ECLI:NL:RBOVE:2016:3080

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
08.760257.15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld van bankpas en pintransacties met gestolen pas

Op 9 augustus 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een postbezorgster heeft bestolen van een bankpas. De verdachte heeft met deze gestolen bankpas een bedrag van 1250 euro gepind en heeft daarnaast geprobeerd om nog driemaal geld op te nemen. Tevens heeft hij van de rekening van een ander persoon in totaal 3860 euro gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 april 2015 in Hasselt, gemeente Zwartewaterland, samen met een mededader de postbezorgster heeft beroofd. De postbezorgster was op dat moment bezig met het bezorgen van een enveloppe met daarin een bankpas. De verdachte heeft de enveloppe met geweld afgenomen, waarbij hij de postbezorgster bij haar jas heeft vastgepakt en haar heeft bedreigd. Na de diefstal heeft de verdachte met de gestolen bankpas geld gepind bij een geldautomaat in 't Harde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een schadevergoeding van 1388 euro aan de postbezorgster opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760257.15 (P)
Datum vonnis: 9 augustus 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.J.M. den Blanken, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, dan wel diefstal van een enveloppe met daarin een bankpas van een ander - op naam van [slachtoffer 1] - dan wel dat hij aan deze diefstal (al dan niet met geweld) medeplichtig is;
feit 2:een geldbedrag van 1250 euro heeft gestolen door met een pinpas van een ander - op naam van [slachtoffer 1] - geld te pinnen;
feit 3:geprobeerd heeft geldbedragen te stelen door met een pinpas van een ander - op naam van [slachtoffer 1] - geld te pinnen;
feit 4:een geldbedrag van in totaal 3860 euro heeft gestolen door met een pinpas van een ander - op naam van [slachtoffer 2] - geld te pinnen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2015 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enveloppe, inhoudende een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Post NL, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] (postbezorgster van Post NL), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- onverhoeds bij de voordeur van de woning, waar die [slachtoffer 3] voornoemde enveloppe wilde bezorgen (perceel [adres 2]), is gaan staan en/of
- ( nadat die [slachtoffer 3] weigerde om die enveloppe aan hem, verdachte, en/of zijn mededader af te geven) die enveloppe heeft vastgepakt en/of daaraan heeft getrokken en/of die [slachtoffer 3] met kracht bij haar jas (ter hoogte de halsstreek) heeft vastgepakt en/of daarbij tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Werk maar mee dan gebeurt je niets", althans woorden van gelijke aard of strekking heeft toegevoegd;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 22 april 2015 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enveloppe, inhoudende een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Post NL, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte]
- onverhoeds bij de voordeur van de woning, waar die [slachtoffer 3] voornoemde enveloppe wilde bezorgen (perceel [adres 2]), is gaan staan en/of
- ( nadat die [slachtoffer 3] weigerde om die enveloppe aan die [medeverdachte] af te geven) die enveloppe heeft vastgepakt en/of daaraan heeft getrokken en/of die [slachtoffer 3] met kracht bij haar jas (ter hoogte de halsstreek) heeft vastgepakt en/of daarbij tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Werk maar mee, dan gebeurt je niets", althans woorden van gelijke aard of strekking heeft toegevoegd,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 22 april 2015 te Almere en/of Hasselt, gemeente Zwartewaterland, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk (op naam van een andere persoon) een auto te (laten) huren en/of tezamen met die [medeverdachte] met die auto naar Hasselt te rijden en/of in de omgeving van voornoemde woning op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan en/of
telefonisch bereikbaar en/of beschikbaar te zijn teneinde die [medeverdachte] bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen en/of deze te helpen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, dat
hij op of omstreeks 22 april 2015 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enveloppe, inhoudende een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Post NL, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 22 april 2015 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enveloppe, inhoudende een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Post NL, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 22 april 2015 te
Almere en/of Hasselt, gemeente Zwartewaterland, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (op naam van een andere persoon) een auto te (laten) huren en/of tezamen met die [medeverdachte] met die auto naar Hasselt te rijden en/of in de omgeving van voornoemde woning op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan en/of telefonisch bereikbaar en/of beschikbaar te zijn teneinde die [medeverdachte] bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen en/of deze te helpen;
2.
