Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
Mediant / RIBW Groep Overijssel (verder te noemen: de klachtencommissie);
2.De vaststaande feiten
3.De standpunten van partijen
€ 1.180.280,- te vermeerderen met een rente van 21%. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij tevens een vergoeding vraagt voor gemaakte reiskosten. Verzoeker grondt zijn verzoek- en klaagschrift op de artikelen 28 en 41a Wet Bopz.
4.De beoordeling
20 oktober 2015 door de burgemeester gegeven. Verzoeker heeft aangifte gedaan op
18 november 2015. Dit betekent dat het eerste verzoek om schadevergoeding is gedaan op
19 november 2015 en dus binnen zes weken na afgifte van de inbewaringstelling door de burgemeester.
Wet Bopz. Verzoeker heeft in die e-mail geklaagd dat hij ten onrechte voor de duur van 118 uren is gesepareerd tijdens de inbewaringstelling. Mediant heeft hierop gereageerd, stellende dat de plaatsing en het verblijf in de separeer volgens de daarvoor geldende regels is geschied.
5.De beslissing
maandag 25 april 2016voor dagbepaling voortzetting mondelinge behandeling;
T.M. Blankestijn, rechters, in tegenwoordigheid van G.M. Keupink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2016.