ECLI:NL:RBOVE:2016:273

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
08.910031-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beroving, winkeldiefstallen, vernieling en huisvredebreuk met bijzondere voorwaarden

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder de beroving van een juwelierszaak in Deventer, twee winkeldiefstallen, vernieling en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 560 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldgebod en een klinische behandeling. De rechtbank oordeelde dat de man zijn misdrijven had gepleegd om hulp te krijgen, zonder rekening te houden met de gevolgen voor anderen, met name de eigenaresse van de juwelierszaak, die psychisch leed ondervond van de beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man tijdens de gepleegde feiten leed aan ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, wat leidde tot verminderde toerekenbaarheid. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de man schadevergoedingen moest betalen van in totaal ruim 3.000 euro. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 14 januari 2016, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.910031-15 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Zwolle, HvB Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte is, na wijziging tenlastelegging van feit 2 conform artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één en/of meerdere siera(a)d(en), althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak 1] , althans [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf en/of het/de weg te nemen één en/of meerdere siera(a)d(en), althans enig(e) goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
welke diefstal meermalen, althans eenmaal, werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin (telkens) bestond(en) dat verdachte een moker in zijn rechterhand had en boven zijn hoofd vasthield en/of (vervolgens) slaande bewegingen naar voren maakte met deze moker en/of (daarbij) de woorden uitte: "Stoppen, anders sla ik je voor je smoel", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één en/of meerdere siera(a)d(en), althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak 1] , althans [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf en/of het/de weg te nemen één en/of meerdere siera(a)d(en), althans enig(e) goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, (telkens) hierin bestaande dat verdachte opzettelijk op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is gaan staan en/of dreigend de woorden heeft toegevoegd "Stoppen, anders sla ik je voor je smoel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij (om zijn woorden kracht bij te zetten) een moker boven zijn hoofd vasthield en/of (vervolgens) slaande bewegingen naar voren maakte met deze moker;
2. primair
hij op of omstreeks 08 juli 2015 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één en/of meerdere siera(a)d(en) en/of geld, althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak 2] , althans [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen één en/of meerdere siera(a)d(en) en/of geld, althans enig(e) goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 juli 2015 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans één ruit(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak 2] , althans [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door meermalen althans éénmaal tegen deze ruiten aan te schoppen/trappen;
3. primair
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromscooter van het merk Yamaha Aerox (voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een bromscooter van het merk Yamaha Aerox (voorzien van kenteken [kenteken] ), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen;
4. hij op of omstreeks 09 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel (zijnde Hema, gevestigd aan de Korte Bisschopstraat 5 te Deventer) een Hema strijkijzer, een Hema melkopschuimer en een Hema telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Hema, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5. hij op of omstreeks 09 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel (zijnde Douglas, gevestigd aan de Lange Bisschopstraat 53 te Deventer) meerdere, althans een, fles(jes) parfum van het/de merk(en) Dolce & Gabbanae en/of Prada en/of 1 Million Men (met een totale waarde van 228,37 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Douglas, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6. hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk één ruit van een tuindeur en/of een deel van de parketvloer en/of een trede van een houten trap en/of een tuinbeeld, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een baksteen door de ruit te gooien en/of door met glasscherven aan zijn schoenzo(o)l(en) over de traptrede en/of parketvloer te lopen en/of het tuinbeeld te laten vallen;
7. hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Deventer wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres 1] en in een gebruik bij [slachtoffer 6] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het als feit 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 560 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldgebod, een ambulante behandeling en een klinische behandeling in FPA De Boog voor de duur van maximaal 18 maanden.
Verder heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (voor een bedrag van € 498,94), [juwelierszaak 1] (voor een bedrag van € 800,-) en [slachtoffer 4] (voor een bedrag van € 2.451,45), toegewezen kunnen worden, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het als feit 1 primair, feit 2 primair, en de feiten 4 tot en met 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair heeft de officier van justitie geconcludeerd tot vrijspraak.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het als feit 1 primair, feit 1 subsidiair (voor zover dat ziet op de bedreiging), feit 2 primair, feit 3 primair en subsidiair, ten laste gelegde. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1, primair
De rechtbank constateert dat niet ter discussie staat dat verdachte op 14 juli 2015 in Deventer door middel van braak sieraden heeft gestolen uit de [juwelierszaak 1] . Dit volgt uit de aangifte van [slachtoffer 1] , eigenaresse van de juwelierszaak, en de verklaringen van verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting. Dit onderdeel van het als feit 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt dat in zoverre sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Verdachte heeft ontkend dat hij, nadat hij met de gestolen sieraden de juwelierszaak uit was gevlucht, met een moker in de hand [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd door deze moker omhoog te steken en slaande bewegingen richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te maken. De rechtbank is echter van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend is bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie en de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte dat hij ten tijde van de diefstal bij de juwelier een moker bij zich had, concludeert de rechtbank dat verdachte voornoemde personen met de moker heeft bedreigd. Nu deze bedreiging zich heeft voorgedaan tijdens de vlucht van verdachte, concludeert de rechtbank dat deze bedreiging erop gericht was om te kunnen vluchten, dan wel erop gericht was de gestolen buit veilig te stellen.