hij op of omstreeks 22 april 2015 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat ([adres 3]) heeft weggenomen 1250 Euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door een - tevoren gestolen- bankpas in die geldautomaat in te
voeren en/of vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 1250 Euro, althans dat geldbedrag kon worden beschikt;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 april 2015 te 't Harde, gemeente Elburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat ([adres 3]) weg te nemen (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat geldbedrag(en) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van (een) valse sleutel(s), een - tevoren gestolen bankpas- in die geldautomaat heeft/hebben ingevoerd en/of vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het
nummer op voornoemde bankpas vormt) heeft/hebben ingetoetst, teneinde vrijelijk over die/dat geldbedrag(en) te kunnen beschikken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 18 april 2015 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat ([adres 4]) heeft weggenomen (in totaal) 3860 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) te weten door te weten door (telkens) een - tevoren van die [slachtoffer 2] gestolen- bankpas of een kopie- bankpas (van een zogenaamd geskimde bankpas van die [slachtoffer 2]) in die geldautomaat in te voeren en/of vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 3860 Euro, althans dat geldbedrag kon worden beschikt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde integraal wordt vrijgesproken en dat hij wordt veroordeeld voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en heeft zich met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2
De overwegingen van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangeefster [slachtoffer 3] was op 22 april 2015 als postbezorgster werkzaam in Hasselt en had een enveloppe bij zich met daarin een bankpas, bestemd voor het adres [adres 2] te Hasselt. Het is aangeefster bekend dat daar [slachtoffer 1] woont. Omstreeks 11.30 uur is deze enveloppe met bankpas van aangeefster afgenomen door een negroïde man. Deze man heeft daarbij geweld gebruikt door aangeefster ter hoogte van de hals bij haar jas te pakken en door het poststuk uit haar handen te trekken. Verschillende getuigen hebben een signalement van deze man gegeven, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte
nietdeze persoon is geweest. De man - wiens identiteit onbekend is gebleven - weet vervolgens een auto te bereiken en rijdt daarin weg. Getuige [getuige 1] heeft het kenteken van deze auto genoteerd, te weten [kenteken]. Verdachte heeft verklaard dat hij deze auto - samen met een vriendin - heeft gehuurd.
Daarnaast heeft aangeefster kort voorafgaand aan de diefstal een tweede negroïde man in de omgeving gezien, die later in dezelfde richting wegrent als de richting waarin de auto met daarin de dader is weggereden. Getuige [getuige 1] heeft waargenomen dat deze auto het kenteken [kenteken] had en dat een donker geklede man die een capuchon droeg door deze auto werd opgepikt, welke man instapte aan de bijrijderszijde van de auto. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 april 2015 in Hasselt is geweest in de gehuurde auto met kenteken [kenteken] en dat hij die dag een fles Fanta bij zich had. Deze auto is dus op de bewuste dag door getuige [getuige 1] nabij [straat 1] gesignaleerd en, zoals hiervoor is overwogen, na de diefstal door de dader gebruikt om weg te rijden, waarna een tweede persoon is ingestapt. Getuige [getuige 2] heeft op 22 april 2015 vanuit [adres 5] te Hasselt omstreeks 11.30 uur een persoon gezien die erg verdacht rondliep in de straat. Het betrof een man met een donkere huidskleur, van wie zij een foto heeft gemaakt. Op deze foto is een persoon zichtbaar die donkere kleding aan heeft en in zijn linkerhand een fles vasthoudt. Ook getuige [getuige 3] heeft in [straat 1] een donker geklede man met een fles Fanta in zijn hand gezien.
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vast dat voornoemde getuigen telkens dezelfde persoon hebben waargenomen, gelet op de locatie, het tijdstip en de op belangrijke punten overeenkomende beschrijvingen - donkere kleding, capuchon, donkere huidskleur - die zij van de man geven. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de persoon is die door voornoemde getuigen is waargenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat de door verdachte gehuurde auto waarmee hij naar Hasselt is gekomen in de directe omgeving is gesignaleerd en dat een donkere man met een fles Fanta in [straat 1] is gezien, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij op 22 april 2015 in Hasselt was en een fles Fanta bij zich had.
Ongeveer een uur na de diefstal van de enveloppe met bankpas, op 22 april 2015 om 12.26 uur, wordt bij de Rabobank aan de [adres 3] te 't Harde een bedrag van 1250 euro van de rekening van aangeefster [slachtoffer 1] gepind. Kort daarna wordt nog driemaal geprobeerd te pinnen, maar deze transacties worden geweigerd omdat de pas inmiddels is geblokkeerd. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze - deels mislukte - pintransacties heeft uitgevoerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt derhalve dat verdachte op 22 april 2015 in een door hem gehuurde auto naar Hasselt is gegaan en dat hij op het moment van de diefstal van de bankpas in de directe nabijheid van de plaats van het delict is geweest, en voorts dat de onbekend gebleven dader van de diefstal kennelijk toegang had tot dezelfde auto en daarin is gevlucht. Verdachte is nog geen uur later in het bezit van de bankpas en heeft daarmee 1250 euro van de rekening van [slachtoffer 1] gepind.
In het licht van die omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij naar Hasselt is gebracht, dat hij daar uit de auto is gezet en daar vervolgens willekeurig heeft rondgelopen tot hij weer opgepikt werd, dat hij vervolgens weer is ingestapt en dat hij niet veel later in 't Harde heeft gepind met andermans bankpas, en dat dit alles is geschied zonder dat hij ervan op de hoogte was dat deze bankpas even tevoren in Hasselt was gestolen, niet geloofwaardig.
