ECLI:NL:RBOVE:2016:3083

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
08.730157-16 en 08.730605-15 (ttzgev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van mobiele telefoon en portemonnee met geweld door meerdere personen

Op 9 augustus 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstallen van een mobiele telefoon en een portemonnee op de openbare weg. De rechtbank oordeelt dat deze feiten ernstig zijn en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanuit vergelding en generale preventie op zijn plaats is. Echter, gezien de inhoud van een reclasseringsrapport, wordt ook de nadruk gelegd op de behandeling van de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet laten behandelen.

De zaak betreft twee parketnummers: 08.730157-16 en 08.730605-15. De verdachte heeft op 24 december 2015 in Zwolle samen met anderen een mobiele telefoon van een slachtoffer gestolen. Op 27 september 2015 heeft hij ook een portemonnee en fietssleutel van een ander slachtoffer gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar heeft vrijspraak bepleit voor het geweld en de diefstal van de fietssleutel.

De rechtbank heeft de verdachte voor de diefstal van de mobiele telefoon en de portemonnee schuldig bevonden, maar niet voor de diefstal van de fietssleutel. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de op te leggen straf bepaald, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, maar de vordering voor materiële schade is deels niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730157-16 en 08.730605-15 (ttzgev) (P)
Datum vonnis: 9 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer: 08.730157-16
op 24 december 2015 te Zwolle, tezamen en in vereniging, een mobiele telefoon van het merk Sony van [slachtoffer 1] heeft gestolen en
parketnummer: 08.730605-15
op 27 september 2015 te Zwolle, een fietssleutel en een portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt, welk geweld bestond uit het vasthouden van [slachtoffer 2] bij diens middel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
parketnummer: 08.730157-16
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk Sony), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
parketnummer: 08.730605-15
Hij op of omstreeks 27 september 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en/of een fietssleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, die [slachtoffer 2] bij diens middel althans het lichaam heeft vastgehouden en/of (vervolgens) diens portemonnee en/of fietssleutel heeft afgepakt en/of
onder zich heeft gehouden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder de parketnummers 08.730157-16 en 08.730605-15 ten laste is gelegd. Ten aanzien van het onder parketnummer 08.730605-15 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de fietssleutel heeft gestolen alsook geweld heeft toegepast. De officier van justitie heeft voor dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de onder parketnummer 08.730605-15 tenlastegelegde diefstal van de fietssleutel en het toegepaste geweld. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt.
Voor het overige tenlastegelegde heeft zijn cliënt een bekennende verklaring afgelegd.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Het onder parketnummer: 08.730157-16 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat op 25 december 2015 [slachtoffer 1] aangifte bij de politie heeft gedaan van diefstal van zijn mobiele telefoon van het merk Sony Experia M4.
De aangever heeft verklaard dat hij op 24 december 2015 omstreeks 19.00 uur stond te wachten op de Jufferenwal te Zwolle.
Op een gegeven moment werd aangever benaderd door drie jongens. Eén van de jongens vroeg aan hem of hij wat moest kopen en of hij geld bij zich had.
Hierna zag hij dat één van de jongens, te noemen persoon 1, de oordopjes van aangever uit zijn jaszak pakte en die vervolgens weer terug stopte. Persoon 2 pakte bij aangever zijn telefoon uit zijn broekzak. Aangever zag dat persoon 2 de telefoon direct in zijn eigen broekzak stopte. Persoon 2 liep daarop weg bij aangever. Kort hierop liepen ook de andere twee jongens weg. Aangever heeft de achtervolging ingezet en heeft aan persoon 2 zijn telefoon teruggevraagd. Persoon 2 had de telefoon echter niet meer bij zich.
Aan de hand van foto’s op Facebook kon aangever de drie jongens identificeren.
Persoon 1 was volgens aangever genaamd [medeverdachte 1].
Persoon 2 heeft aangever geïdentificeerd als [verdachte], oftewel verdachte.
Persoon 3 heeft aangever geïdentificeerd als [medeverdachte 2].
De rechtbank overweegt vervolgens dat verdachte op 3 januari 2016 bij de politie heeft verklaard dat hij op die dag een vriend van hem tegenkwam bij de Mediamarkt te Zwolle. Zijn vriend stond te praten met een andere jongen. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat die vriend van hem in de zakken van de jongen stond te kijken. Verdachte is toen naar de onbekende jongen toegelopen en heeft de mobiele telefoon uit de zak van de jongen gepakt. Verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het incident aanwezig waren.
