ECLI:NL:RBOVE:2016:286

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
C/08/179852 / KG ZA 15-391
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot medewerking aan verkoop gezamenlijke woning in kort geding

In deze zaak, die op 18 januari 2016 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben partijen, een vrouw en een man, een affectieve relatie gehad en zijn zij gezamenlijk eigenaar van een woning. De vrouw heeft de woning op 30 oktober 2015 verlaten, waarna de man weer in de woning is gaan wonen. De vrouw vordert in kort geding haar te machtigen tot het te gelde maken van de woning en de man te veroordelen tot afgifte van de autosleutels en -papieren van de Peugeot. De man verzet zich tegen de verkoop aan een derde, maar is bereid de woning tegen een redelijke prijs over te nemen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat geen van beide partijen voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor hun vorderingen. De vrouw heeft niet kunnen aantonen dat de situatie dermate urgent is dat een kort geding gerechtvaardigd is, terwijl de man ook niet kan aantonen dat hij niet kan wachten op de uitkomst van een bodemprocedure. Beide vorderingen zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/179852 / KG ZA 15-391
Vonnis in kort geding van 18 januari 2016
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W. Geersen-Janssen te Enschede,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W. in het Veld te Hengelo (O).
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de eis in reconventie
  • de op 30 en 31 december 2015 door de vrouw ingebrachte producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Op 1 februari 2005 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten, die door de vrouw op 25 februari 2010 schriftelijk is beëindigd. Na het beëindigen van de relatie is de vrouw in de woning van partijen aan de [adres] te [plaats] blijven wonen. De vrouw heeft de woning op 30 oktober 2015 verlaten, waarna de man weer zijn intrek in de woning heeft genomen.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning. Op de woning rust een hypotheek van € 248.000,--.
2.3.
De man heeft kenbaar gemaakt de woning tegen een redelijke prijs te willen overnemen. Drie verschillende makelaars hebben inmiddels een taxatierapport uitgebracht, waarbij de marktwaarde van de woning is getaxeerd op respectievelijk € 247.500,--, € 255.000,-- en € 265.000,--. Een vierde makelaar (van Kock en Bentem Makelaardij) heeft een verkoopprijs van € 279.500,-- geadviseerd. Partijen zijn het niet eens geworden over een redelijke overnameprijs.
2.4.
Partijen hadden twee auto’s. Conform de tussen partijen gemaakte afspraken heeft de man de Opel meegenomen en de vrouw de Peugeot. De man weigert de (reserve)sleutel(s) en de autopapieren van de Peugeot af te geven aan de vrouw, zolang de verdeling niet in het geheel is afgewikkeld.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair haar te machtigen tot het te gelde maken van de woning aan de [adres] te [plaats] , alsmede de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om over te gaan tot afgifte van de autosleutel(s) en de autopapieren van de Peugeot. Subsidiair vordert de vrouw de man op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan de verkoop en levering van voornoemde woning en, indien de man zijn medewerking weigert, te bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van de man.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert een onafhankelijke NVM-gecertificeerde taxateur te benoemen die een voor partijen bindende taxatiewaarde van de woning per 25 februari 2015 zal bepalen, uitgaande van de waarde van de woning vrij van huur en gebruik.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat vereist is dat voldoende spoedeisend belang bestaat bij het gevorderde.
5.3.
De vrouw heeft - samengevat - aangevoerd dat het spoedeisend belang van het door haar gevorderde voortvloeit uit het feit dat sprake is van een impasse. Het is partijen sinds december 2014, het moment dat de man de woning heeft verlaten en de samenleving feitelijk is beëindigd, niet gelukt om overeenstemming te bereiken over de verdeling van de gezamenlijke woning en de boedel. De vrouw heeft van de man enkel tegenwerking ontvangen en is geen stap verder gekomen. De vrouw wil een nieuwe start maken en dat is voor haar niet mogelijk zolang de woning niet is verkocht en de verdeling niet volledig is afgewikkeld. Ook zorgt het onverdeeld blijven van de boedel voor de vrouw voor onzekerheid en een financieel risico. Omdat de vrouw van mening is dat – vanwege de te verwachten duur van de procedure – van haar niet verlangd kan worden dat zij eerst een bodemprocedure voert, heeft zij dit kort geding aangespannen.
5.4.
De man betwist de noodzaak van het instellen van dit kort geding. Hij is weliswaar niet bereid zijn medewerking te verlenen aan verkoop van de woning aan een derde, maar hij is wel bereid mee te werken aan het tegen een redelijke prijs toedelen van de woning aan hem. Dat er nog steeds onenigheid bestaat over wat een redelijke prijs is, kan zijns inziens worden verholpen door het laten uitvoeren van een bindende taxatie van de waarde van de woning door een onafhankelijke taxateur. Zodra de waarde van de woning bindend is bepaald, kan de man de gesprekken met de bank voor een nieuwe hypotheek afronden en is snel duidelijk of hij de woning al dan niet kan overnemen. Als mocht blijken dat hij daartoe niet in staat is, is hij bereid alsnog zijn medewerking te verlenen aan het in de verkoop zetten van de woning via Kock en Bentem Makelaardij.
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen der partijen erin is geslaagd om het spoedeisend belang bij haar respectievelijk zijn vordering voldoende aannemelijk te maken. De enkele omstandigheid dat het al een jaar niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de afhandeling van de samenleving, de wens om een nieuwe start te maken en het beëindigen van onzekerheid, is daartoe niet voldoende. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de man de lasten van de woning betaalt. Evenmin is gesteld of gebleken is dat er hierbij betalingsachterstanden zijn ontstaan. Er lijkt sprake te zijn van een overwaarde. Gelet op één en ander is het door de vrouw gestelde financiële risico weliswaar in theorie aanwezig, maar op dit moment onvoldoende concreet om op grond daarvan te concluderen dat sprake is van een (nood)situatie, waarbij van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht en die de door haar met betrekking tot de woning gevraagde voorziening, die verstrekkende gevolgen heeft, rechtvaardigt.
5.6.
De man heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat het spoedeisend belang bij zijn vordering erin is gelegen dat hij niet met de bank kan gaan praten over een hypotheek, zolang hij niet weet wat de prijs van de woning is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het voor de man niet buitengewoon bezwarend om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Er is dan ook geen spoedeisend belang bij het treffen van de door de man gevraagde voorziening.
5.7.
Met betrekking tot de vordering van de vrouw tot afgifte van de autotsleutel(s) en de autopapieren, merkt de voorzieningenrechter op dat ter zitting is gebleken dat de man afgifte weigert, zolang de verdeling niet in het geheel is afgewikkeld en de vrouw nog goederen van de man, waaronder een tweetal camera’s, in haar bezit heeft. De vrouw stelt dat zij de camera’s niet heeft. Om vast te kunnen stellen welke van de verschillende standpunten van partijen juist zijn, zou nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig zijn. Voor dergelijk nader onderzoek leent een kort gedingprocedure zich naar zijn aard evenwel niet. De huidige situatie, waarin de vrouw de auto wel kan gebruiken, maar niet op haar naam kan laten schrijven, omdat zij niet over de daarvoor benodigde papieren beschikt, is niet dermate bezwarend dat dit noopt tot het treffen van de door haar gevraagde voorziening, in afwachting van een bodemzaak.
5.8.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen in conventie en in reconventie zullen worden afgewezen.
5.9.
In de omstandigheden dat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld en gewezen partners zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de proceskosten tussen hen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
wijst de vordering af,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: