ECLI:NL:RBOVE:2016:3314

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
08.730105-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor brandstichting door amateuristisch vuurwerk maken met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op zijn zolder op amateuristische wijze vuurwerk heeft gemaakt. De verdachte heeft onaanvaardbare risico's genomen, wat heeft geleid tot een brand. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet opzettelijk brand heeft gesticht, maar dat zijn handelen wel aanmerkelijke onvoorzichtigheid vertoonde. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van brand door onvoorzichtig handelen. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 2000 euro betalen aan de woningstichting, eigenaar van de woning waar de brand heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de eerdere veroordeling van de verdachte voor brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730105-15
Datum vonnis: 30 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2016 en 16 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. ter Braak en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, dan wel door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te handelen, brand en/of een ontploffing heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging - dat:
hij in of omstreeks de nacht van 29 december 2014 op 30 december 2014, in de gemeente Zwolle, opzettelijk brand heeft gesticht en/of opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door, in een aan de [adres 2] gelegen woning, chemicaliën en/of vuurwerk en/of explosieve en/of brandbare en/of ontvlambare stof(fen) te verhitten en/of te verbranden en/of te mengen en/of een brandende stof of mengsel in aanraking te brengen met het interieur en/of huisraad van die woning, ten gevolge waarvan de dakplaten en/of betimmering en/of pvc-pijpen en/of het interieur en/of huisraad van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand en/of een ontploffing is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor het interieur van die woning en/of die woning en/of de belendende percelen van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor [medeverdachte] en/of voor een of meer in de belendende percelen van die woning aanwezige perso(o)n(en) , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [medeverdachte] en/of een of meer in de belendende percelen van die woning aanwezige perso(o)n(en) , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij in of omstreeks de nacht van 29 december 2014 op 30 december 2014, in de gemeente Zwolle, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een aan de [adres 2] aldaar gelegen woning doende is geweest chemicaliën en/of vuurwerk en/althans explosieve en/of brandbare en/of ontvlambare stof(en) te verhitten en/of te verbranden en/of te mengen en/of heeft hij een brandende stof of mengsel in aanraking gebracht met het interieur en/of huisraad van die woning, ten gevolge waarvan het aan zijn
schuld te wijten is geweest, dat de dakplaten en/of betimmering en/of pvc-pijpen en/althans het interieur en/of huisraad van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand en/of een ontploffing is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor die dakplaten en/of betimmering en/of pvc-pijpen en/althans voor dat interieur en/of die huisraad en/of die woning en/of voor de belendende percelen van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [medeverdachte] en/of voor een of meer in de belendende percelen van die woning aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [medeverdachte] en/of voor een of meer in de belendende percelen van die woning aanwezige perso(o)n(en) , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat haar cliënt van het primair tenlastegelegde vrijgesproken moet worden. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de raadsvrouw van mening dat niet bewezen kan worden dat gevaar voor belendende percelen of (levens)gevaar voor personen te duchten was.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. De rechtbank acht op basis van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - al dan niet in voorwaardelijke zin - het opzet heeft gehad op het veroorzaken van een ontploffing of een brand op de zolder van de woning aan de [adres 2] te Zwolle.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat verdachte heeft verklaard dat het ontstaan van de brand op de zolder niet zijn bedoeling was en dat hij dat niet heeft beoogd, wat betekent dat verdachte niet het opzet op het veroorzaken van een brand heeft gehad. De rechtbank overweegt verder dat opzet in de zin van voorwaardelijk opzet slechts aanwezig is als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg in zal treden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onaanvaardbare risico’s heeft genomen door op amateuristische wijze op de zolder vuurwerk te produceren, maar acht niet bewezen dat verdachte ten tijde van zijn handelen de aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat daardoor brand zou ontstaan. Op basis van via internet opgedane kennis is verdachte aan de slag gegaan met het vervaardigen van een vuurwerkpijl, een zogenoemde Home made sugar KNO3 rocket. Hij heeft hierbij de voorgeschreven procedure gevolgd en was in de veronderstelling dat hij alle maatregelen had genomen om de procedure veilig te laten verlopen. Op enig moment is er een steekvlam ontstaan. Het dossier biedt geen aanknopingspunten of deze steekvlam is ontstaan door de bewuste handelingen van verdachte, dan wel doordat in de mengbus nog een achtergebleven stof aanwezig was. Zo al de kans door zijn handelen op een steekvlam als aanmerkelijk is aan te merken (wat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld), dan heeft verdachte deze kans niet welbewust aanvaard en op de koop toegenomen. Contra-indicatie is daarbij ook dat het proces plaatsvond op de zolder van zijn eigen woning, waaruit blijkt dat hijzelf op voorhand zijn handelen niet als gevaarlijk heeft ingeschat.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, te weten dat het aan zijn schuld te wijten is dat er brand is ontstaan op de zolder van de woning aan de [adres 2] te Zwolle, met gemeen gevaar voor goederen als gevolg. Niet kan worden bewezen dat er zich ook een explosie heeft voorgedaan. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken. Voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet minstens sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier kan worden afgeleid dat het handelen van verdachte als zodanig kan worden aangemerkt.
