ECLI:NL:RBOVE:2016:2751

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
08/770246-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongvolwassene voor seksueel misbruik van een minderjarige halfzus

Op 19 juli 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De man is schuldig bevonden aan seksueel misbruik van zijn halfzusje, dat op het moment van de feiten 13 jaar oud was. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, omdat de verdachte functioneert op een verstandelijk beperkt niveau. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich moet laten behandelen.

De zaak kwam aan het licht na aangifte door de moeder van het slachtoffer. De verdachte heeft de feiten bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie geëist, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij het misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer zwaar werd aangerekend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causaal verband tussen de schade en het bewezen feit onvoldoende was aangetoond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straffen en maatregelen, met de nadruk op de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770246-15 (P)
Datum vonnis: 19 juli 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A van der Burg, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 februari 2015 meermalen heeft schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn toen 13-jarige halfzusje [slachtoffer] (verder aangeduid met haar roepnaam [slachtoffer] ) [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 21 februari 2015 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die ( [slachtoffer] en/of het één of meermalen betasten van de (blote) borsten van die [slachtoffer] en/of het één of meermalen likken aan de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, op grond van de aangifte van de moeder namens het slachtoffer [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte - onder toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld voor het ten laste gelegde tot:
- een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen jeugddetentie;
- een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan toezicht van de Jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting, een ambulante behandelverplichting bij Educare, de verplichting tot meewerken aan diagnostisch onderzoek/persoonlijkheidsonderzoek met aandacht voor seksuele ontwikkeling, de verplichting om openheid van zaken te geven aan alle betrokken partijen, inclusief de gezinsvoogd van de dochter van verdachte, met betrekking tot het reclasseringstraject.
De officier van justitie heeft gevorderd om ten aanzien van de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het tenlastegelegde. De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat verklaard dat verdachte zich kan vinden in de strafeis van de officier van justitie en de in het kader van de voorwaardelijke jeugddetentie gevorderde bijzondere voorwaarden.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 januari 2015 tot en met 21 februari 2015 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die ( [slachtoffer] en/of het meermalen betasten van de (blote) borsten van die [slachtoffer] en/of het één of meermalen likken aan de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6.1
Het toe te passen recht
De rechtbank heeft kennis genomen van een Reclasseringsadvies d.d. 27 juni 2016, uitgebracht door de Reclassering Nederland en de daarop d.d. 30 juni 2016 nagezonden schriftelijke aanvulling.
Uit voornoemd Reclasseringsadvies en de daarop nagezonden schriftelijke aanvulling komt naar voren dat verdachte als jongvolwassene op verstandelijk beperkt niveau functioneert en dat hij in vergelijking met leeftijdgenoten de gevolgen van zijn gedrag voor anderen niet kan overzien. Gezien het functioneren van verdachte wordt geadviseerd om ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank overweegt dat er voor de toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van een adolescent onder meer gekeken wordt naar de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Gelet op de persoon van de verdachte ten tijde van het delict, de conclusies in het voormelde reclasseringsadvies, de persoon van verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de verdachte naar voren is gekomen, acht de rechtbank het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met zijn 13-jarige halfzusje [slachtoffer] , onder meer bestaande uit het meermalen seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte was op dat moment zelf 22 jaar oud en heeft zeer lichtvaardig gehandeld in zijn contact met het jonge slachtoffer en aldus op kwalijke wijze misbruik gemaakt van het verschil in leeftijd. Verdachte heeft hiermee op zeer ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn halfzusje - in de kwetsbare leeftijd van 13 jaar - geschonden, wat de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Dit soort feiten hebben veelal een negatieve invloed op de ontwikkeling van het slachtoffer, wat ook in dit geval onder meer is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer] . Het is verder een feit van algemene bekendheid dat vormen van inbreuk op de integriteit van het lichaam zoals bewezen is verklaard, zeer belemmerend kunnen zijn voor de seksuele ontwikkeling van slachtoffers, waarbij op korte of lange termijn (blijvende) emotionele schade niet kan worden uitgesloten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 mei 2016;
- een Reclasseringsadvies d.d. 27 juni 2016 uitgebracht door de Reclassering Nederland en de daarop d.d. 30 juni 2016 nagezonden schriftelijke aanvulling.
De rechtbank vindt, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, dat een jeugddetentie een passende straf is. De rechtbank zal bepalen dat deze voorwaardelijk wordt opgelegd, onder de voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank beoogt hiermee verdachte de voor hem noodzakelijk geachte behandeling(en) te laten ondergaan.
De rechtbank zal niet - zoals door de officier van justitie is gevorderd - de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden bevelen. Gelet op de beperkte documentatie van verdachte en de in het kader van de bijzondere voorwaarden te realiseren behandeling en begeleiding van verdachte zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Naast de voorwaardelijke jeugddetentie vindt de rechtbank het ook passend dat verdachte een werkstraf van 180 uur als straf krijgt opgelegd.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [plaats] (gemachtigde [naam] ), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.159,11 (eenentwintighonderdnegenenvijftig euro en elf cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 159,11 ter zake geleden materiële schade (noodzakelijke medicatie);
  • € 2.000,-- ter zake geleden immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.159,11,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag. De officier van justitie heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij inzake het meer of anders gevorderde
De raadsvrouw van verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist en heeft daartoe betoogd dat zowel voor wat betreft de gevorderde materiële schade als de gevorderde immateriële schade de causaliteit met het bewezenverklaarde feit onvoldoende vastgesteld kan worden, aangezien de benadeelde partij voordien al persoonlijke problemen had. De raadsvrouw van verdachte heeft voorts betoogd dat volledige toewijzing van de gevorderde immateriële schade het voorgenomen begeleid wonen van verdachte in gevaar kan brengen, aangezien verdachte dan niet in staat zal zijn de daartoe verschuldigde huur te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van verdachte voor die schade onvoldoende komen vast te staan nu uit de dossierstukken kan worden afgeleid dat het slachtoffer de in rekening gebrachte medicatie reeds gebruikte voordat het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de voor de aanvang van het seksueel misbruik reeds bestaande persoonlijke problemen bij het slachtoffer, de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd. De enkele een verwijzing naar een vergelijkbare strafzaak is daartoe onvoldoende.. Bovendien was in die zaak sprake van dwang, terwijl in dit geval geen dwang is bewezenverklaard
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77o,77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf
- omdat de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat:
  • verdachte zich op uitnodiging zal melden bij de instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling en zich op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zal meewerken aan andere, door de instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties; aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • verdachte zich onder behandeling zal laten stellen bij Educare, kinder- en jeugdpsychiatrie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen, voorwaarden, behandelafspraken en huisregels van de polikliniek;
  • verdachte zich diagnostisch zal laten onderzoeken door Educare of een soortgelijke forensische polikliniek en zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, waarbij door de onderzoeker aandacht zal worden besteed aan de seksuele ontwikkeling en seksuele voorkeur van verdachte om eventuele stoornissen met betrekking tot seksualiteit te kunnen uitsluiten;
- draagt het toezicht op de naleving van de voorwaarden en ondersteuning ten behoeve daarvan op aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (instantiecode AST094); verantwoordelijke gemeente is de gemeente Deventer;
  • veroordeelt verdachte tevens tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.
De griffier was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland Dienst Regionale Recherche met registratienummer PL0600-2015120397. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [naam] [1] ;
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [2] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [3] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [naam] d.d. 20 april 2015, pag. 31 t/m 46.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 september 2015, pag. 88 t/m 95.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 juli 2016.