Deventer. (…) Ik zag dat de woonkamervloer helemaal bezaaid was met glas. Vervolgens liep ik naar de keuken en zag ik dat de keukenvloer ook bezaaid was met glas. Ik zag dat de ruit van de achterdeur stuk was. Tevens zag ik dat een glazen schuifdeur, welke zich tussen de keuken en de woonkamer bevindt, ook aan scherven lag. (…) Ik zag dat het glas in de woonkamer afkomstig was, van wat een glazen salontafel geweest is. Ik zag metalen tafelpoten midden in de berg glas liggen. (…) Ik zag dat van één van deze stoelen een poot gebroken was. (…) Ik hoorde dat [verdachte] mij vertelde dat hij met een blik bier de salontafel kapot geslagen had. (…) Ik hoorde dat [verdachte] mij vertelde dat hij ook de glazen schuifdeur vernield had met behulp van een blik bier. (…);
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 januari 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 62 en 63):
(…) op donderdag 31 december 2015 was ik thuis. (…) omstreeks 22.:30 uur heb ik met de buurman, [verdachte], een praatje gemaakt. (…) Ik hoorde hem zeggen dat hij achter de ramen eruit geslagen had. (…).