In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 9 augustus 2016, is de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld van een bankpas en het pinnen van geld met deze gestolen pas. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte samen met een ander een postbezorgster heeft bedreigd en een bankpas heeft gestolen, waarna er geld is gepind. Tijdens de zitting op 26 juli 2016 heeft de officier van justitie, mr. G.C. Pol, gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de tenlastelegging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.W.A. Dekens, heeft dit standpunt ondersteund.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de betrokkenheid van de verdachte bij de delicten te bevestigen. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte op het moment van de diefstal in de buurt was, kon niet worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en heeft hem daarom vrijgesproken van alle beschuldigingen.
De benadeelde partij, de postbezorgster, had een schadevergoeding van € 1.788,23 gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft de beslissing op 9 augustus 2016 openbaar uitgesproken.