ECLI:NL:RBOVE:2016:3251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
C/08/159092 / FA RK 14-1595
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling voor minderjarige in voogdij

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te verkrijgen over zijn minderjarige dochter [X], die onder voogdij staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De vader heeft zijn verzoek om eenhoofdig gezag ingetrokken en verzoekt nu om gezamenlijk gezag met de voogdijinstelling. De moeder, die ook belanghebbende is, heeft geen verzoek ingediend voor eenhoofdig gezag, maar wenst dat de huidige situatie van voogdij zonder ondertoezichtstelling blijft bestaan. De kinderrechter heeft de mondelinge behandelingen met gesloten deuren gehouden en heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter overweegt dat het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, mits zij in staat zijn om dit op een behoorlijke manier te doen. De communicatie tussen de ouders is verbeterd, en er is een structurele omgangsregeling tot stand gekomen. De Raad heeft geadviseerd om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen, maar de kinderrechter oordeelt dat er geen afwijzingsgronden zijn en dat het verzoek van de vader moet worden toegewezen. De kinderrechter heeft de vader en de moeder gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [X] en een omgangsregeling vastgesteld waarbij [X] regelmatig bij haar vader verblijft.

De kinderrechter heeft ook besloten dat er een jeugdbeschermer betrokken zal zijn om de ouders te ondersteunen in de uitvoering van het gezag en de omgangsregeling. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij stabiliteit en veiligheid voorop staan. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/159092 / FA RK 14-1595
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 22 juni 2016
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. W. Eelsing te Ter Apel,
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
de voogdijinstelling,
belanghebbende,
met betrekking tot de minderjarige:
-
[X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Voorts wordt door de kinderrechter als belanghebbende aangemerkt:
[belanghebbende],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 4 juli 2014;
- stukken van de voogdijinstelling, binnengekomen op 19 augustus 2014;
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 8 september 2014. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder,
- mevrouw [Y] , vertegenwoordigster van de voogdijinstelling,
- de heer [Z] , vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
  • stukken van de voogdijinstelling, ingekomen op 26 november 2014
  • een faxbericht van mr. W. Eelsing, ingekomen op 28 november 2014.
De mondelinge behandeling van de zaak is met gesloten deuren voortgezet op
1 december 2014. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder,
- mevrouw [Y] , vertegenwoordigster van de voogdijinstelling,
- de heer [Q] , vertegenwoordiger van de Raad.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
- stukken van de voogdijinstelling, ingekomen op 19 februari 2015.
De mondelinge behandeling van de zaak is met gesloten deuren voortgezet op
12 maart 2015. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder,
- mevrouw [Y] , vertegenwoordigster van de voogdijinstelling.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
  • stukken van de voogdijinstelling, ingekomen op 14 augustus 2015,
  • een faxbericht van mr. W. Eelsing, ingekomen op 2 oktober 2015.
De mondelinge behandeling van de zaak is met gesloten deuren voortgezet op
3 december 2015. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder,
- mevrouw [Y] , vertegenwoordigster van de voogdijinstelling,
- de heer [R] , vertegenwoordiger van de Raad.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
- een rapport van de Raad, ingekomen op 19 mei 2016.
De mondelinge behandeling van de zaak is met gesloten deuren voortgezet op
31 mei 2016. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder,
- mevrouw [Y] , vertegenwoordigster van de voogdijinstelling,
- de heer [S] , vertegenwoordiger van de Raad.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mevrouw [T] , persoonlijk begeleider van de vader bij Et-In-Te te [woonplaats 1] en aan de heer [K] , ambulant hulpverlener van de moeder bij Stichting Aveleijn.

2.De feiten

De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie is geboren het navolgende minderjarige kind:
[X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
De minderjarige is door de vader erkend.
Bij beschikking van 24 november 2010 is [X] onder voogdij gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel, thans Stichting Jeugdbescherming Overijssel, welke maatregel door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering wordt uitgevoerd.
De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.Het verzoek

De vader verzoekt de kinderrechter bij beschikking, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de vader in het vervolg gezamenlijk met de voogdijinstelling met het gezag zal worden belast over de minderjarige;
tussen de vader en de minderjarige de volgende regeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken/omgangsregeling vast te stellen: een omgangsregeling die inhoudt dat vader [X] een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij zich heeft, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.

4.Het verweer

De voogdijinstelling verzoekt de kinderrechter het verzochte onder a en b af te wijzen.