Voor het onderdeel van het als feit 1 primair ten laste gelegde dat ziet op de bedreiging door verdachte door het uiten van woorden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Verdachte moet van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2, primair en subsidiair
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 4] , namens [juwelierszaak 2] , en de zich in het dossier bevindende beelden die zijn gemaakt door een buurman en waarop verdachte door verbalisant [verbalisant] wordt herkend, als ook de verklaring van verdachte dat hij zichzelf op de beelden herkent en dat hij iets kapot wilde maken, acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij [juwelierszaak 2] een ruit heeft vernield. Omdat niet is bewezen dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de achter die ruit gelegen sieraden had, moet verdachte van het onder primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 3, primair
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zijn scooter op 13 juli 2015 in Apeldoorn is gestolen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de scooter “vast gestolen” zal hebben. Hij kan zich echter niet herinneren waar dat is gebeurd. Nu in de tenlastelegging is opgenomen dat de scooter in Deventer is gestolen, moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken. De pleegplaats is gezien het vorenstaande niet vast te stellen.
Feit 3, subsidiair
Ook van het als feit 3 subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken. In het dossier bevindt zich naast de aangifte enkel de verklaring van verdachte dat hij de scooter “vast gestolen” zal hebben. Het kan daarom niet bewezen worden dat hij ten tijde van het verwerven van de scooter wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gestolen was.
Feiten 4 en 5
[naam 1] heeft namens Hema aangifte gedaan van diefstal op 9 juni 2015 van een strijkijzer, een melkopschuimer en een telefooncase.
[naam 2] heeft namens Douglas aangifte gedaan van diefstal op 9 juni 2015 van drie flesjes parfum.
Ter terechtzitting van 14 januari 2016 heeft verdachte beide diefstallen bekend.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [naam 1] en [naam 2] en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het als feiten 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Feiten 6 en 7
Op 21 juli 2015 heeft [slachtoffer 6] aangifte gedaan van vernieling en huisvredebreuk aan de [adres 1] te Deventer, gepleegd op 14 juli 2015. Daarbij is een ruit van een tuindeur vernield, zijn er glasscherven op de parketvloer terechtgekomen en is de dader daarover heen gelopen, waardoor schade aan de parketvloer is ontstaan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de ruit van de tuindeur heeft ingegooid met een steen die daar lag. Hij is de woning ingegaan en heeft deze door de voordeur verlaten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niets van het gebeuren kan herinneren. Wel heeft hij foto’s gezien van de kapotte ruit en heeft hij geconstateerd dat hij op de 14e juli 2015 glas in zijn arm had. “Eén en één is twee”, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat in zoverre sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [slachtoffer 6] en de bekennende verklaring van verdachte, in zoverre wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het als feiten 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van de vernieling van de traptrede en het tuinbeeld is het enkel aangever die hierover heeft verklaard. Zijn verklaring vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor deze onderdelen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte als feit 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het als feit 1 primair, 2 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 14 juli 2015 te Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [juwelierszaak 1] , en de weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een moker in zijn rechterhand had en boven zijn hoofd vasthield en slaande bewegingen naar voren maakte met deze moker;
2. hij op of omstreeks 8 juli 2015 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [juwelierszaak 2] , heeft vernield door meermalen tegen deze ruit aan te trappen;
4. hij op 09 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel (zijnde Hema, gevestigd aan de Korte Bisschopstraat 5 te Deventer) een Hema strijkijzer, een Hema melkopschuimer en een Hema telefoon, toebehorende aan Hema;
5. hij op 09 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel (zijnde Douglas, gevestigd aan de Lange Bisschopstraat 53 te Deventer) flesjes parfum van de merken Dolce & Gabbana en Prada en 1 Million Men (met een totale waarde van 228,37 euro), toebehorende aan Douglas;
6. hij op 14 juli 2015 te Deventer (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk één ruit van een tuindeur en een deel van de parketvloer, toebehorende aan [slachtoffer 6] , heeft vernield of beschadigd door met een baksteen door de ruit te gooien en door met glasscherven aan zijn schoenzo(o)l(en) over de parketvloer te lopen;
7. hij op 14 juli 2015 te Deventer wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres 1] en in gebruik bij [slachtoffer 6] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij de artikelen 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
feit 2, subsidiair
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 Sr;
feit 4
het misdrijf:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 Sr;
feit 5
het misdrijf:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 Sr;
feit 6
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 Sr;
feit 7
het misdrijf:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 138 Sr.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft op 14 juli 2015 in een tijd van ongeveer twintig minuten een spoor van strafbare feiten, te weten beroving van een juwelier, bedreiging met geweld, vernieling en huisvredebreuk, achtergelaten. Verdachte heeft verklaard dat hij al deze misdrijven heeft gepleegd om hulp te krijgen. Hij heeft zich daarbij kennelijk geen rekenschap gegeven van de gevolgen voor anderen dan hijzelf. Vooral voor de eigenaresse van de juwelierszaak heeft de roof psychische gevolgen gehad. Verdachte heeft met zijn eigen problemen anderen ernstig belast. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Naast deze feiten heeft verdachte ook nog een ruit vernield en twee winkeldiefstallen gepleegd.
