Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
DE GEMEENTE ENSCHEDE,
gevestigd te Enschede,
1.De procedure
2.De feiten
schriftelijke berisping;
vermindering van verlof voor ten hoogste 2/5 deel van de voor de werknemer geldende formele arbeidsduur per week;
geldboete tot ten hoogste 1% van het bedrag aan het jaarloon, het bepaalde in artikel 7:650, lid 6, van het Burgerlijk Wetboek geldt in deze onverkort;
het onthouden van de jaarlijkse verhoging van het voor de werknemer vastgestelde loon, tot het naast hogere bedrag in de betreffende loonschaal;
vermindering van het loon met ten hoogste het bedrag van de laatste 2 periodieke verhogingen, een en ander voor de tijd van niet langer dan 2 jaren;
plaatsing in een andere functie voor bepaalde of onbepaalde tijd en met of zonder vermindering van loon;
schorsing voor een bepaalde tijd zonder of met gedeeltelijk genot van loon, voor ten hoogste 2/5 deel van de voor de werknemer geldende gemiddelde werktijd per week;
al dan niet onverwijlde opzegging van de arbeidsverhouding;
3.Het geschil
Mevrouw [eiseres] heeft bij brief van 16 maart 2016 ten onrechte de disciplinaire maartregel opgelegd gekregen die inhoudt dat zij voor onbepaalde tijd in een andere functie is geplaatst waarbij haar loon vanaf 1 april 2016 voor de periode van zes maanden met één schaal is verminderd. Achteraf is gebleken dat hiervoor onvoldoende aanleiding bestond en dat de maatregel te zwaar is geweest. Wij realiseren ons dat dit voor haar ernstig beschadigend is geweest. Mevrouw [eiseres] is al vanaf 30 april 2010 aan de gemeente Enschede verbonden en heeft een onberispelijke staat van dienst gehad. Wij zullen er ook alles aan doen om de haar toegebrachte schade te herstellen.