5.2Daarnaast stellen eisers zich op het standpunt dat de planschadecommissie niet als een rechtens onafhankelijke commissie kan worden aangemerkt. Daartoe hebben zij er op gewezen dat Van Zundert als adviseur verbonden is geweest aan het kantoor van Kienhuis Hoving advocaten, welk kantoor in procedures met betrekking tot de verplaatsing van Landbouwbedrijf Hemel BV een rol heeft gespeeld.
Niet in geschil is dat Van Zundert onafhankelijk is, omdat hij niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad of het college en hij ook niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. In geschil is of de schijn van partijdigheid is gewekt.
Voor zover van de zijde van verweerder in het verweerschrift is gesteld dat eisers in de gelegenheid zijn gesteld om de leden van de planschadecommissie te wraken en daarvan geen gebruik hebben gemaakt, oordeelt de rechtbank dat indien een college van burgemeester en wethouders zich ter onderbouwing van een besluit op een aanvraag
om een tegemoetkoming in planschade beroept op een advies van een onafhankelijke deskundige, het op de weg van dit college ligt zich te vergewissen van de onpartijdigheid
en het ontbreken van een schijn van partijdigheid van de geraadpleegde deskundige.
Een aanvrager mag er in beginsel op vertrouwen dat een college hieraan voldoet. Hierbij is van belang dat een college beter in staat is dan een aanvrager om na te gaan of de (beoogde) adviseur en/of zijn kantoorgenoten de gemeente, het college en/of een ander bestuursorgaan van de gemeente in het nabije verleden hebben geadviseerd en/of bijgestaan in juridische procedures.
De rechtbank stelt vast dat Van Zundert tot mei 2013 als adviseur verbonden was aan het advocatenkantoor Kienhuis & Hoving, welk kantoor op 29 november 2012 advies heeft uitgebracht aan Gedeputeerde Staten van Overijssel omtrent het antwoord op de vraag of
de verplaatsing van Landbouwbedrijf Hemel B.V. van Haaksbergen naar Geesteren binnen de kaders van de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderijen Overijssel 2005 en de daarmee samenhangende Subsidieregeling VIV heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is door een tweetal medewerkers van dit advocatenkantoor op 2 november 2011 op verzoek van verweerder een planschade-analyse uitgebracht met betrekking tot het nieuwe opvolgende bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen. Van Zundert, bekend staande als planschadespecialist, was destijds nog als adviseur aan het advocatenkantoor verbonden.
Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting bevestigd dat advocatenkantoor Kienhuis & Hoving wel vaker door de gemeente als adviseur wordt ingeschakeld en soms ook als procesvertegenwoordiger.
In dit geval heeft het college eisers hierop niet gewezen. Eerst in de bezwaarfase heeft eiseres gemachtigde, die niet bij de aanvankelijke aanvraag was betrokken, eisers op de schijn van partijdigheid gewezen en dit naar voren gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding eraan te twijfelen dat eisers niet eerder op de hoogte waren van het voorgaande.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat er grond bestaat om de schijn van partijdigheid van Van Zundert aan te nemen. Zoals de Afdeling onlangs in zijn uitspraak van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1970, heeft aangegeven kan de schijn van partijdigheid worden gewekt door een deskundige die in het ene geval door een bestuursorgaan wordt ingeschakeld om een onafhankelijk advies uit te brengen, terwijl deze deskundige of anderen die van hetzelfde samenwerkingsverband deel uitmaken, gelijktijdig of betrekkelijk kort voorafgaande aan de verlening van de opdracht tot advisering als deskundige, in een of meer andere gevallen hetzelfde bestuursorgaan, de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort of andere organen die deel uitmaken van dezelfde rechtspersoon, als advocaat of gemachtigde heeft, respectievelijk hebben bijgestaan of geadviseerd. Dat het college - of de gemeente - ten tijde van belang geen exclusieve relatie had met
Van Zundert of het kantoor waar Van Zundert als adviseur aan was verbonden doet er niet aan af dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Dat Van Zundert niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft, doet hieraan ook niet af.
Ook het gegeven dat Van Zundert inmiddels sedert mei 2013 geen advies werkzaamheden meer verricht voor genoemd advocatenkantoor en er inmiddels twee jaar waren verstreken alvorens verweerder hem de opdracht verstrekte om advies uit te brengen omtrent het onderhavige planschadeverzoek, doet hier evenmin aan af. Dit tijdsverloop is te kort gelet
op de bijzondere rol die advocatenkantoor Kienhuis en Hoving in aan deze zaak aanpalende dossiers heeft gespeeld rond de peildatum.
6. Het beroep is gegrond en het besluit dient wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd. Aangezien het advies van de planschadecommissie evenmin ten grondslag kon worden gelegd aan het primaire besluit kan ook dat besluit niet in stand kan blijven en zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat het college opnieuw dient te beslissen op het door eisers ingediende planschadeverzoek. Daartoe dient het college advies in te winnen bij een onafhankelijk en onpartijdig adviseur.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.022,36 , zijnde € 30,36 aan reiskosten (Haaksbergen – Zwolle v.v.) en € 992,-- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 496,-- en een wegingsfactor 1).