Verdachte heeft naar eigen zeggen nadat hij de telefoon had afgenomen, deze aan [medeverdachte 1] gegeven.
Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij later de telefoon van [medeverdachte 1] heeft teruggekregen en de telefoon in het huis van zijn oma heeft verstopt.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij niet bij de diefstal aanwezig is geweest en ontkent de diefstal.
Op 12 januari 2016 heeft [medeverdachte 2] de volgende verklaring bij de politie afgelegd.
[medeverdachte 2] heeft desgevraagd door de politie verklaard dat hij op 24 december 2015 samen met verdachte en [medeverdachte 1], toen de telefoon werd gestolen, bij de Mediamarkt heeft gestaan. Hij heeft voorts verklaard dat hij daar gewoon stond en dat hij op een gegeven moment hoorde dat er een telefoon was gestolen. [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard niet te hebben gezien wie de telefoon uit de jas van aangever heeft gepakt.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat uit de Kennisgeving van inbeslagneming
d.d. 3 januari 2016 valt op te maken dat de bewuste telefoon in de woning van de oma van verdachte, aan de [adres 2] te [plaats], op aanwijzingen van verdachte in een kast onder de trap is aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank
Gezien voornoemde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het medeplegen eveneens wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte en de verklaring van verdachte valt op te maken dat [medeverdachte 1] en verdachte beide een significante rol in het geheel hebben vervuld. De bewezenverklaarde materiële bijdrage van beide verdachten aan het delict is van voldoende gewicht zodat de rechtbank de samenwerking tussen deze personen zo nauw en bewust acht dat van medeplegen mag worden gesproken en dat de kwalificatie van medeplegen gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt dat voor het tenlastegelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Het onder parketnummer: 08.730605-15 tenlastegelegde
Op 27 september 2015 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van diefstal van zijn fietssleutel en zijn portemonnee.
Aangever heeft verklaard dat hij op 27 september 2015 in Zwolle naar het Maagjesbolwerk liep teneinde zijn fiets te pakken. Ter hoogte van Mizu stond een groepje jongens naar muziek te luisteren. Aangever was op zoek naar zijn fiets en had de fietssleutel in zijn hand. Toen hij de jongens dichter was genaderd voelde hij ineens twee armen rond zijn middel. Hij zag en voelde dat de fietssleutel uit zijn hand werd gepakt. Vermoedelijk door een van de jongens uit de groep. Toen aangever terug wilde lopen naar zijn vrienden werd zijn portemonnee uit zijn rechterachterbroekzak gepakt. Aangever heeft echter niet gezien wie zijn portemonnee pakte. Aangever heeft wel gezien dat zijn portemonnee in de groep jongens werd doorgegeven. Nadat aangever zijn vrienden op de hoogte had gesteld hoorde aangever dat een vriend van hem de portemonnee van een van de jongens van de groep had afgepakt.
Uit de portemonnee waren twee pinpassen ontvreemd.
Op 28 september 2015 heeft aangever aanvullend verklaard dat hij de fietssleutel in zijn linkerhand had. Aangever zag dat uit de groep van tien jongelui drie jongens zijn fietssleutel wilden afpakken. Hij voelde dat hij geduwd werd en dat er aan hem getrokken werd. Hij had zijn linkerhand tot een vuist gebald zodat men zijn sleutel niet kon afpakken. Omdat aangever bang werd heeft hij toch de sleutel uit zijn hand op de grond laten vallen. Daarna voelde en zag hij dat een lange jongen, iets getint, met een donker petje met wat kleurtjes, zijn portemonnee welke aangever in zijn rechter kontzak had zitten uit die broekzak haalde. Aangever zag vervolgens dat er diverse pasjes uit zijn portemonnee gehaald werden. Aangever heeft zijn portemonnee teruggekregen doordat een kennis van hem, [getuige], de portemonnee terugpakte van die jongen. Aangever mist nog zijn bankpassen en zijn fietssleutel.
De rechtbank overweegt vervolgens dat op 27 september 2015 [getuige] bij de politie heeft verklaard getuige te zijn geweest van de beroving van zijn buurjongen [slachtoffer 2].
