ECLI:NL:RBOVE:2016:2799

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
C/08/182462 / FA RK 16-329
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek tot schadevergoeding na inbewaringstelling op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juni 2016 een beschikking gegeven inzake een verzoeker die schadevergoeding eiste na een inbewaringstelling op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De rechtbank had eerder op 29 februari 2016 een tussenbeschikking gegeven waarin de gemeente Borne werd opgedragen om binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. Dit verweerschrift werd op 24 maart 2016 ingediend en de zaak werd behandeld op 27 mei 2016. Tijdens deze zitting waren zowel de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, als een vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig.

De rechtbank beoordeelde of de beschikking tot inbewaringstelling, afgegeven door de burgemeester van Borne op 22 oktober 2015, rechtmatig was. De burgemeester had deze beschikking gebaseerd op een geneeskundige verklaring van psychiater S. Streitz, waarin werd gesteld dat er sprake was van een ernstig vermoeden van een stoornis van de geestvermogens en een onmiddellijk dreigend gevaar. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester op basis van deze verklaring redelijkerwijs kon oordelen dat er voldoende grond was voor de inbewaringstelling.

De rechtbank verwierp het argument van de verzoeker dat het verweerschrift van de gemeente te laat was ingediend, aangezien dit binnen de gestelde termijn was gebeurd. Ook de eerdere afwijzing van de voortzetting van de inbewaringstelling op 27 oktober 2015 deed niets af aan de rechtmatigheid van de eerdere beschikking. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatig afgegeven last tot inbewaringstelling en wees het verzoek tot schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht Almelo
Zaaknummer: C/08/182462 / FA RK 16-329
Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel van 24 juni 2016
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. P.S. Wibbelink,
tegen
de gemeente Borne,
verder ook de gemeente te noemen,
zetelende te Borne,
belanghebbende.

1.Het procesverloop

Op 29 februari 2016 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gegeven, waarbij de gemeente in de gelegenheid is gesteld om uiterlijk binnen vier weken na de datum van die beschikking een verweerschrift in te dienen tegen het verzoek.
Op 24 maart 2016 is een verweerschrift met twee bijlagen van de gemeente ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 mei 2016. Ter zitting zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en mevrouw [A] namens de gemeente.

2.De beoordeling

De gemeente stelt zich - kort en zakelijk weergegeven - op het standpunt dat de door de burgemeester van de gemeente gegeven beschikking tot inbewaringstelling rechtmatig is afgegeven. De burgemeester heeft zich bij die beslissing gebaseerd op de geneeskundige verklaring van de psychiater. Op basis van die verklaring heeft de burgemeester geoordeeld dat er in het belang van de veiligheid van verzoeker en van zijn omgeving op dat moment voldoende grond was om de last tot inbewaringstelling af te geven. Die verklaring is voor de burgemeester doorslaggevend geweest bij het geven van de beschikking tot inbewaringstelling.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling van 27 mei 2016 aanvullend gesteld dat het verweerschrift van de gemeente niet binnen de daarvoor door de rechtbank gestelde termijn van vier weken is ingediend en dat daarom geen acht kan worden geslagen op dit verweerschrift.
De rechtbank gaat aan die stelling voorbij. De beschikking is gegeven op 29 februari 2016 en het verweerschrift is bij de rechtbank binnengekomen op 24 maart 2016 en dus binnen de in de beschikking gestelde termijn.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet, dan wel onvoldoende, is gebleken dat de door de burgemeester op 22 oktober 2015 afgegeven beschikking tot inbewaringstelling onrechtmatig was. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Volgens artikel 20 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) kan een burgemeester bij beschikking lastgeven dat een persoon die zich in zijn gemeente bevindt, in bewaring wordt gesteld indien naar zijn oordeel:
a. de betrokkene gevaar veroorzaakt,
b. het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken,
c. het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat toepassing van paragraaf 1 of paragraaf 1b van hoofdstuk 1 BOPZ niet kan worden afgewacht, en
d. het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Er is hier sprake van een noodmaatregel die door de burgemeester kan worden afgegeven.
Voormelde voorwaarden zijn cumulatief. Wanneer aan één ervan niet is voldaan, kan de burgemeester de last niet afgeven. Zou hij dat wel doen dan is de last onrechtmatig, in welk geval de rechter aan de betrokkene op zijn verzoek een schadevergoeding kan toekennen.
Op grond van het bepaalde in artikel 21 BOPZ gelast de burgemeester een inbewaringstelling niet dan nadat een niet-behandelend psychiater of een niet-behandelend arts een schriftelijke medische verklaring heeft verstrekt waaruit blijkt dat het geval, bedoeld in artikel 20, tweede lid, BOPZ zich voordoet. Dit betekent dat de burgemeester bij het afgeven van de last tot inbewaringstelling afhankelijk is van het deskundige oordeel van een arts. De burgemeester gaat af op de informatie die hij via de geneeskundige verklaring krijgt van de arts die de betrokkene heeft gezien. Deze informatie kan hij desgewenst aanvullen met informatie van de politie, maar zeker wat betreft de medische diagnose is hij, evenals de rechter, afhankelijk van het deskundige oordeel van de arts.
In deze procedure staat vast dat de burgemeester zich bij zijn beslissing van 22 oktober 2015 heeft laten leiden door de medische verklaring van diezelfde datum van de psychiater, de heer S. Streitz. Uit die medische verklaring kan worden geconcludeerd dat op het moment van afgifte van de last door de burgemeester werd voldaan aan alle voorwaarden genoemd in het tweede lid van artikel 20, tweede lid, BOPZ. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester op basis van die verklaring dan ook redelijkerwijs kunnen en mogen oordelen dat er in het belang van de veiligheid van verzoeker en zijn omgeving op dat moment voldoende grond was om de last tot inbewaringstelling van verzoeker af te geven. De burgemeester heeft met het afgeven van die last gehandeld binnen zijn wettelijke bevoegdheid en met inachtneming van de geldende wettelijke voorschriften.
Dat de rechtbank de voortzetting van de inbewaringstelling op 27 oktober 2015 heeft afgewezen omdat (op die datum) onvoldoende bleek van een stoornis van de geestvermogens noch van gevaar dat een gedwongen verblijf rechtvaardigt, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Voldoende voor de afgifte van de last van de burgemeester van 22 oktober 2016 was dat op die datum sprake was van een ernstig vermoeden van een stoornis van de geestvermogens en van een onmiddellijk dreigend gevaar. De stoornis hoefde op dat moment niet te zijn vastgesteld. De rechtvaardiging hiervoor is gelegen in het feit dat het gaat om een spoedmaatregel. Een wat meer uitgebreid onderzoek van de arts die de geneeskundige verklaring opstelt, is hierdoor niet mogelijk. De diagnose heeft dan ook een voorlopig karakter.
Dat verzoeker - zoals hij stelt - op voormelde datum met groot machtsvertoon door de politie is aangehouden, dat die aanhouding vervolgens door omstanders is gefilmd en op de website van Dumpert is geplaatst, doet aan de rechtmatigheid van de door de burgemeester gegeven last niets af.
Van een onrechtmatig afgegeven last tot inbewaringstelling is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake, zodat het verzoek wordt afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding af.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mrs. U. van Houten, voorzitter, T.M. Blankestijn en A.A.J. Lemain, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016 in tegenwoordigheid van G.M. Keupink, griffier