Er is, in het kader van deze strafzaak, over de persoon van verdachte gerapporteerd door W.A. Braam, psychiater, en M.G.A. van Megen, psychiater in opleiding, zoals blijkt uit het Pro Justitia rapport van 29 december 2015. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde sprake is van ADHD, afhankelijkheid van meerdere middelen en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Volgens de deskundigen is sprake van verminderde toerekenbaarheid.
Geadviseerd wordt adequate zorg/behandeling rondom verdachte op te zetten, om het recidiverisico te verkleinen. Hierbij gaat het om zowel behandeling gericht op zijn afhankelijkheidsproblematiek als de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek (bij voorkeur in een dubbeldiagnosekliniek) inclusief adequate behandeling van zijn ADHD.
Omdat het gaat om structurele problematiek met een hoog recidiverisico als adequate behandeling achterwege blijft, wordt in eerste instantie een klinisch behandeltraject geadviseerd eventueel later gevolgd door dagklinische of poliklinische nazorg.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen dat het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend over en acht de verdachte in zoverre strafbaar.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte vanaf juli 2014 diverse keren met politie en/of justitie in aanraking is gekomen vanwege overtreding van de Wegenverkeerswet, diverse diefstallen en diverse verduisteringen. Daarnaast heeft de rechtbank op de voet van artikel 63 Sr rekening gehouden met het vonnis van 27 juli 2015 waarbij verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur ter zake van diefstal.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de wijze waarop verdachte de overval op de juwelier heeft gepleegd en de impact die deze heeft gehad, dit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar rechtvaardigt. Gezien de inschatte behandelduur van 12 tot 18 maanden, welke behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen en het feit dat verdachte niet eerder tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf, passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , wonende te [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 800,- (zegge: achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 800,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 1] , wonende te [adres 2] , namens [juwelierszaak 1] , gevestigd te Deventer, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 498,94 (zegge: vierhonderdachtennegentig euro en 94 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit:
- omzetderving € 218,94
- kosten KvK - 30,00
- eigen risico verzekering - 250,00
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 498,94, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 4] , wonende te [adres 3] , kennelijk namens zijn zaak [juwelierszaak 2] , gevestigd te Deventer, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.451,45 (zegge: tweeduizend vierhonderdeenenvijftig euro en 45 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit:
- één gebroken en één gescheurde ruit € 1.501,45
- omzetderving twee dagen - 950,00
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 subsidiair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost die ziet op de vervanging van een tweede ruit is door de verdediging betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade aan deze tweede ruit niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat deze schade niet blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 4] . Nu de factuur niet per ruit is gespecificeerd zal de rechtbank de schade aan de ruit ex aequo et bono vaststellen op € 800,-.
De verdediging heeft ook de omzetderving van twee dagen betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is de omzetderving echter voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het gevorderde tot een bedrag van € 950,- zal worden toegewezen.