Toen de getuige samen met vrienden ter hoogte van de Jufferenwal liep, hoorde hij aangever schreeuwen dat hij beroofd was van zijn portemonnee. Daarna is de getuige het Maagjesbolwerk opgelopen en zag een jongen staan die een portemonnee vasthield. De jongen was de portemonnee aan het bestuderen en verwijderde een aantal pasjes.
Getuige zag vervolgens dat de jongen een ID-kaart uit de portemonnee haalde die de getuige herkende als de ID-kaart van de aangever. Getuige heeft vervolgens de portemonnee uit de handen van de jongen getrokken.
De rechtbank overweegt verder dat uit het proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 september 2016 valt op te maken dat de politie ter plaatse het verhaal van aangever heeft aangehoord en dat daarop door aangever de verdachte is aangewezen.
Verdachte heeft d.d. 27 september 2015 bij de politie verklaard dat hij de avond daarvoor de stad was ingegaan en behoorlijk veel jenever had gedronken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de portemonnee half uit de broekzak van aangever zag steken en toen de portemonnee uit de kontzak van aangever heeft gepakt. Het was meer bedoeld als een grapje. Verdachte heeft voorts verklaard dat het mogelijk is dat hij aangever heeft omklemd en zijn fietssleutel heeft afgepakt, maar dat hij zich dit niet meer kan herinneren. Ter terechtzitting van 2 augustus 2016 heeft verdachte hierover verklaard dat als hij dat gedaan zou hebben dat hij zich dat zou herinneren.
Het oordeel van de rechtbank
Gezien voornoemde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fietssleutel heeft gestolen alsmede geweld daarbij heeft toegepast.
De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte de portemonnee heeft gestolen en acht dit gedeelte van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt dat voor het tenlastegelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08.730157-16 en 08.730605-15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer: 08.730157-16
hij op 24 december 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk Sony), toebehorende aan [slachtoffer 1];
parketnummer: 08.730605-15
hij op 27 september 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2].
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08.730157-16 en 08.730605-15 tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 57, 310 en 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
diefstal.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren alsmede één maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden de door de Reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling bij Dimence en deelname aan begeleid wonen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte de nodige problemen heeft en hard werkt om alles op te lossen. Zo wordt zijn cliënt reeds begeleid door WZCO en Dimence en heeft hij een dagbesteding.
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie doch geeft de voorkeur aan een voorwaardelijke werkstraf in plaats van de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen van een telefoon en een portemonnee op de openbare weg. Dit zijn ernstige feiten. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich het eigendom van een ander toegeëigend. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Gezien het openlijke karakter van de gepleegde strafbare feiten kan het voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Verder wordt door de rechtbank meegewogen dat verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2016 in de afgelopen vijf jaar reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het advies d.d. 26 juli 2016 van Reclassering Nederland waaruit valt op te maken dat verdachte een moeilijke jeugd heeft doorgemaakt en een zeer belaste voorgeschiedenis heeft. Verdachte was thuis en op school onhandelbaar en kwam met Justitie in aanraking. Verdachte is in 2011 uitvoerig onderzocht door Accare jeugdpsychiatrie maar gezien zijn leeftijd destijds is er geen eenduidige diagnose uitgekomen.
Uiteindelijk is verdachte bij het WZCO terechtgekomen waar hij momenteel beschermd woont en een dagbesteding uitvoert. Verdachte maakt hier een positieve ontwikkeling door welke wordt bevestigd door zijn begeleider. Verdachte krijgt behandeling voor de trauma’s die hij in het verleden heeft opgelopen en hij is voornemens om in september van dit jaar een opleiding te starten. Er is sprake van zelfinzicht en het besef dat hij hulpbehoevend is op sommige vlakken. Kijkend naar de delictpleging kan gesteld worden dat het misbruik van alcohol een rol heeft gespeeld.
De Reclassering adviseert het momenteel lopende zorgtraject te continueren met de Reclassering als casemanager. Daarnaast adviseert de Reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- verdachte werkt mee aan een ambulante behandeling bij Dimence of soortgelijke (forensische poli) kliniek indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
- verdachte is woonachtig bij de beschermde woonvorm van het WZCO of soortgelijke (forensische) zorg-/ wooninstelling, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank neemt de inhoud van het rapport van de Reclassering over, en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit het oogpunt van vergelding en generale preventie op zijn plaats is.