Gelet op voornoemde omstandigheden, in combinatie met het gegeven dat juist op die dag een bankpas op dat specifieke adres werd bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat verdachtes aanwezigheid aan [straat 1] in Hasselt niet op toeval berustte en dat zijn oogmerk er mede op gericht was dat door zijn mededader een enveloppe met daarin een bankpas zou worden gestolen, waarbij verdachte bovendien de aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat voor de voltooiing van die diefstal door zijn mededader enig geweld zou worden aangewend. Dat de postbezorgster zich niet zonder enige weerstand te bieden een poststuk zou laten afnemen, was immers te voorzien.
Hoewel verdachte niet zelf de enveloppe met daarin de bankpas heeft weggenomen, is de rechtbank op grond van voornoemde omstandigheden eveneens van oordeel dat verdachte bij dit feit een wezenlijke rol heeft gehad die niet onderdoet voor die van de andere betrokken persoon, te weten zowel in de voorbereiding (door vervoer te regelen), als tijdens het delict (door zijn aanwezigheid nabij de plaats delict), als ook na afloop (door het te gelde maken van de buit). Verdachte heeft verklaard dat hij in Hasselt is ingestapt en dat ze vervolgens zijn weggereden om te pinnen, waarvoor verdachte een vergoeding zou krijgen en waarvan hij wist dat het niet goed was, hetgeen impliceert dat hij de bankpas in de auto van de dader heeft gekregen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met een ander het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Overweging met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Het dossier bevat processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], waaruit kan worden afgeleid dat van postbezorgster [slachtoffer 3] een enveloppe met daarin een bankpas op naam van [slachtoffer 1] is weggenomen. Voorts bevat het dossier processen-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat met de bankpas van [slachtoffer 1] een geldbedrag van 1250 euro is gepind te 't Harde op 22 april 2015, om 12.26.50 uur en dat kort daarna tevergeefs nog driemaal is getracht met dezelfde pinpas geld op te nemen. Van deze transacties zijn prints van camerabeelden opgenomen in het dossier, waarop verdachte door een vriendin van hem, getuige [getuige 4], eenduidig is herkend. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 22 april 2015 met een bankpas heeft gepind die niet van hem was en dat hij daarna nog enkele malen heeft geprobeerd te pinnen met deze pas, maar dat dat niet lukte. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van deze feiten geen sprake is van een voortgezette handeling. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank vier afzonderlijke wilsbesluiten genomen om met de bankpas van een ander te gaan pinnen. Daartoe moest immers telkens opnieuw de pinpas worden ingevoerd, de pincode worden ingetoetst en het gewenste bedrag worden gekozen. Dat deze wilsbesluiten korte tijd na elkaar zijn genomen, doet daaraan niet af.
Overweging met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Het dossier bevat een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], waaruit blijkt dat op 18 april 2015 tussen 18.07 uur en 19.08 uur viermaal een geldbedrag, van in totaal 3860 euro, van haar rekening is afgeschreven. In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd dat op de beelden van de desbetreffende pintransacties in Diemen telkens dezelfde persoon wordt waargenomen. Getuige [getuige 4] heeft verdachte herkend als de persoon die op een still van deze beelden zichtbaar is. Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen. Door de raadsman is aangevoerd dat de herkenning door getuige [getuige 4] onvoldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken, gelet op de wijze waarop de getuige is gehoord en de wijze waarop zij met één foto/still is geconfronteerd. De raadsman heeft bepleit dat deze herkenning niet voor het bewijs kan worden gebruikt en dat er voor het overige onvoldoende bewijs is dat verdachte het feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat de getuige [getuige 4] tijdens twee afzonderlijke verhoren op 20 respectievelijk 21 mei 2016 dezelfde still is getoond van beelden van de pinautomaat in Diemen en dat zij beide keren - zonder dat daarbij van enige aarzeling blijkt - heeft verklaard dat dit verdachte betreft. [1] In aanmerking genomen dat de getuige voorts heeft verklaard dat zij verdachte sinds zijn elfde kent en hem nu ongeveer tweemaal per maand ziet en daarvoor regelmatiger zag, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de herkenning door deze getuige te twijfelen.
Ook constateert verbalisant [verbalisant 1] in een proces-verbaal van bevindingen dat de kleding, de wijze van het dragen en het gebruik van een Iphone 6 overeenkomen met het pinnen bij de pinautomaat te 't Harde, zoals gerelateerd in andere tot het dossier behorende processen-verbaal. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bekend de bedoelde pintransacties te 't Harde te hebben verricht. [2] Dit bewijsmiddel biedt derhalve ook ondersteuning voor de juistheid van de herkenning van verdachte door de getuige.