Uit het proces-verbaal Sporenonderzoek blijkt dat tijdens een forensisch onderzoek op de zolder van de [adres 2] te Zwolle, een frituurpan is aangetroffen met daarin een pannetje met een onbekende grijs/witte substantie. De frituurpan stond aan en de houten beplating van het dak boven de frituurpan en enkele goederen in de omgeving van de frituurpan waren aangetast door vuur. Dit brandbeeld deed vermoeden dat er een steekvlam was ontstaan in het pannetje in de frituurpan. Dit vermoeden is door de verdachte tijdens de politieverhoren en het verhoor op de terechtzitting bevestigd.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 29 december 2014 op 30 december 2014 bezig was geweest met het fabriceren van een vuurpijl. De benodigde stoffen heeft hij in een (vermeende) lege bus Kaliumchloraat gemixt en vervolgens laten opwarmen in een pannetje in een frituurpan. Na ongeveer 10 minuten ontstond er brand in het pannetje waarbij veel hitte vrijkwam. Verdachte raakte in paniek, struikelde en viel tegen het pannetje aan toen hij probeerde weg te lopen van het vuur.
Verdachte is geen professional in het maken van vuurwerk, maar heeft op basis van een filmpje (die hij naar eigen zeggen via een YouTube kanaal heeft gevonden), een vuurwerkpijl willen maken. Ten behoeve hiervan heeft hij brandbare en/of ontvlambare stoffen gemend en vervolgens verhit. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat door het mengen en verwarmen van deze stoffen brand zal ontstaan naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten en dat de wetenschap hiervan bij verdachte kan worden verondersteld. Door uit te gaan van de betrouwbaarheid van een filmpje op een YouTube kanaal en het proces op de zolder van zijn woning te laten plaatsvinden, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gehandeld.
Door het handelen van verdachte is brand ontstaan met als gevolg dat goederen, in- of onderdeel uitmakende van de woning aan de [adres 2] te Zwolle gedeeltelijk zijn verbrand. Daardoor ontstond gemeen gevaar voor goederen in- of onderdeel uitmakende van die woning. Of levensgevaar te duchten is hangt af van de omstandigheden van het geval. Wil er sprake zijn van levensgevaar dan is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (Hoge Raad 17 februari 2009, LJN BG1653). Gelet hierop kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer worden afgeleid dat dit gevaar daadwerkelijk te duchten was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 29 december 2014 op 30 december 2014, in de gemeente Zwolle, aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een aan de [adres 2] aldaar gelegen woning doende is geweest chemicaliën en/of vuurwerk en explosieve en/of brandbare en/of ontvlambare stoffen te verhitten en/of te verbranden en/of te mengen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat de dakplaten en/of betimmering en/of pvc-pijpen en het interieur en/of huisraad van die woning gedeeltelijk zijn verbrand, en daardoor gemeen gevaar voor die dakplaten en/of betimmering en/of pvc-pijpen en voor dat interieur en/of die huisraad en/of die woning ontstond.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 158 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn van brand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft onaanvaardbaar grote risico’s genomen door op zijn zolder op amateuristische wijze te experimenteren met het maken van vuurwerk. Verdachte heeft onvoldoende stilgestaan bij de mogelijke gevolgen hiervan en het is aan zijn schuld te wijten dat er door zijn handelen een brand is ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij het proces heeft laten plaatsvinden op de zolder van zijn woning, betreffende een rijtjeswoning met aan beide zijden een bewoond woonhuis. Verdachte mag van geluk spreken dat het bij een kortstondige brand is gebleven anders hadden de gevolgen mogelijk veel ernstiger kunnen zijn.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie betrekking hebbend op verdachte d.d. 14 juli 2016, waaruit blijkt dat verdachte in 2010 is veroordeeld voor brandstichting/het veroorzaken van een explosie. Verdachte lijkt niet te hebben geleerd van zijn fouten en dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van een reclasseringsadvies van 9 juni 2016 en een psychologisch rapport van H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog, van 14 juli 2016.