Gezien echter de inhoud van het hiervoor genoemde rapport moet in deze zaak mede de nadruk worden gelegd op behandeling van de problematiek van verdachte, hetgeen ook de gedachte is geweest van de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis. De rechtbank is van oordeel dat een continuering van het lopende zorgtraject niet alleen aansluit bij de wens van verdachte, maar in deze situatie ook de meest aangewezen behandelingsvorm is.
De rechtbank overweegt dat verdachte dringend behandeling nodig heeft en ziet deze behandeling als een recidive beperkende maatregel.
Gezien het voornoemde zal de rechtbank dan ook een werkstraf opleggen voor de duur van 120 uren.
De rechtbank heeft echter moeten concluderen dat verdachte reeds eerder een taakstraf opgelegd heeft gekregen, doch dat dit verdachte er niet van heeft weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal dan ook - als stok achter de deur om verdachte te motiveren zich aan de bijzondere voorwaarden te houden - tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van één maand alsmede een proeftijd van twee jaar met de door de Reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.

9.De schade van benadeelden

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], voor wat betreft de immateriële schade zal worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade in de zin van de fiets en het geldbedrag van € 20,- niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de diefstal van de fiets en het verlies van het geldbedrag daadwerkelijk hebben plaatsgevonden dan wel zijn aan te merken als rechtstreekse schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de niet-ontvankelijkheid bepleit van de gevorderde materiële schade. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voor de diefstal van de fiets dient te zijn veroordeeld en dat het geldbedrag van € 20,- pas in een later stadium door de benadeelde partij is opgevoerd.
Met betrekking tot de vordering betrekking hebbende op de immateriële schade heeft de raadsman de rechtbank verzocht dit bedrag te matigen tot een geldbedrag van € 100,- nu de gedragingen van verdachte zich beperken tot de diefstal van de telefoon.
9.1
De vordering van de benadeelde partij
Parketnummer: 08.730605-15
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 470,- (vierhonderd en zeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • contant geld ad € 20,- en
  • een fiets ad € 100,-;
  • immateriële schade van € 350,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. De opgevoerde schadeposten voor wat betreft de materiële schade zijn betwist.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit (rechtstreeks) de gestelde materiële schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen en toewijzen tot een bedrag van € 200,-, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22d en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder de parketnummers 08.730157-16 en 08.730605-15 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de parketnummers 08.730157-16 en 08.730605-15 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen
feit 2
het misdrijf:
diefstal
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de parketnummers 08.730157-16 en 08.730605-15 tenlastegelegde bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee maanden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden
- dat de verdachte zich op eerste uitnodiging van de Reclassering Nederland, locatie Zwolle, aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als de Reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zich ambulant moet laten behandelen bij de kliniek “Dimence” te Zwolle of een soortgelijke forensische polikliniek, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze behandeling door of namens de behandelaar of zorginstelling zullen worden gegeven, ook wanneer dit systeem gerichte therapie inhoudt;
- dat de verdachte zich verplicht om, wanneer de Reclassering dit nodig acht, zich te houden aan de afspraken die gemaakt worden rondom zijn huisvesting. Verdachte werkt mee aan een begeleid of beschermd wonen traject zoals het huidige traject bij het WZCO of een soortgelijke setting;
- waarbij de Reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], voor een deel van € 270,- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.
Buiten staat
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M. Aksu waren niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Het onder parketnummer: 08.730157-16 tenlastegelegde
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, District IJsselland met nummer PL0600-2015630012. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
  • Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 25 december 2015, pagina’s 5 tot en met 7.
  • Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 3 januari 2016, pagina’s 28 tot en met 31.
  • Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 januari 2016, pagina’s 65 tot en met 68.
  • Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 januari 2016, pagina 11.
Het onder parketnummer: 08.730605-15 tenlastegelegde
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2015471341. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
  • Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 27 september 2015, pagina’s 3 en 4.
  • Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] d.d. 28 september 2015, pagina’s 6 en 7.
  • Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 27 september 2015, pagina’s 8 en 9.
  • Proces-verbaal van aanhouding van verdachte d.d. 27 september 2016, pagina’s 13 en 14.
  • Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 september 2017, pagina’s 15 tot en met 18.