[eiseres 1] / [eiseres 2] hebben aangevoerd dat de politie artikel 8 Besluit Regionale Politiekorpsen (BBRP) heeft geschonden, omdat de politie niet tijdig een arrestatieteam had ingeschakeld. Dit artikel is inmiddels vervallen maar gold wel op het moment van het schietincident. Dit artikel bepaalt:
1 Het regionale politiekorps beschikt, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale politiekorpsen, over een eenheid die uitsluitend tot taak heeft, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a.het verrichten van planmatige aanhoudingen,
b.het bewaken en beveiligen van politie-infiltranten,
c.het assisteren bij het bewaken en beveiligen van het transport van getuigen, verdachten of gedetineerden,
d.het assisteren bij het bewaken en beveiligen van objecten en
e.andere werkzaamheden waarvoor toestemming is verkregen van Onze Ministers.
2 Onze Minister geeft regels over het beheer van de eenheid, bedoeld in het eerste lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de organisatie van de eenheid moeten worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben in dit kader het volgende aangevoerd. Genoemd artikel bepaalt dat een speciale eenheid moet optreden wanneer er ‘levensbedreigende omstandigheden zijn voor de politie of anderen’. De verdachte valt daar ook onder. [eiseres 1] en [eiseres 2] verwijzen naar de Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE’s), productie 9 bij akte indienen producties. Om 21:15 uur was van een dergelijke levensbedreigende omstandigheid sprake. Toen had de politie een AT moeten inschakelen. [eiseres 1] en [eiseres 2] verwijzen naar het oordeel van Advocaat-Generaal Gonzales (productie 2 bij dagvaarding).
Voorts verwijzen [eiseres 1] en [eiseres 2] naar de verklaringen van de drie onderhandelaars, de verklaring van agent [H] en agent [L] .
De politie heeft in dit kader het volgende aangevoerd. De inzet van een AT is een zwaar en uiterste geweldsmiddel en moet goed van tevoren onderzocht worden. Er bestaat voor de politie geen verplichting om een AT in te zetten. De situatie was op die avond om 21:15 uur onder controle. [A] was in de woning. [eiseres 1] en [eiseres 2] waren in veiligheid buiten de woning. De woning was afgezet en er was voldoende politie ter plaatse. Om 21:44:51 uur hebben de aanwezige politieagenten voor het eerst gezien dat [A] een vuurwapen in zijn handen had en dat hij dat op de plaatselijke politie richtte. Er is toen een voorwaarschuwing voor een AT uitgegaan. Er is hierdoor geen tijd verloren. De formele inzet kon nadien nog geregeld worden. De politie verwijst naar het ambtsbericht van de Hoofdofficier van Justitie te Almelo van 18 juni 2008 en naar de beslissing van het Hof Arnhem in zijn beslissing van 4 oktober 2014 in de beklagprocedure ex artikel 12 Sv.
Volgens de politie is er geen causaal verband tussen het mogelijk te laat inzetten van het AT en het overlijden van [A] . Het aanrijden van het volledige AT en de daadwerkelijke inzet van het AT vergt gemiddeld een uur. Het AT was sowieso te laat aanwezig geweest. Maar ook als het AT wel op tijd aanwezig zou zijn geweest, is het de vraag of het AT het schietincident had kunnen voorkomen.