Aangezien verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en er sinds het tijdstip waarop het strafbare feit is gepleegd, geruime tijd is vestreken, is de rechtbank van oordeel dat een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend is. Gelet op voornoemde factoren vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun. Wel zal de rechtbank een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 240 uren opleggen.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Woningstichting [woningstichting], gevestigd te Zwolle, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van € 2.000,-. De gevorderde schade bestaat uit het eigen risico na vergoeding door de verzekering van de bouwkundige kosten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank zal het gevorderde, te weten € 2.000,-, toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij Woningstichting [woningstichting], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf van 240 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
  • verklaart de benadeelde partij Woningstichting [woningstichting] in haar vordering ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Woningstichting [woningstichting] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. G.H. Meijer en S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van A.A. de Haan-Geertsema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Districtsrecherche IJsselland, met nummer PL0600-2014244396. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
1.
Incidentrapportage van de brandweer van 30 december 2014, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 22-27):
(…) Adres: [adres 2] te Zwolle (…) 29 december 2014 23:22 uur (…) Er komt rook uit het dak. (…) Bij aankomst blijkt een gedeelte van de zolder in brand te staan en komt er rook onder de dakpannen vandaan. (…) Bewoner(s) geven aan met het maken van vuurwerk bezig te zijn geweest. (…) Er worden verschillende chemicaliën (…) verspreid in de woning en tuin aangetroffen. (…) Aluminiumoxide, Fosforzuur, Bio ethanol, Salpeterzuur, Naftaleen, Ammoniumchloride, Kalium Nitraat, IJzeroxide, Zwavelbloem. (…);
2.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van 19 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 29-31):
(…) Op dinsdag 30 december 2014 werd door ons verbalisanten forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting gepleegd op 20 december 2014. (…) In verband met het feit dat genoemde woning deel uitmaakt van een rijtje woningen bestond er een gemeen gevaar voor goederen indien de brand zich had uitgebreid. (…) Via een vlizotrap kwamen wij op de zolder. (…) Wij zagen diverse verbrande goederen op de grond liggen en de muur was zwart van het roet. In het midden van de zolder ter hoogte van de gipswand troffen wij een frituurpan aan met daarin weer een ander bakje. In dit bakje zat een onbekende grijs witte substantie. (…) Wij zagen dat het elektriciteitssnoer in een stekkerdoos zat en dat het knopje van de frituurpan op aan stond. (…) Wij zagen dat de houten beplating van het dak recht boven de frituurpan was aangetast door vuur. Gezien dit brandbeeld is er vermoedelijk een steekvlam ontstaan in het pannetje in de vetpan waarbij de beplating werd aangetast. (…) Naast de frituurpan troffen wij twee emmers aan. (…) Op de emmers zaten de volgende etiketten: zuivere Kaliumnitraat en Ammoniumchloride. (…) Verder zagen wij dat er enkele goederen die in de omgeving van de frituurpan stonden waren aangetast door het vuur. (…) Het slachtoffer zou verklaard hebben dat hij op zolder aan het experimenteren was met verschillende stoffen om vuurwerk te maken. Hierbij gebruikte hij een frituurpan met vet en daarin een pannetje met diverse soorten poeders. Dit was fout gegaan waarbij een steekvlam vrijkwam. Aan de hand van het totale brandbeeld komt de verklaring van het slachtoffer overeen met het brandbeeld dat wij hebben aangetroffen. (…) Gezien de etiketten zijn dit uiterst brandbare stoffen die bij ondeskundig gebruik of in combinatie kunnen leiden tot uiterst brandbare mengsels. (…);
3.