Op grond van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 4] en voornoemd proces-verbaal van bevindingen acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 22 april 2015 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enveloppe, inhoudende een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Post NL, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 3] (postbezorgster van Post NL), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader
- onverhoeds bij de voordeur van de woning waar die [slachtoffer 3] voornoemde enveloppe wilde bezorgen (perceel [adres 2]), is gaan staan en
- nadat die [slachtoffer 3] weigerde om die enveloppe aan hem, verdachtes mededader af te geven, die enveloppe heeft vastgepakt en daaraan heeft getrokken en die [slachtoffer 3] met kracht bij haar jas ter hoogte van de halsstreek heeft vastgepakt en daarbij tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Werk maar mee dan gebeurt je niets";
2.
hij op 22 april 2015 te 't Harde, gemeente Elburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat ([adres 3]) heeft weggenomen 1250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een - tevoren gestolen - bankpas in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 1250 euro kon worden beschikt;
3.
hij op meer tijdstippen op 22 april 2015 te 't Harde, gemeente Elburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat ([adres 3]) weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1], en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een - tevoren gestolen - bankpas in die geldautomaat heeft ingevoerd en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) heeft ingetoetst, teneinde vrijelijk over die geldbedragen te kunnen beschikken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op meer tijdstippen op 18 april 2015 te Diemen tezamen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat ([adres 4]) heeft weggenomen in totaal 3860 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens een kopie-bankpas van een zogenaamd geskimde bankpas van die [slachtoffer 2] in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 3860 euro kon worden beschikt.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3
het misdrijf: poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft - voor hetgeen hij bewezen acht - gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, een bescheiden taakstraf passend en geboden is.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een enveloppe met daarin een bankpas door [slachtoffer 3], een postbezorgster van Post NL, tijdens haar ronde op te wachten nabij het adres van [slachtoffer 1] en haar met gebruik van fysiek geweld het poststuk afhandig te maken. Verdachte heeft vervolgens een geldbedrag van 1250 euro gestolen van de rekening van [slachtoffer 1] door met de gestolen bankpas te pinnen. Verdachte heeft daarna nog driemaal geprobeerd geldbedragen van deze rekening te pinnen, hetgeen niet lukte omdat de bankpas inmiddels geblokkeerd was. Daarnaast heeft verdachte van de rekening van [slachtoffer 2] meerdere geldbedragen gestolen voor een totaalbedrag van 3860 euro.
Deze feiten, en in het bijzonder de wijze waarop een postbezorgster - die zich ongestoord en onbezorgd op de uitoefening van haar werkzaamheden zou moeten kunnen richten - op klaarlichte dag is opgewacht en beroofd, getuigen van een mentaliteit die uitsluitend gericht is op eigen geldelijk gewin, waarbij kennelijk het gebruik van geweld niet wordt geschuwd en de mogelijke consequenties voor anderen kennelijk voor lief worden genomen. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de beroving een grote impact op het (functioneren in het) dagelijks leven van het slachtoffer heeft gehad. Dat verdachte en zijn mededader wisten dat op het desbetreffende adres een nieuwe bankpas zou worden bezorgd die niet door het slachtoffer bij de bank was aangevraagd, maar door (een) onbekende perso(o)n(en), duidt bovendien op een zekere mate van professionaliteit in hun criminele gedrag.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 20 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsrapport van 25 juli 2016, waaruit naar voren komt dat verdachte bij zijn moeder en zijn broertje woont en dat hij als koerier werkzaam is bij [bedrijf]. Verdachte is bekend bij de schuldhulpverlening. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zijn schulden te willen aflossen door te werken en - vervolgens - te willen starten met een HBO-opleiding event-management. De rechtbank constateert dat het beeld dat van de persoon van verdachte op grond van de stukken en de behandeling ter terechtzitting is verkregen weinig bijzonderheden bevat. De thans bewezenverklaarde feiten lijken daarom, zeker gezien de aard en ernst daarvan, uit de lucht te komen vallen en zijn moeilijk te verklaren uit de relatief normale persoonlijke omstandigheden van verdachte. De reclassering heeft zich onthouden van een advies over de op te leggen straf, maar acht verdere bemoeienis van de reclassering niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht. Voor een straatroof met licht geweld wordt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend geacht. Naast deze straatroof heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan - in totaal - vijf diefstallen (door vijf maal te pinnen met een bankpas die niet van hem was) van een totaalbedrag van ruim 5000 euro en aan drie pogingen tot diefstal. De rechtbank acht één feit meer bewezen dan de officier van justitie en zal daarom een hogere straf opleggen dan gevorderd. De rechtbank acht, alles afwegende, voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.788,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 101,92;
  • wettelijk eigen risico zorgverzekering € 286,31;
  • immateriële schade € 1.400,--.
De benadeelde partij behoudt zich het recht voor eventuele overige schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade van in totaal € 388,23 voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom volledig toewijzen. De rechtbank acht evenzeer aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Wel ziet de rechtbank aanleiding het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen, nu deze schade is onderbouwd middels een vergelijking met een andere strafzaak waarin - anders dan in het onderhavige geval - met een vuurwapen is gedreigd. De rechtbank zal daarom de immateriële schade in redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van
€ 1.388,23, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Verdachte is voor deze schade hoofdelijk aansprakelijk.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2016.