5.De beoordeling

Het gezagHet wettelijk criterium
[X] is onder voogdij gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming
& Jeugdreclassering. Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, wordt het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten ingevolge het derde lid van voormeld artikel slechts ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
Het oordeel
De kinderrechter stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, dan wel ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het gaat dan onder meer om beslissingen over medische behandelingen, schoolkeuze en het aanvragen van een paspoort, maar niet om beslissingen over de dagelijkse opvoeding. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet (blijven) worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
De kinderrechter acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandelingen voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten of de zaak langer aan te houden.
Uit de stukken en tijdens de behandelingen ter zitting is duidelijk geworden dat
vader zijn verzoek om eenhoofdig te worden belast met het gezag over [X] heeft ingetrokken. Dit verzoek behoeft verder geen bespreking. Vader heeft naast zijn verzoek om samen met de voogdij-instelling met het gezag te worden belast tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 1 december 2014 verzocht om gezamenlijk met moeder te worden belast met het ouderlijk gezag over [X] . De vader handhaaft zijn verzoek met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Mede bij monde van zijn advocaat stelt vader dat er geen redenen meer zijn om het verzoek af te wijzen. De communicatie met de moeder is verbeterd en er is sprake van een structurele omgangsregeling, welke binnenkort door BOR wordt geëvalueerd.
De moeder wil graag het gezag over [X] krijgen, maar heeft daarbij graag dat het
verder blijft zoals het is. Het is in het belang van [X] dat er rust en structuur is.
De Raad heeft geadviseerd om het verzoek van vader tot gezamenlijk ouderlijk
gezag af te wijzen en om moeder eenhoofdig te belasten met het ouderlijk gezag en om [X] bij toewijzing van het eenhoofdig gezag aan moeder onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden omdat moeder op dit moment onvoldoende in staat is om in het vrijwillig kader met passende acties en/of hulp van netwerk en instanties onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging voor [X] weg te nemen. De Raad heeft de kinderrechter inmiddels verzocht om [X] onder toezicht te stellen. Het verzoek van vader tot gezamenlijk ouderlijk gezag komt volgens de Raad te vroeg. [X] is een kwetsbaar en gevoelig meisje dat snel ontregeld raakt. Zij heeft behoefte aan stabiliteit, veiligheid en rust. In de huidige situatie is dit voldoende aanwezig.
De verhouding tussen de ouders wordt beter, maar is nog kwetsbaar en er bestaat een risico op conflicten tussen de ouders.
Zij staan niet op een lijn als het gaat over de verzorging en opvoeding van [X] . Gezien de kwetsbaarheid van [X] en de opvoedingsomgeving bestaat er nog steeds een risico voor haar ontwikkeling.
Uit het rapport van de Raad, met name het gesprek van de Raad met mevrouw
[Y] , de voogd van [X] , blijkt dat de voogd een positieve ontwikkeling heeft gezien tussen [X] en haar vader. De omgangsmomenten zijn rustig opgebouwd bij BOR en deze verlopen goed. Ook het contact tussen de ouders is aanzienlijk verbeterd. De voogd staat positief tegenover het verzoek van vader tot gezamenlijk gezag. Dit heeft zij tijdens de laatste mondelinge behandeling ter zitting desgevraagd bevestigd. Wel acht zij het dan raadzaam dat er voor langere tijd een jeugdbeschermer meekijkt met de ouders. Moeder ervaart vader als een vrij dominant persoon en moeder is daar niet altijd goed tegen opgewassen. Het is van belang dat voorkomen wordt dat er een conflict ontstaat tussen de ouders omdat dit negatief is voor de ontwikkeling van [X] . De voogd adviseert een ondertoezichtstelling.
Met inachtneming van de standpunten van verzoeker en belanghebbenden overweegt de kinderrechter als volgt. [X] is onder voogdij gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De voogdij eindigt op de dag dat het gezag over de onder zijn voogdij staande minderjarige aan een of beide ouders is opgedragen (artikel 1:281, eerste lid, onder b, BW). Vader heeft als een tot het gezag bevoegde ouder op grond van artikel 1:253c BW verzocht om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [X] . Bij toewijzing van zijn verzoek eindigt derhalve de voogdij, zodra de beschikking hiertoe in kracht van gewijsde is gegaan. Moeder heeft geen verzoek ingediend haar eenhoofdig met het ouderlijk gezag te belasten. Dat laat thans enkel de mogelijkheid open de situatie te laten zoals het is (voogdij zonder ondertoezichtstelling) of ouders gezamenlijk te belasten met het gezag.
