ECLI:NL:RBOVE:2016:3114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
08/760216-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor verdachte wegens meervoudige brandstichtingen met levensgevaar voor anderen

Op 10 augustus 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere nachtelijke brandstichtingen in Losser. De verdachte, geboren in 1995, heeft in de periode van 23 mei 2015 tot en met 3 oktober 2015 opzettelijk brand gesticht in verschillende woningen en voertuigen, waarbij hij het leven van anderen in gevaar heeft gebracht en gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt in de buurt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, waarvan 131 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tijdens de proeftijd is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten in het kader van jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een ambulante behandelingsverplichting. De rechtbank heeft de bekennende verklaringen van de verdachte als bewijs geaccepteerd, ondanks de verdediging die stelde dat er druk was uitgeoefend tijdens de verhoren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte de brandstichtingen heeft gepleegd en dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, en heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/760216-15
Datum vonnis: 10 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 december 2015, 1 maart 2016, 11 mei 2016 en 27 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Nettenbreijers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 23 mei 2015 tot en met 3 oktober 2015 te Losser meermalen brand heeft gesticht;
feit 2:op 10 augustus 2015 te Losser een auto in brand heeft gestoken;
feit 3:op 14 augustus 2015 te Losser brand heeft gesticht in een woning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks in de periode van 23 mei 2015 tot en met 03 oktober 2015
te Losser
(meermalen) (telkens) opzettelijk
brand heeft gesticht
= (op 23 mei 2015) (op de zolder van) een woning aan [adres 1] door open
vuur in aanraking te brengen met een handdoek en/of vervolgens die (brandende)
handdoek in een wasmachine heeft gelegd, althans in aanraking heeft gebracht
met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die wasmachine en/of de
bovenverdieping van die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan
en/of
= (op 7 juni 2015) (in de keuken van) een woning aan [adres 1] door open
vuur in aanraking te brengen met een theedoek en/of (een op die theedoek
gelegen) mobiele telefoon, althans in aanraking heeft gebracht met een
brandbare stof, ten gevolge waarvan (de keuken van) die woning geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en/of= (op 2 juli 2015) nabij een woning aan de [adres 2] door open vuur
in aanraking te brengen met papier en/of vervolgens dat (brandende) papier op
een autoband heeft gelegd van een nabij die woning geparkeerde auto, althans
in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die
auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of
= (op 3 oktober 2015) nabij/naast/op het perceel van een woning aan [adres 1]
door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of (een verpakking)
lamimaat en/of een houten schutting/houten overkapping, althans met een
brandbare stof, ten gevolge waarvan die schutting/overkapping geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor die woning(en) en/of belendende
woningen en/of auto en/of schutting/overkapping, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van die woning en/of
omwonenden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2015 te Losser
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of
(vervolgens) dat (brandende) papier op een autoband van een aan de
Kerkstraat/Bernhard Leurinkstraat/Gronausestraat geparkeerde auto (Skoda)
heeft gelegd, althans in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof
ten gevolge waarvan auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die auto, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2015 te Losser
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of
(vervolgens) dat (brandende) papier door een openstaand raam (van een woning
aan de [adres 3]) in de vensterbank heeft gelegd en/of (vervolgens) in
aanraking heeft gebracht met lamellen, althans in aanraking gebracht met een
brandbare stof ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of belendende percelen, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners en/of
omwonenden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, in elk geval gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het kader van jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen waarvan 131 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen als bijzondere voorwaarde een meldplicht en een ambulante behandelingsverplichting te worden gekoppeld, zoals nader omschreven in het uitgebrachte reclasseringsadvies van 11 juli 2016. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte een werkstraf zal verrichten van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.1.1.
standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de sub 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten integraal bewezen verklaard kunnen worden. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de diverse aangiftes, de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen en de gevolgde modus operandi welke als schakelbewijs kan fungeren.
5.2.1
standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de aan verdachte ten laste gelegde brandstichtingen bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van de brandstichtingen in de woning aan [adres 1] te Losser op 23 mei 2015 en 7 juni 2015.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte de onder 1 opgenomen brandstichtingen voor zover gepleegd op 2 juli 2015 en 3 oktober 2015, en de onder 2 en 3 opgenomen brandstichtingen, respectievelijk gepleegd op 10 augustus 2015 en 14 augustus 2015, heeft begaan.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 maart 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaringen van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 17 augustus 2015 (pag. 165);
Het proces-verbaal forensisch onderzoek van 13 augustus 2015 (pag. 167);
De processen-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 3 oktober 2015 (pag. 82 en 84);
Het proces-verbaal forensisch onderzoek van 4 november 2015 (pag. 90);
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 10 augustus 2015 (pag. 192);
Het proces-verbaal sporenonderzoek van 21 augustus 2015 (pag. 194);
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 14 augustus 2015 (pag. 206);
Het proces-verbaal forensisch brandonderzoek van 21 augustus 2015 (pag. 208).
Ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde brandstichtingen op 23 mei 2015 en 7 juni 2015 overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens een zich bij de stukken bevindend Incidentenrapport met nummer 52109 komt er op 23 mei 2015 te 4:27:50 uur bij de brandweer en de politie een melding binnen betreffende een zolderbrand in de woning aan [adres 1] te Losser. Op de zolder van de woning is brand ontstaan in een aldaar aanwezige wasmachine. De bewoners en de buren van de betreffende woning zijn uit de woning gegaan. Op 04:43:32 wordt het sein “brand meester” gegeven.
Op 7 juni 2015 te 5:13:22 uur komt er blijkens een zich bij de stukken bevindend Incidentenrapport met nummer 57760 bij de brandweer wederom een melding binnen betreffende een brand in genoemde woning aan [adres 1] te Losser. Dit keer is brand ontstaan in de keuken van de woning, waarbij een mobiele telefoon die aan het opladen was mogelijk vlam heeft gevat.
De verdachte heeft met betrekking tot de brand van de voormelde wasmachine op 4 oktober 2015 bij de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op een vrijdag- of zaterdagnacht thuis kwam en naar de zolder is gegaan. Daar heeft hij een handdoek gepakt,deze aangestoken met een aansteker en deze handdoek vervolgens in de wasmachine gelegd. De wasmachine was op dat moment leeg en stond niet aan. Het duurde hooguit drie minuten voordat de handdoek brandde. Hierna is verdachte terug gegaan naar zijn slaapkamer, waarbij hij het deurtje van de wasmachine open heeft laten staan zodat er zuurstof bij zou komen. Verdachte voelde opwinding omdat hij wel wilde dat het goed ging branden en hij hoge vlammen zou zien. Verdachte wist dat zijn ouders, broertje en de hond in huis waren.
Met betrekking tot de brand van de adapter op 7 juni 2015 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij deze ook heeft veroorzaakt. Iedereen lag toen al in bed. De adapter lag aan de lader op een theedoek bij het koffiezetapparaat op het aanrecht. Verdachte heeft die theedoek aangestoken met een aansteker, waarna hij naar bed is gegaan.
Door verdachte is gesteld dat hij bij boven vermelde verhoren een dusdanige druk heeft ervaren, dat hij de hiervoor weergegeven bekennende verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. In het dossier bevinden zich diverse processen-verbaal waarin de verhoren van verdachte op schrift zijn weergegeven, een en ander door middel van vraag en antwoord. Verdachte is tussen de verhoren door in de gelegenheid geweest om met zijn raadsvrouw in overleg te treden. Ook vóór de verhoren waarin verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, heeft contact tussen verdachte en zijn raadsvrouw plaatsgevonden. Ook werden de verhoren afgewisseld met lunch en koffiepauzes.
Kennis genomen hebbend van de vastgelegde politieverhoren stelt de rechtbank vast dat deze verhoren zich zowel voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte als de zakelijke verhoren kenmerken door een rustig verloop van het gesprek en een bijbehorende opstelling van de verhoorders en verdachte. Er is ook sprake van een redelijk overkomend verhoorschema waarin, zoals gezegd, ruimte is opgenomen voor contact met zijn raadsvrouw. Verdachte beantwoordt de vragen van de verhoorders weloverwogen. Op grond van deze feitelijke gang van zaken wordt door de rechtbank niet aannemelijk geacht dat op verdachte op enig moment druk is uitgeoefend, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat verdachte zijn verklaringen niet in vrijheid heeft afgelegd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hiervoor omschreven wijze van verhoor niet in strijd is met het in artikel 29, eerste lid, Wetboek van Strafvordering vervatte pressieverbod en er door de verhoorders geen ongeoorloofde middelen zijn gebezigd. De bekennende verklaringen van verdachte kunnen dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen kunnen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dragen dat verdachte de ten laste gelegde branden op 23 mei 2015 en 7 juni 2015 heeft gesticht. Naast het wettig bewijs bestaat ook de overtuiging dat verdachte voor deze branden verantwoordelijk kan worden gehouden, te meer nu uit de bekennende verklaringen aangaande de wijze van brand stichten ook blijkt dat verdachte beschikt over daderinformatie die hem niet door de politie in de mond is gelegd.
Het standpunt van de verdediging dat de brandweer ten aanzien van de branden op 23 mei 2015 en 7 juni 2015 heeft geoordeeld dat er geen sprake was van brandstichting, deelt de rechtbank niet. De incidentenrapporten die zich in het dossier bevinden, kunnen die conclusie niet dragen.
Voor alle brandstichtingen die aan verdachte worden verweten geldt dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, dan wel levensgevaar voor anderen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de kwalificatie hiervan te worden uitgegaan van de algemene ervaringsregels en niet van de omstandigheid of verdachte dit gevaar zelf heeft kunnen voorzien (Hoge Raad 17 februari 2009, LJN BG1653).
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 23 mei 2015 tot en met 03 oktober 2015
te Losser opzettelijk brand heeft gesticht
= (op 23 mei 2015) op de zolder van een woning aan [adres 1] door open
vuur in aanraking te brengen met een handdoek en vervolgens die brandende
handdoek in een wasmachine te leggen, ten gevolge waarvan die wasmachine en de
bovenverdieping van die woning gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan
en
= (op 7 juni 2015) in de keuken van een woning aan [adres 1] door open
vuur in aanraking te brengen met een theedoek en een op die theedoek
gelegen mobiele telefoon, ten gevolge waarvan de keuken van die woning
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en
= (op 2 juli 2015) nabij een woning aan de [adres 2] door open vuur
in aanraking te brengen met papier en vervolgens dat brandende papier op
een autoband te leggen van een nabij die woning geparkeerde auto, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en
= (op 3 oktober 2015) nabij/naast/op het perceel van een woning aan het [adres 1]
door open vuur in aanraking te brengen met papier en een verpakking
lamimaat en een houten schutting/houten overkapping, ten gevolge waarvan die schutting/overkapping gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op 10 augustus 2015 te Losser opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en
vervolgens dat brandende papier op een autoband van een aan de
Kerkstraat/Bernhard Leurinkstraat/Gronausestraat geparkeerde auto (Skoda)
te leggen,
ten gevolge waarvan auto gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij op 14 augustus 2015 te Losser opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en
vervolgens dat brandende papier door een openstaand raam van een woning
aan de [adres 3] in de vensterbank te leggen en vervolgens in
aanraking te brengen met lamellen, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 157 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd,
en het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich in relatief korte periode schuldig gemaakt aan meerdere nachtelijke brandstichtingen. Hiermee heeft verdachte het leven van anderen in gevaar gebracht en gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt teweeggebracht. Daarnaast is door het handelen van verdachte aanzienlijke materiële schade ontstaan. Brandstichting is een
gevaar zettend en voor de omgeving bedreigend delict, waarvoor in beginsel een vrijheidsstraf van langere duur op zijn plaats is. Daarbij moeten de individuele omstandigheden van het geval bij de bepaling van de hoogte van de straf echter niet uit het oog worden verloren. In dat verband acht de rechtbank de persoon en de persoonlijke omstandigheden alsmede de houding van verdachte ter terechtzitting van belang. Uit diens houding en uit hetgeen hij ter zitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat verdachte er inmiddels van doordrongen is dat hij met zijn gedrag alle perken te buiten is gegaan en dat hij ter voorkoming van dergelijk gedrag is aangewezen op professionele hulp en steun.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook kennis genomen van een klinisch multidisciplinaire rapportage van het Forensisch Centrum Teylingereind omtrent verdachte van 7 juli 2016, opgemaakt door mevr. drs. M. Hulshof en drs. B.G.J. Gunnewijk, respectievelijk als GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan genoemde instelling. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een onderontwikkeld gevoelsleven. Deze gebrekkige ontwikkeling is van invloed geweest op de ten laste gelegde feiten in die zin, dat er een samenhang kan worden gezien tussen de geneigdheid van betrokkene tot verdringen en loochenen en het komen tot acting-out gedrag. Verdachte dient op grond van een en ander als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De met genoemde gebrekkige ontwikkeling van betrokkene samenhangende sterke neiging om negatieve gevoelens en herinneringen te verdringen en te loochenen, kan leiden tot ophoping en frustraties en onvrede, waarbij alcoholgebruik de functie heeft deze gevoelens te verdringen en tevens een ontremmende werking heeft op betrokkene, waardoor hij makkelijker aansluiting vindt bij anderen.
Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene, is het van groot belang dat hij een intensieve therapeutische behandeling volgt, waarbij gewerkt zal dienen te worden aan de ontwikkeling van betrokkenes gevoelsleven. Hij zal moeten leren te luisteren naar wat er in hem leeft en daar op adequate wijze uiting aan te geven. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het gezin waar betrokkene deel van uitmaakt moeilijk stil staat bij negatieve ervaringen en frustraties en daarom is het van groot belang dat ook de gezinsleden bij de behandeling betrokken worden.
Geconcludeerd wordt bij de afdoening van de zaak het jeugdstrafrecht toe te passen. Contra-indicaties in de zin van een justitiële voorgeschiedenis, pedagogische onmogelijkheden, criminele levensstijl en/of psychopatische trekken, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 11 juli 2016, waaruit onder meer blijkt dat verdachte in het kader van zijn delictgedrag recent is gestart met individuele behandeling bij de forensische polikliniek van Transfore, alwaar ook nog systeemtherapie zal worden opgestart.
De reclassering adviseert in navolging van het forensisch centrum Teylingereind verdachte te berechten onder het jeugdstrafrecht.
De rechtbank acht de conclusie van de beide hiervoor genoemde gedragsdeskundigen ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid goed en gedetailleerd onderbouwd en zij neemt deze over. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank dat de verdachte ten tijde van de strafbare feiten 19 jaar oud was. Uit de opgemaakte voorlichtingsrapportages en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte bij zijn ouders woont en een opleiding volgt. Verdachte realiseert zich terdege dat hij ondersteuning nodig heeft, in verband waarmee hij bereid is professionele hulp en begeleiding te accepteren. In dat kader is inmiddels al gestart met individuele behandeling bij de forensische polikliniek van Transfore. De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande en gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, aanleiding om op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr en jeugdstrafrecht toe te passen.
Alles afwegende en rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een gecombineerde jeugddetentie voor de duur zoals door de officier van justitie gevorderd geboden en passend is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van twee jaar verbinden, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een (ambulante) zoals nader geformuleerd in het door de reclassering uitgebrachte adviesrapport. De rechtbank zal gelet op hetgeen namens de Reclassering Nederland ter terechtzitting naar voren is gebracht het toezicht opdragen aan Reclassering Nederland, ondanks de toepassing van het jeugdstrafrecht.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14d, 27, 57, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • meermalen gepleegd, en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten
is, meermalen gepleegd;feit 2: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten
is;
feit 3: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten
isen
,
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten
is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de Reclassering Nederland overeenkomstig het bepaalde in artikel 77aa, vierde lid Sr op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.
Mr. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2015482289. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Een door de brandweer Losser opgesteld Incidentenrapport met nummer 52109, onder meer vermelde:
Locatie
Adres: [adres 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Losser
Melding
Tijdstip melding: 23-5-2015 4:27:50
Tijdstip einde: 23-5-2015 6:14:06
Naam melder: bewoners
Meldingsclassificatie:
Discipline Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
Brandweer Brand Gebouw 01 Woning/woongebouw
Politie Brand Gebouw 01 Woning/woongebouw
Karakteristieken
Onderdeel gebouw zolder
Ingezette ploegen
Ploegnaam Kazernenaam Omschrijving Inzet
LSR Korps Losser 1 Korps 23-05-2015 04:28:33
Nader bericht
Tijd Beschrijving
04:28:19 zolderbrand
04:30:02 wasmachine op zolder in brand, mensen gaan uit de woning.
04:36:25 volgens politie rook uit het dak, bewoners en buren uit de woning
04:43:32 brand meester.