Buiten staat
Mr. Edelenbos en mr. Orriëns-Schipper zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland met registratienummer 20155195304. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina's van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feit 1 primair
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster: [3]
Op woensdag 22 april 2015 omstreeks 11:15 uur ben ik begonnen met het bezorgen van
de post. Ik ben post gaan bezorgen namens Post NL in mijn vaste wijk in Hasselt. (…)
Op woensdag 22 april 2015 omstreeks 11:30 uur was ik bij de woning gelegen aan [adres 2]
te Hasselt. (…) Ik had een enveloppe voor [adres 2] in mijn
stuurtasje zitten. Deze heb ik gepakt en daarmee ben ik naar de deur gelopen. Het was
een enveloppe in de maat C6, kleur wit, voorzien van een venster. Ik voelde aan de
enveloppe dat er een pasje in zat. Het is mij bekend dat door banken altijd
bankpasjes in degelijke enveloppen worden verstuurd. Op de enveloppe zag ik een logo
van de Rabobank. Ik ben met de enveloppe in de richting van de voordeur van [adres 2]

gelopen om hem daar te posten.

Toen ik aankwam bij de voordeur van [adres 2] zag ik daar ineens een man staan. Ik
weet niet waar de man zo snel vandaan gekomen is want toen ik mijn fiets op de oprit
neer zette stond de man er nog niet. Ik zag dat het een man was met het volgende
signalement: Het was een negroïde man, met nog net geen zwarte huidskleur. (…)
Toen ik in de richting van de deur liep hoorde ik de man zeggen: “Ik ben mijn
sleutels kwijt, ik woon hier.” Ik heb de man gezegd dat dat niet klopte omdat ik de
bewoners van [adres 2] ken. Degene die op [adres 2] woont is [slachtoffer 1],
zij was op dat moment niet thuis. Ik hoorde de man zeggen: “Ja, maar ik ben hij haar
ingetrokken.” Ik heb de man gezegd dat ik dat niet geloofde. Ik hoorde de man zeggen
“Nee, want [slachtoffer 1] woont hier.” op dat zelfde moment stak de man zijn hand uit en
pakte daarmee de enveloppe die ik in mijn handen had. Ik voelde dat de man aan de
enveloppe trok, maar omdat ik het niet vertrouwde liet ik de enveloppe niet los. Ik
zag en voelde dat de man hierop mijn jas beet pakte ter hoogte van mijn hals. Als ik
er aan terug denk dan pakte de man mij met zijn linker hand beet en hield hij de
enveloppe met zijn rechter hand vast. Ik hoorde de man tegen mij zeggen “Werk maar
mee, want dan gebeurt je niks.” Omdat de man mij bij mijn hals beet had terwijl hij
dit zei heb ik de enveloppe los gelaten. Dit heb ik mede gedaan omdat ik het
vermoeden had dat de man nog iemand anders bij zich had. Ik dacht dit omdat ik iemand
in [straat 1] had zien lopen met hetzelfde negroïde uiterlijk. Omdat er in Hasselt
niet veel mensen met een negroïde uiterlijk wonen heb ik zelf bedacht dat ze mogelijk
bij elkaar zouden horen. Ik weet verder geen signalement van deze tweede persoon.
De man verklaarde dat [slachtoffer 1] woonachtig was op [adres 2]. Bij de voordeur van [adres 2]
hangt een naambordje met daarop de naam fam. [slachtoffer 1], zodoende kon hij dat
ook weten als hij de familie [slachtoffer 1] niet daadwerkelijk zou kennen.
Nadat ik de enveloppe had losgelaten zag ik dat de man richting de straat liep.
Ondertussen zag ik dat de man een mobiele telefoon in zijn rechter hand hield en op
de toetsen van het toestel drukte alsof hij een bericht verzond of iets dergelijks.
Ik zag dat de man in de richting van een auto liep. Deze auto stond geparkeerd in een
parkeervak voor [adres 2]. Ik zag dat het een wit kleurige auto betrof en dat het
een vrij nieuw model was. Ik heb de zijkant van de auto niet goed gezien. Het was een
wat hoger model auto. Het was geen sedan en ook geen station wagen. De auto stond
geparkeerd met de voorzijde in de richting van [straat 2]. Ik weet nog dat het kenteken
begon met het cijfer 1, gevolgd door een streepje. Het kenteken was geel van kleur
met daarop zwart kleurige cijfers en letters. Ik heb mijn fiets voor de bestuurdersdeur van de auto gezet zodat de man niet zou kunnen instappen. Ik heb de man gezegd dat hij mij de enveloppe terug moest geven. De man deed dit niet waarop ik bleef aandringen bij de man dit toch te doen. Ik heb de man op een gegeven moment bij zijn jas beet gepakt. De man liep hierop weg, verder [straat 1] in en ik zag dat de man begon te rennen. Daarom heb ik mijn fiets gepakt om achter de man aan te gaan. Ik zag dat de man bij de kruising met [straat 3] draaide de weer terug liep in de richting van de wit kleurige auto. Ondertussen stopte de man de enveloppe in zijn rugtas. Omdat ik niet meer bij de auto was op dat moment lukte het de man in de auto te stappen. De man stapte in en reed weg in de richting van [straat 2]. Ik zag op dat moment de andere negroïde jongen die ik eerder had gezien in dezelfde richting rennen. Ik heb vervolgens niet meer gezien in welke richting de auto is weg gereden.
2. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], voor zover inhoudende, zakelijk
weergegeven, als verklaring van aangeefster: [4]
Ik ben [slachtoffer 1]. Ik woon op het adres [adres 2] te [woonplaats]. Ik werd gisteren, 22 april 2015 rond 11.45 uur, tijdens mijn werk, door mijn moeder gebeld. Die zei mij: ‘Je moet niet schrikken maar er heeft een overval plaatsgevonden bij jou op de oprit en ze hebben je bankpas.‘ Ik dacht: dat kan niet want ik heb mijn bankpas altijd bij mij. Omdat dit niet goed voelde, heb ik na het gesprek met mijn moeder direct de Rabobank gebeld. Ik heb gesproken met [medewerker Rabobank 1]. Ik heb hem mijn verhaal verteld en vervolgens zou hij mijn bankpas blokkeren. (…)
Ik heb geen nieuwe bankpas aangevraagd. Ik heb wel nagedacht hoe dit gebeurd kan zijn en ik denk dat ik het weet. Ik heb afgelopen zaterdag 18 april 2015, ik weet niet meer precies hoe laat, mijn pincode prijs gegeven in een aanvraag die ik via e-mail van de Rabobank had gekregen. Het laatste half jaar heb ik verschillende keren op mijn e-mailadres een mail ontvangen van de Rabobank. Deze mails waren volgens mij allemaal hetzelfde. Ik heb ze niet allemaal gelezen maar omdat ik afgelopen zaterdag een administratiedagje had heb ik de laatste mail van de Rabobank in behandeling genomen. Ik dacht laat ik het maar regelen. In deze mail welke gedateerd is van zaterdag 18 april 2015 te 10.36 uur stond onder andere dat de afgelopen maanden diverse valse e-mails in omloop zijn waarin het adres van de Rabobank wordt gebruikt. Verder stond erin dat de Rabobank vanwege veiligheidsredenen met betrekking tot de veiligheid van hun klanten de klanten verplicht het gebruik van de
nieuwe beveiligingssoftware binnen 72 uur te activeren. Ik heb vervolgens de link
‘de nieuwe beveiligingssoftware activeren via Rabo internetbankieren’ aangeklikt. Ik kreeg vervolgens een nieuw scherm waarin ik mijn gegevens heb ingevuld inclusief mijn pincode. Ik heb alle gevraagde gegevens ingevuld en het formulier verzonden. Ik heb bij de Rabobank vijf bankrekeningen. Ik heb een lopende rekening met het rekeningnummer: [rekeningnummer 1]. Niemand kent mijn pincode. Ik heb de bankpas in mijn portemonnee en ik ben hem nog nooit kwijt geweest.
Weggenomen goed
Object: Euro
Aantal: 1250
3. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 2]: [5]
Op dinsdag 22 april 2015 omstreeks 11.40 uur, hoorde ik dat er bij een woning aan
[adres 2] te Hasselt een postbezorgster was beroofd van een pakje. De bezorgster was beroofd van een enveloppe van de Rabobank met vermoedelijk een bankpas als inhoud.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb hierop om 12.22 uur gebeld met de Rabobank Nederland.
(…) Ik heb het nummer gebeld en kreeg de heer [medewerker Rabobank 2] aan de lijn. Ik, verbalisant [verbalisant 2], hoorde de heer [medewerker Rabobank 2] zeggen dat er inderdaad met een pas van mevrouw [slachtoffer 1] was gepind. De pintransactie had plaatsgevonden om 12.26.50 uur aan de [adres 3] te ‘t Harde. Tevens hoorde ik de heer [medewerker Rabobank 2] zeggen dat er 1250 euro was gepind.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 juli 2016, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:

Het klopt dat ik samen met een vriendin een auto heb gehuurd. U houdt mij voor dat deze auto, met kenteken [kenteken] op 22 april 2015 in Hasselt is gezien, een uur voordat er in 't Harde gepind wordt met de gestolen bankpas. Dat klopt. Ik ben meegereden naar Hasselt en ben daar uit de auto gelaten en later weer ingestapt. We zijn weggereden om te pinnen. Ikheb vervolgens in 't Harde een aantal keer met de bankpas gepind, waar ik geld voor zou krijgen. Alleen de eerste keer lukte het om geld op te nemen. (…) Ik had Fanta bij me.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], inclusief bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [6] :

Op woensdag 22 april 2015, was ik bij mijn moeder op visite, aan [adres 5] te [woonplaats]. Omstreeks 11.30 uur, zag ik een persoon lopen die erg verdacht rondliep in de straat. Hij leek erg veel interesse te hebben voor woningen en voertuigen. Ik heb van deze persoon een foto gemaakt. Deze foto stuur ik u op de mail. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven: Het was een lange man ongeveer 1.90 meter lang, met gebogen schouders. Ik schat hem op ongeveer 30 jaar oud. Hij had een zwarte hoody aan met de muts over zijn hoofd, zwarte sportbroek en vermoedelijk donkere Nikes met gele zool. Hij had een enorme pruillip. De persoon had een donkere huidskleur. Later kreeg ik door dat er iets was gebeurd, omdat ik de politie rond zag cirkelen.