De Fotobijlage, behorend bij proces-verbaal nummer: PL0600-2014244396 (pagina 32-50);
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 30 december 2014, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 58-60):
(…) Vanavond ging ik naar boven omdat ik [verdachte] hoorde gillen. Toen ik boven was hoorde ik het brandalarm afgaan. [verdachte] zei dat hij verbrand was en dat ik 112 moest bellen. (…) [verdachte] had gezegd dat hij vuurwerk ging maken. (…);
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] van 12 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 61-63):
(…) Op 29 december 2014 was ik samen met [verdachte] in mijn woning aan de [adres 2]. (…) Toen ik op de 1e etage was, zag ik dat [verdachte] de vlieringtrap af rende. Ik rook een brandlucht en zag dat het rookte op de vliering. (…) Ik zag (…) dat de vellen van zijn gezicht en handen er bij hingen. (…);
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 december 2014, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 64 en 65):
(…) Op maandag 29 december 2014 zat ik boven op de zolderkamer, ik was bezig met het fabriceren van siervuurwerk. Ik had een frituurpan aan staan met daarin olie, mijn bedoeling was om de olie heet te laten worden en ik had in de olie een klein pannetje gedaan. In dit pannetje had ik suiker gedaan en de bedoeling was om de suiker vloeibaar te laten worden. (…) vervolgens wilde ik de vloeibare suiker mengen met vuurwerkpoeder. De vuurwerkpoeder is van cat. 1 vuurwerk, die je gewoon bij de Aldi kunt kopen. Op een gegeven moment kreeg ik een steekvlam in mijn gezicht. (…);
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 66-73):
(…) Op maandag 29 december 2014 was ik in mijn woning aan de [adres 2] te Zwolle bezig met het maken van een vuurwerkpijl. Ik had legaal alle producten thuis om zo’n vuurwerkpijl te kunnen maken. (…) Ik wist via internet hoe ik een vuurwerkpijl kon maken. Ik had hiervoor al diverse sites bezocht. Op You-tube had ik een site: Home made sugar KN03 rocket. (…) Ik had al een keer een beetje gebruikt om te proberen. (…) Ik kreeg toen het idee om een grotere vuurpijl te maken. (…) Hierna heb ik de stoffen gemixt in een lege Kaliumchloraatbus. Achteraf heeft er vermoedelijk nog wat Kaliumchloraat in de bus gezeten waar ik de stoffen mee gemixt heb. Ik vermoed dat dit de brand veroorzaakt heeft. Kaliumchloraat is namelijk een zeer licht ontvlambare stof en zeker als het gemixt is met de voornoemde stoffen. (…) De gemixte stof heb ik in een metalen pannetje gedaan en heb dit in een frituurpan gezet. (…) Na ongeveer 10 minuten zag ik dat er brand ontstond in de metalen bak, waar ik de gemixte stof in had gedaan. Het vuur was maar ongeveer 20 centimeter hoog maar de hitte die daarbij vrij kwam was ondraaglijk. Dit was meer dan normaal bij een vuurtje. Ook kwam er veel rook vrij. (…);
8.
Het proces-verbaal van aangifte van 20 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 5-6):
(…) De [woningstichting] is eigenaar van de tussenwoning op het adres [adres 2] te Zwolle. (…) Uit onderzoek is mij gebleken dat er in de avond van 29 december 2014 rond 23:14 uur een brand was uitgebroken op de vliering van deze woning. (…) Ten gevolge van een korte brand op de vliering zijn de dakplaten, de betimmering aan de binnenzijde deels beroet en ingebrand. Ook is de CV installatie op de vliering onbruikbaar geworden door de grote hitte die daar moet zijn geweest. De PVC-pijpen van deze installatie zijn helemaal gesmolten. (…);
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 augustus 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
(…) In de YouTube-filmpjes maakten ze het vuurwerk ook zonder veiligheidsmaatregelen. Ze zeiden dat dit wel moest, maar deden het zelf ook niet. (…) Ik ben er mee eens dat u zegt ‘doe het niet thuis’, maar de personen op de filmpjes doen het wel gewoon thuis. (…).