ECLI:NL:RBOVE:2016:3153

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
08/770033-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gezinshuisouder in ontuchtzaak met minderjarige

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 16 augustus 2016, stond de verdachte, een gezinshuisouder, terecht op beschuldiging van ontucht met een minderjarig meisje. De tenlastelegging betrof handelingen die de verdachte zou hebben verricht op of omstreeks 13 september 2015 te Enschede, waarbij hij de minderjarige, die aan zijn zorg was toevertrouwd, zou hebben betast. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2016 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, heeft de beschuldigingen ontkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde handelingen: het slachtoffer en de dader. In dit geval ontkende de verdachte de beschuldigingen, wat leidde tot een situatie waarin de verklaring van het slachtoffer als enige bewijs diende. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer inconsistent was en dat er onvoldoende steunbewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er niet wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger, niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770033-16
Datum vonnis: 16 augustus 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als gezinshuisouder ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij - als gezinhuisouder en/of als pleegouder - op of omstreeks 13 september 2015 te Enschede ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1999, door terwijl voornoemde [slachtoffer] op een bed was gelegen:
- zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer] te duwen/drukken en/of (daarbij) met zijn, verdachtes, hand over de vagina, althans over de schaamstreek van die [slachtoffer] te wrijven en/of
- zijn, verdachtes, hand onder de bovenkleding van die [slachtoffer] te brengen en/of (daarbij) de borst(en) van die [slachtoffer] te strelen en/of te betasten.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd om naar redelijkheid een bedrag aan schade te schatten en vast te stellen en dit vastgestelde bedrag te vermeerderen met de wettelijk rente. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken doorgaans worden gekenmerkt door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, hetgeen ook in deze zaak het geval is, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, tenzij naast betrouwbare verklaringen van het veronderstelde slachtoffer een geringe mate van steunbewijs voorhanden is.
Ook in deze zaak zijn alle verklaringen terug te voeren op één bron, te weten aangeefster [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat haar verklaring niet steeds consistent is, waardoor getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van haar verklaring, terwijl het steunbewijs uit andere bron op essentiële punten ontbreekt. Zo heeft [slachtoffer] gedurende het audioverhoor bij de politie - afgelegd ruim twee maanden na de vermeende gebeurtenis - verschillende versies verteld over de vermeende gebeurtenis en heeft zij over de zogeheten kriebelmomenten wisselend verklaard over hoe vaak en hoe lang deze momenten al gaande waren. Tegenover haar tante en de voogd, de twee getuigen die zij de dag na de vermeende gebeurtenis heeft gesproken, wisselende verklaringen afgelegd over de volgorde van hetgeen volgens haar is gebeurd, en heeft getuige [getuige] (tante van [slachtoffer] ) vrijwel niets verklaard over de gemoedstoestand waarin [slachtoffer] verkeerde, terwijl [slachtoffer] haar een dag later en nagenoeg als eerste over de vermeende gebeurtenis heeft verteld.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat er tussen verdachte en de minderjarige iets is voorgevallen, acht de rechtbank op basis van het thans voorliggende dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.

6.De vordering van de benadeelde partij

[vertegenwoordiger] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer] zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Nu verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, is er geen grond om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [vertegenwoordiger] , wettelijk vertegenwoordiger van
[slachtoffer] , niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.
Mr. Stoové is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.