De rechtbank constateert dat op de foto die als bijlage bij de verklaring is gevoegd op pagina 123 een persoon zichtbaar is, die in zijn linkerhand een fles vasthoudt.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Op woensdag 22 april 2015, omstreeks 10.45 uur - 11.00 uur, zag ik vanuit mijn
woonkamerraam een donker/zwart gekleed persoon lopen met een muts over zijn hoofd
en dat vertrouw ik niet, ook omdat hij erg veel om zich heen keek. Ik ben die
persoon gaan volgen tot aan [naam]. Dat is aan [adres 6] te Hasselt. (…) Niet veel later zag ik dezelfde persoon weer in de straat lopen. (…) De persoon liep richting [straat 3]. Vervolgens kwam hij terug lopen met een fles Fanta in zijn hand. (…)
Ik kan u dit vertellen over de persoon: Hij had een donkere huidskleur, droeg een
zwart vest/trui met capuchon, hij had een zwarte broek aan met zwarte schoenen, met
daarop een fel streepje. Ik schat de persoon op 1.78 meter lang. Ik schatte hem tussen de 22-30 jaar oud.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]

Op woensdag 22 april 2015 omstreeks 11.30 uur stond ik uit het raam te kijken vanaf een slaapkamer op de eerste verdieping aan de voorzijde van mijn woning. Ik keek naar buiten en zag verderop, ik schat ongeveer op 100 meter afstand, verderop in [straat 2] een man voor een woning staan. De man viel me op door zijn houding. Ik zag hem staan in een wachtende houding. Ik zag dat de man een capuchon op had. Ik zag dat de man in het zwart gekleed was. Ik kon de huidskleur van de man niet goed zien maar het kwam mij donker over. Ik denk hierbij aan een Afrikaans uiterlijk. Ik zag dat de man een normaal postuur had. Ik kon niet inschatten hoe oud de man was. Ik zag de man wat om zich heen kijken. Aangezien er in de buurt afgelopen jaar meerdere malen is ingebroken was ik extra alert en bleef ik kijken naar deze man en wat hij aan het doen was. (…) Vervolgens zag ik dat kort hierop een auto langs kwam rijden en bij hem stopte. (…) Ik zag dat de auto uit de richting van [straat 1] kwam. Ik zag dat de auto creme-wit van kleur was en dat de auto een zwart dak had. Ik zag dat de man naar de auto liep en aan de bijrijderskant instapte. Vervolgens zag ik dat de auto wegreed en voor mijn huis de straat uitreed richting [straat 4]. Ik heb niet kunnen zien hoe de bestuurder eruit zag. Ik zag dat de auto met een normale snelheid voorbij reed. Toen de auto voorbij reed heb ik vanaf de achterzijde van de auto het kenteken afgelezen en direct genoteerd. Ik zag dat het kenteken van de auto [kenteken]. Ik keek op de klok en zag dat het 11.38 uur was. Ik herkende de auto als een Renault Captur. Ik weet dit zeker want mijn ouders hebben dezelfde auto. Ik heb de auto de straat uit zien rijden en daarna niet meer gezien.

feiten 2 en 3
Nu ten aanzien van het bewezenverklaarde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal de
rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3]; [9]
2. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1]; [10]
3. Een proces-verbaal van bevindingen; [11]
4. Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Rabobank, inclusief bijlagen; [12]
5. Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Rabobank deel 2, inclusief bijlagen; [13]
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], inclusief bijlagen; [14]
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 juli 2016, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
feit 4
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 22 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [15]

Ik wens aangifte te doen van diefstal van geld van mijn bankrekening. Op maandag 20 april 2015 werd ik gebeld door mijn bank, zijnde de Rabobank Weert, dat men mijn bankrekening had geblokkeerd daar er in Amsterdam grote bedragen van mijn bankrekening waren afgeschreven. Mijn bankrekeningnummer is: [rekeningnummer 2]. De bankrekening staat op mijn naam en het geld wat men weggenomen heeft is geheel mijn eigendom. Ik kreeg vervolgens een e-mail van de Rabobank waarin mij het volgende werd duidelijk gemaakt.

