8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft via een chat-site een 14-jarig meisje leren kennen, heeft vervolgens contact met haar onderhouden en heeft haar na enige tijd ontmoet, waarna hij een seksuele relatie met het meisje is aangegaan. Hij wist van meet af aan dat [slachtoffer] 14 jaar was, terwijl hij zelf op dat moment 32 jaar was. Hij was bovendien op de hoogte van het feit dat zij een verstandelijke beperking heeft en kampt met psychische problemen en dat zij om die reden in een jeugdinstelling verbleef. Deze omstandigheden hebben verdachte er niet van weerhouden contact met [slachtoffer] te hebben, haar gedurende twee weken in zijn woning te laten verblijven zonder dat haar naasten wisten waar ze was, en gedurende dat verblijf veelvuldig seksueel contact met haar te hebben. Verdachte heeft door zijn handelen de ouders van [slachtoffer] en de instelling waar zij verbleef in grote onzekerheid gelaten. Het valt verdachte bovendien zwaar aan te rekenen dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 14-jarig, emotioneel kwetsbaar meisje. Hij heeft hiermee in ernstige mate inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie van de verdachte d.d. 6 juni 2016 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een Pro Justitia-rapport over de persoon van verdachte van 4 november 2015, opgemaakt door J.M. de Jonge, GZ-psycholoog;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte van 28 juni 2016, opgemaakt door N. Polman, reclasseringswerker Reclassering Nederland.
Het Pro Justitia-rapport vermeldt dat bij verdachte sprake is van een aandachtstekortstoornis. Daarnaast heeft hij weinig zelfvertrouwen en weinig vertrouwen in anderen. Verdachte heeft zich, door de beschermende omgeving waarin hij is opgegroeid, moeizamer ontwikkeld op het gebied van een eigen identiteit, een eigen wil en zelfvertrouwen. Hij is hierdoor erg beïnvloedbaar en manipuleerbaar. Zijn copingvaardigheden zijn beperkt waardoor hij perioden kende dat hij geen uitweg zag, te weinig hulp ervoer en geen overzicht meer had op mogelijke oplossingen. Dit heeft de gedragskeuze en de gedragingen van verdachte beïnvloed. Het is passend bij de aandachtstekortstoornis dat het overzicht over het geheel moeilijk gezien wordt, of de aandacht op minder relevante zaken worden gericht. Er kan sprake zijn van impulsieve acties waarbij de gevolgen niet altijd goed ingeschat worden. Volgens de deskundige hebben de beperkte copingvaardigheden bij de sombere, depressieve gevoelens die verdachte kende en waaruit soms suïcidegedachten ontstonden, een belangrijke rol gespeeld. Het lijkt er op dat verdachte aansluiting voelde bij het slachtoffer. Dat hij haar wilde helpen, maar ook dat hij zelf gehoord werd. Verdachte had in de periode voor hun contact suïcidale gedachten, maar volgens verdachte kreeg hij door haar weer een doel in zijn leven en bracht zij rust. Verdachte wist dat zij minderjarig was maar dat is vervaagd door hun emotionele aansluiting. De deskundige schat in dat verdachte naar alle waarschijnlijkheid nooit het gevoel heeft gehad dat ze veel jonger is dan hij. Dit alles heeft de gedragskeuzes c.q. gedragingen van verdachte in aanzienlijke mate beïnvloed. De deskundige acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De deskundige is van mening dat, wanneer er niets verandert aan verdachtes copingvaardigheden en eigenwaarde en identiteit, hij mogelijk terugvalt in soortgelijk gedrag. Om die reden adviseert de deskundige een (ambulant) behandeltraject.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog op de door hem genoemde gronden over. De rechtbank zal bij de straftoemeting dan ook rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De reclassering schat het recidive-risico in als laag-gemiddeld en onderschrijft het advies van psycholoog De Jonge in die zin, dat een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt geadviseerd met een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling.
Met een voorwaardelijke straf heeft verdachte volgens de reclassering een stok achter de deur om uit risicovolle situaties te blijven en zich te weerhouden van delictgedrag. Het schokeffect dat het huidige justitiecontact met zich meebrengt is dermate groot dat een dergelijke stok achter de deur verdachte helpt om niet de verkeerde keuzes te maken, aldus de reclassering.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die op zichzelf genomen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf – zoals door de officier van justitie geëist – rechtvaardigen.
Desalniettemin ziet de rechtbank aanleiding om te komen tot een lichtere straf en een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank betrekt daarbij in sterke mate de persoonlijke omstandigheden zoals die in voormelde rapportages naar voren zijn gekomen. Bovendien houdt zij rekening met het feit dat verdachte spijt heeft betuigd voor wat hij heeft gedaan, dat hij zelf na zijn aanhouding hulp heeft gezocht voor zijn psychische problemen en dat hij uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om het contact met [slachtoffer] (voor zover dat contact door [slachtoffer] werd gezocht) te verbreken.
Verdachte heeft zes dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank acht het al met al niet wenselijk om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, waardoor hij opnieuw naar de gevangenis zou moeten.
De rechtbank is van oordeel dat met de hierna te noemen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht en dat van die straf een voor verdachte – gezien zijn persoon – afdoende recidive-beperkende prikkel zal uitgaan.
De rechtbank ziet, gelet op de het laag-gemiddelde recidiverisico geen aanleiding om de uitspraak dadelijk uitvoerbaar te verklaren.