ECLI:NL:RBOVE:2016:3227

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
08/770128-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleiding van minderjarige via digitale communicatie en zedenmisdrijven

Op 23 augustus 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee zedenmisdrijven. De verdachte heeft een vijftienjarig meisje via digitale communicatie verleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan 'grooming', waarbij hij via het internet een vertrouwensrelatie met het slachtoffer heeft opgebouwd met als doel ontuchtige handelingen te plegen. De tenlastelegging omvatte het voorstellen van een ontmoeting met het slachtoffer en het verstrekken van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige. Tijdens de zitting op 9 augustus 2016 heeft de officier van justitie een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met de voorwaarde dat hij zich laat behandelen gedurende de proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, waarbij de benadeelde partij deels in haar vordering is ontvangen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn vastgesteld op basis van wettige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en chatgesprekken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770128-15
Datum vonnis: 23 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich heeft schuldig gemaakt aan ‘grooming’, te weten het via het Internet benaderen van een minderjarige en het opbouwen van een vertrouwensrelatie met haar met als uiteindelijk doel het mogelijk maken van seksueel misbruik;
feit 2:afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor jeugdigen, verstrekken/aanbieden/vertonen/verzenden aan een minderjarige waarvan hij weet of moet vermoeden dat deze jonger is dan zestien jaar.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging ter terechtzitting - dat:
1.
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2014 tot en met 30 december 2014 in de gemeente(n) Enschede en/of Groningen, althans in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1999), van wie verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt,
een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl verdachte daarbij enige handeling(en) heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft verdachte
  • via een chatsite en/of What’s app contact gelegd en/of onderhouden met die [slachtoffer], waarbij hij zich (in eerste instantie) voordeed als een minderjarige jongen en/of
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij foto’s en/of filmpjes van haar borsten en/of vagina wilde maken en/of naar hem toe wilde sturen en/of
  • foto’s van zijn blote penis, althans een blote penis, naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
  • foto’s en/of filmpjes van (deels) ontblote vrouwen en/of meisjes naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
  • (meermalen) sexueel getinte berichten naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
  • (daarbij) die [slachtoffer] voorgehouden dat hij, verdachte, haar wil (tong)zoenen en/of zijn vinger(s) in haar vagina wil brengen en/of zijn penis in haar vagina wil brengen en/of zijn penis in haar mond wil duwen en/of
  • (meermalen) aangedrongen op een afspraak met die [slachtoffer] en/of
  • aan haar voorgesteld om op 30 december 2014 te 11.00 uur in (de hal van) het UMCG ziekenhuis af te spreken
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2014 tot en met 30 december 2014 in de gemeente(n) Enschede en/of Groningen, althans in Nederland, (telkens) een of meer afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk -is te achten- voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond en/of verzonden aan [slachtoffer]
(geboren op [geboortedag] 1999), van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) middels een mobiele telefoon, althans een internetverbinding, (een) afbeeldingen van (zijn, verdachtes,) (een) blote penis(sen) en/of vagina('s) getoond/verzonden, waarbij het/de beeld(en) rechtstreeks werd(en) verstrekt en/of aangeboden en/of getoond aan die [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1999);

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de door verdachte in verzekering doorgebrachte dagen, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zijn behandeling bij JusTact of een soortgelijke instelling voortzet.
De officier van justitie is voorts van mening dat de civiele vordering van [slachtoffer] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Wanneer hierna wordt verwezen naar de dossierpagina’s, zijn dit de bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost, district Twente, met als dossiernummer PL0600-2015130294.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 augustus 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering;
het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2015 (blz. 38-51), inhoudende de verklaring van [slachtoffer], geboren [geboortedag] 1999, alsmede de afdrukken van foto’s op de bladzijden 58 en 63 tot en met 70 en de weergaven van gesprekken (en afbeeldingen) tussen verdachte en aangeefster op de blz. 76-122, telkens voor zover van belang.
De rechtbank overweegt nog het volgende.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte weliswaar alle onderdelen van het onder 1 tenlastegelegde heeft erkend, maar dat er juridisch gezien vrijspraak dient te volgen, omdat verdachte geen feitelijke handelingen heeft verricht tot het verwezenlijken van de afgesproken ontmoeting.
De rechtbank passeert dat verweer. Verdachte heeft met het slachtoffer een duidelijke afspraak gemaakt over datum, tijdstip en plaats van ontmoeting, te weten 30 december 2014 om 11.00 uur in de hal van het UMC ziekenhuis in Groningen.
Verdachte heeft er bij het slachtoffer bovendien op aangedrongen elkaar te ontmoeten, zoals blijkt uit de door hem gebezigde tekst (blz. 113) en hij heeft haar ook onder druk gezet door te dreigen filmpjes, die zij van haar zelf had gemaakt en naar hem had opgestuurd, te delen met anderen (blz. 78), terwijl verdachte ook zijn telefoonnummer aan haar heeft gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn die door verdachte ondernomen handelingen, met de overige bewezen verklaarde onderdelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting en vormen die handelingen een voldoende concreet begin van uitvoering van die ontmoeting met het oogmerk om seksuele handelingen met die [slachtoffer] te plegen.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 27 december 2014 tot en met 30 december 2014 in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1999), van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl verdachte daarbij enige handelingen heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft verdachte
  • via een chatsite en/of WhatsApp contact gelegd en onderhouden met die [slachtoffer], waarbij hij zich in eerste instantie voordeed als een minderjarige jongen en
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij foto’s en filmpjes van haar borsten en vagina wilde maken en naar hem toe wilde sturen en
  • foto’s van zijn blote penis, althans een blote penis, naar die [slachtoffer] gestuurd en
  • foto’s en filmpjes van (deels) ontblote vrouwen en/of meisjes naar die [slachtoffer] gestuurd en
  • meermalen seksueel getinte berichten naar die [slachtoffer] gestuurd en
  • die [slachtoffer] voorgehouden dat hij, verdachte, haar wil (tong)zoenen en zijn vinger(s) in haar vagina wil brengen en zijn penis in haar vagina wil brengen en zijn penis in haar mond wil duwen en
  • meermalen aangedrongen op een afspraak met die [slachtoffer] en
  • aan haar voorgesteld om op 30 december 2014 te 11.00 uur in de hal van het UMCG ziekenhuis af te spreken;
2.
hij in de periode van 27 december 2014 tot en met 30 december 2014 in Nederland, afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft verstrekt en aangeboden en verzonden aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1999), van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar telkens middels een mobiele telefoon, afbeeldingen van een blote penis of vagina verzonden, waarbij de beelden rechtstreeks werden verstrekt en aangeboden aan die [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1999).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 248e (feit 1) en 240a (feit 2) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en afbeeldingen van seksuele gedragingen te vervaardigen waarbij die persoon is betrokken, welk voorstel is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit 2
het misdrijf: afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken en aanbieden en verzenden aan een minderjarige, waarvan verdachte wist dat deze jonger is dan zestien jaar.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal zedenmisdrijven, waarbij hij een vijftien jarig meisje via het digitale verkeer heeft verleid. Verdachte heeft aldus inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte de feiten ernstig aan, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte wist dat het slachtoffer een kwetsbaar meisje was die in een gedwongen kader was opgenomen in het UMC ziekenhuis in Groningen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte, die thans 66 jaar oud is, niet eerder voor soortgelijke delicten met justitie in aanraking is geweest.
Over verdachte is op 17 november 2015 gerapporteerd door drs. A.J. Klumpenaar,
GZ-psycholoog. De deskundige verklaart en adviseert onder meer het volgende.
Als de levensloop van betrokkene wordt geanalyseerd dan blijkt dat hij op belangrijke
levensterreinen goed heeft gefunctioneerd. Ook in zijn jeugd zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan c.q. het ontwikkelen van psychische problematiek. Hiermee voldoet betrokkene niet aan de voorwaarden voor een persoonlijkheidsstoornis.
In gesprek met betrokkene geeft hij aan dat hij pornoverslaafd was ten tijde van het
tenlastegelegde. Ten eerste moet opgemerkt worden dat er in de literatuur veel discussie is over de validiteit en betrouwbaarheid van een verslavingsconcept dat bestaat uit het zoeken van plezierige activiteiten. Als daarnaast gekeken wordt naar de belangrijkste kenmerken van een verslaving, namelijk tolerantie, onthoudingsverschijnselen, de wens of pogingen om het gebruik te minderen en het feit dat het normale leven geen doorgang kan vinden, dan is hiervan geen sprake bij betrokkene. Derhalve is er geen sprake van verslaving in classificerende zin.