In totaal zal de rechtbank het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 1.750,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade wat betreft de tweede ruit is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 primair en 2 subsidiair is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het als feit 2 primair en feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het als feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feiten 4 tot en met 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij de artikelen 311 en 312 Sr;
feit 2, subsidiair
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 Sr;
feit 4
het misdrijf:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 Sr;
feit 5
het misdrijf:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 Sr;
feit 6
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 Sr;
feit 7
het misdrijf:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 138 Sr.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [adres 2] , van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [juwelierszaak 1] ., gevestigd te Deventer, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 4] , wonende te [adres 3] voor een deel van € 701,45 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. M. van Bruggen en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, recherche district IJsselland Zuid, met nummer 2015405739. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 – de bedreiging met geweld
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 14 juli 2015, pagina 28-29, onder meer inhoudende:
(…) Ik zag dat de man (…) een moker vast had. Deze moker had een dikke, zwarte kop en was ongeveer dertig (30) centimeter lang. (…)
Ik wilde de man vastpakken. Op het moment dat ik dit deed, zag ik de man de hamer boven zijn hoofd heffen en een slaande beweging maken in mijn richting. (…) Ik voelde mij bedreigd door de man. (…)
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 juli 2015, pagina 75-76, onder meer inhoudende:
(…) Ik zag dat hij in zijn rechterarm een vuistje had. Daar bedoel ik mee (…) een moker. (…)
… ik zag dat hij zich naar mij omdraaide (…) en zag dat de man dreigend voor mij kwam staan. Ik zag dat hij dat slagwapen dreigend voor hem uit hield. (…) Ik zag dat hij (…) een slaande beweging maakte met het slagwapen. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 juli 2015, pagina 154-158, onder meer inhoudende:
(…) Je bent dinsdag 14 juli 2015 aangehouden naar aanleiding van een diefstal gevolgd door geweld bij [juwelierszaak 1] aan de Nieuwstraat in Deventer. (…)
V: Wat had je nog meer bij je?
A: Een hamer (…).
V: Hoe zag die hamer eruit?
A: Een moker met een oranje steel. (…)
Feit 1 - overig
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 14 juli 2015, pagina 17-18;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 juli 2015, pagina 154-158;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2016;
Feit 2, subsidiair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , namens [juwelierszaak 2] , van 8 juli 2015, pagina 89-90, onder meer inhoudende:
(…) Vandaag, woensdag 8 juli 2015, ben ik begonnen in mijn zaak te Deventer. (…)
Nadat ik omstreeks 08.25 uur bij de zaak was gekomen zag ik dat de ruit met een afmeting van ongeveer 2 x 2 meter naast de toegangsdeur vernield was. Er was een grote deuk zichtbaar in de ruit die een grote ster vertoonde. Kennelijk had men geprobeerd om de ruit in te schoppen. Dit werd mij ook bevestigd door een buurtbewoner die mij ook vertelde dat hij het gebeuren had gefilmd met zijn telefoon. (…)
De persoon die het feit pleegde was een manspersoon. Hij heeft de leeftijd van ongeveer 30 jaar. Hij was gekleed in een fel oranje zwembroek met half lange broekspijpen. Hij droeg een wit T-shirt en op zijn rug droeg hij een donkerkleurige effen rugzak en een blauw/zwart baseballpetje op zijn hoofd. Hij droeg sportschoenen. Hij is weggereden op bike. (…)
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van politie, op 8 juli 2015, pagina 93, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 8 juli 2015 (…) keek ik, verbalisant [verbalisant] , op mijn mobiele telefoon. Ik zag daar een filmpje met daarop opnames (…) bij de juwelier op de Proosdijpassag 2 te Deventer. Ik zag dat een manspersoon tegen het raam van de Juwelier trapte.
Ik herkende de verdachte direct. De verdachte is mij ambtshalve bekend als [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1979.
Deze verdachte was mij bekend, omdat ik de verdachte op dinsdag 7 juli 2015 heb verhoord terzake winkeldiefstal (…).
De verdachte kan ik als volgt omschrijven:
Manspersoon, blank, donker haar, ongeveer 180 lang.
De verdachte droeg de volgende kleding:
Zwarte schoenen. Fel roze, korte broek, Wit shirt. Daarnaast droeg de verdachte een zwarte rugzak op zijn rug. Ook droeg de verdachte zowel in het filmpje op facebook en tijdens de heenzending een donkerkleurige pet. (…)
3.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2016, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik herken mezelf op dat beeld. (…) Het was gepantserd glas. Ik wilde iets kapot maken. (…)
Feit 4
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 9 juni 2015, pagina 106-107 met bijlagen;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2016;
Feit 5
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 10 juni 2015,
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2016;
Feiten 6 en 7
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting de ten laste gelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 21 juli 2015, pagina 134-135;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 juli 2015, pagina 154-158;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2016.