Dat er met pasnummer [pasnummer 1] de volgende transacties waren gedaan:
18 april 2015: 1270,- Euro Rabobank Amsterdam
18 april 2015: 1750,- Euro Rabobank Amsterdam
18 april 2015: 420,- Euro Rabobank Amsterdam
18 april 2015: 420,- Euro Rabobank Amsterdam
(…)
Ik kan u mededelen dat ik niet in Amsterdam ben geweest op die zaterdag de 18de april
2015. De Rabobank Wereldpas die ik in het bezit heb, heeft pasnummer [pasnummer 2] en is
geldig tot 04-2017. Ik ben recentelijk ook geen bankpas verloren. Het is mij onbekend
hoe men aan het pasnummer [pasnummer 1] komt. Ik weet ook niet hoe men aan mijn pincode is
gekomen. Ik heb niet gereageerd op e-mails en ik let altijd op als ik pin. Ik heb mijn
pinpas aan niemand uitgeleend, ook niet aan mijn kinderen. Ik heb ook niets via
internet betaald bij een webshop of zo met de bankpas.
(…)
Mijn vermoeden is dat men op een onbekende wijze mijn bankpas heeft gekopieerd en
mijn pincode heeft kunnen herleiden. Ik heb alleen geen idee hoe en waar dit gebeurd
kan zijn.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als
verklaring van verbalisant [verbalisant 1]: [16]
Bij de politie te Weert is op 22 april 2015 aangifte gedaan, dat op zaterdag 18 april 2015 door onbevoegden geld van de rekening van aangeefster was gehaald. Aangeefster [slachtoffer 2], wonende [adres 7] te [woonplaats], was door haar bankinstelling, de Rabobank, ingelicht, dat die dag op vier verschillende momenten, naar later bleek te Diemen, geld van haar rekening was gepind, met een totaal bedrag van € 3.860,-. Geld was gepind op 18.07, 18.10, 18.11 en 19.08 uur. Geld was gepind van haar rekeningnummer [rekeningnummer 2] en gebruik was gemaakt van het pasnummer [pasnummer 1]. Zelf was aangeefster in het bezit van pasnummer [pasnummer 2].
(…)
In het door de politie te Amsterdam ingestelde onderzoek werd door de officier van justitie aldaar
een vordering verleend ex artikel 126 nd van het Wetboek van Strafvordering voor het opvragen van beeldmateriaal, betrekking hebbend op het onbevoegd pinnen bij de geldautomaat van de
Rabobank op het [adres 4] te Diemen.
Door mij, verbalisant, zijn deze beelden uitgekeken. Alle pintransacties werden uitgevoerd door dezelfde negroïde man. Deze man was gekleed in een donkerkleurige hoody, waarvan op de linkerborst de merknaam en logo van Nike was te zien. De man droeg een baseballcap met op de voorzijde een geel/goudkleurig figuur. Over deze cap droeg de man de capuchon van de hoody en de rits aan de voorzijde was geheel naar boven geritst, waarbij het voorstuk over de mond tot onder de neus was geschoven. De vetersluiting van de capuchon was niet gesloten en beide veters hingen naar beneden. Te zien is, dat de man tijdens het pinnen gebruik maakt van een Iphone 6 telefoon. Door mij zijn screenshots van het beeldmateriaal gemaakt en welke foto’s in vier pagina’s bij dit proces-verbaal zijn gevoegd.
De door de man gedragen kleding en de wijze van het dragen en het gebruik van een Iphone 6 bij het pinnen, komt overéén met het pinnen bij de pinautomaat te ‘t Harde, zoals dit is gerelateerd in proces-verbaal 6 en 7.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], inclusief bijlage B, voor zover
inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige: [17]
Verbalisanten: Wij tonen nog even de foto’s die je gisteren ook waarschijnlijk zijn getoond.
Foto B:
Dit is [verdachte] (De rechtbank begrijpt: verdachte) dat weet ik zeker dat zie ik aan zijn ogen. Ik zie hem nu ongeveer twee maal per maand. Daarvoor regelmatiger. Ik ken hem al vanaf zijn elfde jaar. Wij zijn als Ghanezen heel close met elkaar. Ik kom zelf ook uit Amsterdam waar hij woont.
en voor zover inhoudende, als onderschrift bij foto B:
Host: [host]
Time: 18-4-2015 18:10:29
Comment: Diemen

Voetnoten

1.Als bewijsmiddel is uitsluitend de verklaring van 21 mei opgenomen in de bijlage. De verklaring van 20 mei wordt verwezen naar het proces-verbaal van verhoor getuige op pagina's 193-197 en de foto op pagina 208.
2.Zie de bewijsmiddelen in de bijlage bij feiten 2 en 3.
3.pagina 21-23.
4.pagina 26-30.
5.pagina 246-247.
6.pagina 121-123.
7.pagina 126-127.
8.pagina 133-134.
9.pagina 21-25.
10.pagina 26-30.
11.pagina 246-247.
12.pagina 248-256.
13.pagina 257-261.
14.pagina 193-208.
15.pagina 222-228.
16.pagina 229-234.
17.pagina 209-111 en foto pagina 213.