Uit de rapportage van drs. Labrijn valt op te maken dat er volgens de deskundige sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling, te weten misbruik van alcohol, thans in detentie in remissie. Daarnaast zijn disfuncties te benoemen, namelijk vermijdende trekken, een neiging tot vergaande grenzenloosheid op meerdere gebieden waardoor betrokkene in de problemen kwam en een tekort schietende impulscontrole die tezamen kunnen worden aangemerkt als een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis.
Onduidelijk is of er sprake is van een cognitieve stoornis en/of van pedofilie.
Ten tijde van het plegen van de delicten was er sprake van misbruik van alcohol. Ook was er sprake van de beschreven disfuncties. Betrokkene zegt dat hij ten tijde van het tenlastegelegde meestal onder invloed was van alcohol.
Verder is de psycholoog van oordeel dat de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het
plegen van het tenlastegelegde zodanig beïnvloedde dat het tenlastegelegde daaruit verklaard
kan worden. Verdachte werd volgens eigen zeggen beïnvloed door het alcoholmisbruik, dat
drempelverlagend werkt voor ontremd impulsief gedrag. Het is aannemelijk dat andere disfuncties (vermijding, verstoorde impulscontrole, neiging tot grenzeloosheid, eventuele pedoseksuele verlangens, mogelijke emotionele identificatie met kinderen, onvermogen tot intimiteit met volwassen vrouwen) ook een rol hebben gespeeld.
Omdat verdachtes zelfinzicht beperkt is en hij neigt onaangename waarheden en emoties (ook voor zichzelf) te verhullen en te vermijden, is geen zicht gekregen waar het zwaartepunt ligt en in welke mate de beschreven disfuncties doorwerkten.
De psycholoog kan daarom geen advies geven over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Voorts heeft de psycholoog aangegeven dat er weinig tot geen zicht is verkregen op hoe de elementen van de disfuncties en het alcoholgebruik doorwerkten ten tijde van het tenlastegelegde. Er is immers een cluster aan problemen dat kennelijk een rol heeft gespeeld zonder dat precies duidelijk is geworden welk gewicht moet worden toegekend aan de afzonderlijke disfuncties.
Volgens de psycholoog wordt het recidivegevaar ingeschat als hoog op de lange termijn, als verdachte niet behandeld wordt, indien verdachte opnieuw zorgtaken op zich neemt voor meisjes en hechte affectieve banden met hen aangaat en alcohol blijft misbruiken.
Om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen of te beperken wordt door de psycholoog een drietal mogelijkheden in het rapport benoemd.
De psycholoog acht het lastig een interventieadvies te geven nu naar haar oordeel de diagnostiek onvolledig is.
Er kan gekozen worden voor aanvullend onderzoek waarbij getracht wordt antwoord te krijgen op de onduidelijkheden in de diagnostiek.
Dat zou kunnen geschieden in een klinische observatie in het PBC. In het PBC kan een neurologisch en neuropsychologisch onderzoek verricht worden. Het is de vraag of nieuw onderzoek meer helderheid zal verschaffen, aangezien het in 2014 en 2015 verrichte onderzoek niet tot conclusies leidde. Ook zal in het PBC een milieuonderzoek verricht worden, dat afhankelijk van de medewerking van referenten informatie kan verschaffen waardoor beter zicht gekregen wordt op de geheugenproblemen, de persoonlijkheidsontwikkeling en de seksuele ontwikkeling van verdachte. In het PBC zal opnieuw een volledig psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht worden.
Een andere mogelijkheid is aanvullend ambulant een neuropsychologisch onderzoek en milieuonderzoek te laten verrichten.
Een derde mogelijkheid is een pragmatische route. Verdachte zou kunnen starten met de
beschreven behandeling en daarnaast zou op geleide van het beeld door de forensische polikliniek aanvullend onderzoek in gang gezet kunnen worden. Op geleide van het beeld zou de behandeling aangepast kunnen worden en afgestemd worden op de (on)mogelijkheden van verdachte. Deze benadering zou de voorkeur van ondergetekende genieten.
Door de psycholoog wordt geïndiceerd dat verdachte deelneemt aan een deeltijdbehandeling gericht op de preventie van seksuele delicten, zoals die bijvoorbeeld gegeven wordt bij de AFPN te Assen (Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Assen).
Er kan gedacht worden aan het kader van de gecombineerde straf waarbij een voorwaardelijk
strafdeel gekoppeld wordt aan een proeftijd van lange duur, en de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan de beschreven ambulante deeltijdbehandeling onder toezicht van de Reclassering en dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering.
Geadviseerd wordt betrokkene een lange proeftijd van bijvoorbeeld negen jaar op te
leggen, zodat de reclassering betrokkene gedurende een lange tijd (laag frequent) kan
volgen.