Een door de brandweer Losser opgesteld Incidentenrapport met nummer 57760, onder meer vermelde:
Locatie
Adres: [adres 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: Losser
Melding
Tijdstip melding: 7-6-2015 5:13:22
Tijdstip einde: 7-6-2015 7:14:50
Naam melder: bewoners
Meldingsclassificatie:
Discipline Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
Brandweer Brand Gebouw 01 Woning/woongebouw
Politie Brand Gebouw 01 Woning/woongebouw
Karakteristieken
Onderdeel gebouw keuken
Ingezette ploegen
Ploegnaam Kazernenaam Omschrijving Inzet
LSR Korps Losser 1 Korps 07-06-2015 05:16:06
Nader bericht
Tijd Beschrijving
05:13:58 keukenbrand
05:28:30 doorslag naar boven, middelbrand
06:37:32 oorzaak is telefoon die aan het opladen was in de keuken; lag naast een
koffiezetapparaat
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 4 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
- als vraagstelling van verbalisanten:
Hoe voel je de behoefte om brand te stichten.
- als verklaring van de verdachte:
Stel je komt thuis en je hebt dan het gevoel “zou ik nog iets in brand kunnen steken”. Ik denk dat ik dan ging zoeken naar dingen. Ik denk dat je dan puur op zoek gaat.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wij denken dat het al eerder is begonnen dan met de auto’s. Denk daar eens goed over na.
- als antwoord van verdachte:
De wasmachine heb ik wel gedaan.
- als opmerking van verbalisanten:
Verdachte wordt emotioneel. Er wordt een kleine koffiepauze gehouden.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Vertel eens alles over die brand van de wasmachine dit jaar.
- als antwoord van verdachte:
Ik kwam op een vrijdag op zaterdagnacht thuis. Ik weet hoe ik het aangestoken heb, toen ben ik in bed gaan liggen dn toen zag ik dat het brandde.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Hoe ging het aansteken.
- als antwoord van verdachte:
Ik ben naar zolder gegaan, in heb en handdoek gepakt die daar lag, aangestoken met een aansteker en in de wasmachine gelegd. De wasmachine was leeg en er zat gen was in. Hij stond ook niet aan.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Hoe lang duurde het voordat de handdoek brandde.
- als antwoord van verdachte:
Niet zo heel lang, dat brandde zo. Hooguit 3 minuten.
- Hoe lang duurde het toen je de aansteker bij de handdoek hield.
- als antwoord van verdachte:
De handdoek brandde zo.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wat dacht je voordat je naar boven liep.
- als antwoord van verdachte:
Hoe ik het aan zou pakken. Hoe ik het aan zou steken. Hoe ik het zou doen.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wanneer kreeg je die gedachten.
- als antwoord van verdachte:
Toen ik thuis kwam. Toen dacht ik om de wasmachine in brand te steken. Ik ging toen nadenken hoe het aan te steken. Ik heb de aansteker van mijn nachtkastje gepakt en ben toen naar de zolder gelopen. Ik had de aansteker in mijn rechterhand. Ik zag een stapel wasgoed liggen voor de wasmachine. Ik heb hier een handdoek van gepakt en toen heb ik de aansteker bij de handdoek gehouden. Toen ik zag dat het ging branden, heb ik het in de wasmachine gelegd in de trommel.
- als vraagstelling van verbalisanten:
En toen.
- als antwoord van verdachte:
Toen ben ik naar mijn slaapkamer gegaan. Ik had het deurtje van de wasmachine open laten staan zodat er zuurstof bij kwam. Ik weet wel hoe een brand ontstaat.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Toen je in bed lag te wachten, wat voelde je toen, wat dacht je toen.
- als antwoord van verdachte:
Ik voelde opwinding of het zou lukken, maar ook angst omdat mijn ouders en mijn broertje en de hond in huis waren. Ik voelde opwinding omdat ik wel wilde dat het goed ging branden, dat ik hoge vlammen zou zien.
- als opmerking van verbalisanten|:
Verdachte wordt emotioneel en er wordt een korte rookpauze ingelast. Na ongeveer 15 minuten wordt het verhoor hervat.
- als vraagstelling van verbalisanten:
En [verdachte], hoe gaat het nu.
- als antwoord van verdachte:
Wel goed. Ik wil nog wel wat zeggen. Van die adapter heb ik ook gedaan.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Vertel eens over die adapter.
- als antwoord van verdachte:
Iedereen lag al wel in bed. Ik heb die theedoek aangestoken ook met een aansteker. De adapter lag op de theedoek bij et koffiezetapparaat op het aanrecht. De telefoon lag ’s nachts altijd aan de lader. Ik en toen naar bed gegaan.