Tenslotte worden ook geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een
ontwikkelingsstoornis als ADHD en/of autisme. Evenmin zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een dementieel syndroom.
Als hij in 2013 met pensioen gaat, blijkt hij zijn dagen niet goed te kunnen invullen. Zijn kinderen zijn uit huis gegaan en hij heeft opeens heel veel vrije tijd. Hij vindt het lastig om nieuwe contacten te leggen en voelt zich regelmatig eenzaam. Tegen deze achtergrond vindt het tenlastegelegde plaats waarbij hij in toenemende mate porno kijkt op zijn laptop. Ook gaat hij, in eerste instantie uit de behoefte aan contact, naar chatrooms om gezelligheid te zoeken. Regelmatig voert hij ook seksueel getinte chatgesprekken. Hij heeft daarbij onvoldoende oog voor het soms zeer grote leeftijdsverschil tussen hem en zijn medechatters. Hij heeft behoefte aan liefde, aandacht en intimiteit, helemaal nadat zijn relatie in 2014 is beëindigd. Hij zoekt het echter op de verkeerde manier waarbij hij vanuit een onvoldoende ontwikkeld emotioneel inschattingsvermogen ook overgaat tot seksuele chatgesprekken met meisjes tussen de 14 en 18. Hij wisselt hiermee seksueel expliciet materiaal uit, wat leidt tot de tenlastelegging.
Betrokkene is reeds gestart met een ambulante behandeling. Hij is erg gemotiveerd om zijn
gedrag te veranderen. Hij vindt het heel erg dat hij met politie en justitie in aanraking is ge-
komen en is voornemens nooit meer te recidiveren. Hoewel er in engere zin geen sprake is
van een stoornis, is het zinvol om betrokkene te leren om op een meer adequate manier met
zijn emoties om te gaan. Hij is van nature vrij introvert en vindt het lastig om zijn emoties te
herkennen en verbaliseren ondanks dat hij wel last heeft van de opgebouwde spanning door
niet geuite emoties.
Aangezien er op basis van dit onderzoek geen stoornis bij betrokkene wordt vastgesteld,
wordt er geen interventieadvies gegeven. Neemt niet weg dat de reeds gestarte ambulante
behandeling van betrokkene zeker nuttig is en voortgezet dient te worden. Ook de huidige
ondersteuning van de reclassering, die ook gericht is op het uitbreiden van zijn sociale net-
werk, zal betrokkene helpen om zijn dagelijks leven meer invulling te geven.
Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een
ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Op 18 augustus 2015 is over verdachte gerapporteerd door de reclasseringswerker B.C. Bast van de Reclassering Nederland. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport, alsmede op hetgeen de getuige-deskundige Olde Klater, reclasseringswerker, ter terechtzitting heeft verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf als na te melden passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[vertegenwoordiger], wonende te [woonplaats], heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer], voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze namens de benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.114,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • immateriële schade € 2.000,--
  • reiskosten: € 114,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost immateriële schade acht de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk tot een bedrag van € 250,-- en de post reiskosten acht de rechtbank geheel voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 364,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 30 december 2014 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de reiskosten vanaf 5 augustus 2016.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Het meer gevorderde, te weten € 1.750,--, is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de immateriële schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit1 het misdrijf: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en afbeeldingen van seksuele gedragingen te vervaardigen waarbij die persoon is betrokken, welk voorstel is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit2 het misdrijf: afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken/aanbieden/vertonen/verzenden aan een minderjarige, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger is dan zestien jaar;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
  • stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich moet blijven melden bij de
Reclassering Nederland, Molenstraat 50 te Enschede zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor pornoverslaving bij JusTact of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de
aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 364,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,-- vanaf 30 december 2014 en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 114,-- vanaf 5 augustus 2016;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 1.750,--
niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016.
Mr. Stoové en mr. Wentink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.