Volgens de kinderrechter is niet aannemelijk geworden dat er sprake is een van de afwijzingsgronden zoals genoemd in 1:253c lid 2 BW zodat het verzoek van vader strekkende tot gezamenlijk ouderlijk gezag dient te worden toegewezen. De communicatie en het onderlinge vertrouwen tussen de ouders is aanzienlijk verbeterd. De ouders kunnen met behulp van BOR goed afspraken maken over de omgangsregeling en er is voldoende hulpverlening om ervoor te zorgen dat [X] niet klem of verloren zal raken tussen haar ouders. Vader woont bij [U] (Beschermd wonen) in [woonplaats 1] en wordt intensief begeleid door mevrouw [T] . Moeder wordt begeleid door de heer [K] , ambulant hulpverlener bij Aveleijn. Er is inmiddels sprake van een structurele omgangsregeling tussen vader en [X] . Moeder ziet ook dat [X] geniet van deze contacten. Vader zal ook in de toekomst betrouwbaar dienen te zijn in de afspraken met moeder en in zijn omgang met [X] en daarbij rekening houden met de kwetsbaarheid van [X] en de belangen van alle betrokkenen. De kinderrechter heeft door vaders gedrag de laatste periode en de ervaringen van de voogd er vertrouwen in dat vader het belang van [X] voorop zal blijven stellen en zo nodig adviezen daarover van de deskundige hulpverlening zal aanvaarden en opvolgen. De kinderrechter zal daarom het verzoek van vader toewijzen.
De Raad en de voogdijinstelling hebben geadviseerd om bij toewijzing van het gezag aan ouders een ondertoezichtstelling uit te spreken.
Bij afzonderlijke beschikking van de kinderrechter van 22 juni 2016 (zaaknummer
C/08/186604 / JE RK 16-859) heeft de kinderrechter [X] onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat er de komende tijd een jeugdbeschermer meekijkt met de ouders. Geen van beide ouders is bekend met ouderlijk gezag en een jeugdbeschermer zal hierbij aan ouders de nodige ondersteuning bieden. Bovendien is uit het verzoek tot ondertoezichtstelling van de Raad gebleken dat moeder op dit moment onvoldoende in staat om in het vrijwillig kader met passende acties en/of hulp van netwerk en instanties onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging voor [X] weg te nemen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
In geschil is voorts de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Uitgangspunt is
dat het kind en de ouder recht hebben op omgang met elkaar. De rechter wijst het verzoek om omgang slechts af indien sprake is van (één van) de in art. 1:253a lid 2 sub a BW bedoelde gronden, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Omgang tussen die ouder en het kind blijft achterwege, wanneer blijkt dat de totstandkoming of de uitvoering van een omgangsregeling ertoe kan leiden dat het kind klem komt te zitten of verloren raakt tussen de beide ouders als de omgang zou worden afgedwongen, met als gevolg dat de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind, of dat omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Vader handhaaft zijn verzoek om een regeling waarbij hij [X] om het weekend van
vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur ziet. Zijn advocaat stelt dat er de afgelopen tijd een stijgende lijn zichtbaar is geworden in de omgangsregeling zodat de verzochte regeling kan worden vastgesteld. Vader wil op den duur af van de weekenden waarin [X] bij een pleeggezin verblijft.
Mevrouw [Y] van de voogdijinstelling adviseert om de omgangsregeling
voorlopig te laten zoals die is. BOR heeft een opbouwend schema voor de omgangsregeling gemaakt en eind juni wordt deze regeling met BOR geëvalueerd. Daarna kan verder worden gekeken naar een eventuele uitbreiding. Mevrouw [Y] acht het voor [X] wel van belang dat zij eens per veertien dagen naar haar weekendpleegouders blijft gaan. Dit heeft [X] nodig. Vaders wens voor uitbreiding van de regeling zou gehonoreerd kunnen worden door [X] in de schoolvakanties een extra nacht bij vader te laten blijven.
Moeder refereert zich voor wat betreft de omgangsregeling aan het oordeel van de
kinderrechter. Wel vindt moeder het belangrijk dat [X] haar weekenden bij de pleegouders behoudt. Deze weekenden doen [X] goed.
De kinderrechter overweegt als volgt. Uit de stukken en tijdens de behandelingen ter
zitting is gebleken dat er inmiddels sprake is van een structurele omgangsregeling, waarbij [X] eens per maand van zaterdag 12.00 uur tot zondag om 19.00 uur en eens per maand een woensdagmiddag na schooltijd tot 17.00 uur bij haar vader is. Daarnaast verblijft [X] om de twee weken in een weekendpleeggezin in [woonplaats 3] . De kinderrechter is van oordeel dat deze regeling vooralsnog in stand moet blijven. Hij acht deze regeling op dit moment het meest in het belang van [X] . Het is voor [X] overzichtelijk en zij reageert goed op de huidige regeling. Ook de weekenden in het pleeggezin heeft zij nodig,
te meer nu zij zich gehecht heeft aan dit gezin. Met behulp van BOR is er een opbouwende regeling tot stand gekomen welke eind juni wordt geëvalueerd. Bij voornoemde afzonderlijke beschikking is [X] onder toezicht gesteld. Onder regie van de jeugdbeschermer kan in het kader van de ondertoezichtstelling in overleg met BOR en de ouders worden bepaald of, en zo ja, in hoeverre de huidige regeling kan worden uitgebreid.

6.De beslissing

De kinderrechter:
I. belast de vader met ingang van heden samen met de moeder met het ouderlijk gezag over:
[X] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
II. stelt inzake het recht van het minderjarige kind op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de navolgende regeling vast: [X] is een keer per maand op zaterdag van 12.00 uur tot zondag 19.00 uur en een keer per maand op woensdagmiddag na schooltijd tot 17.00 uur bij haar vader. Indien mogelijk zal deze regeling onder regie van de jeugdbeschermer worden uitgebreid;
III. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. A. Flos, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2016 in tegenwoordigheid van B. Vlietstra, griffier.