ECLI:NL:RBOVE:2016:272

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
4638038 \ VV EXPL 15-132
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door beëindiging zorgovereenkomst en huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Iriszorg en [W]. Iriszorg, een zorginstelling, vorderde ontruiming van de woning van [W] op basis van de beëindiging van zowel de zorgovereenkomst als de huurovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 29 december 2015, waarin Iriszorg een voorlopige voorziening vroeg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst was beëindigd vanwege de bedreigende en beledigende houding van [W] tegenover medewerkers van Iriszorg, wat de begeleiding onmogelijk maakte. De huurovereenkomst was onlosmakelijk verbonden met de zorgovereenkomst, waardoor de beëindiging van de zorgovereenkomst ook leidde tot het einde van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [W] zonder recht of titel gebruik maakte van de woning en heeft de ontruiming toegewezen, met een termijn van één maand voor [W] om de woning te verlaten. Tevens werd [W] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 4638038 \ VV EXPL 15-132
Vonnis in kort geding van 28 januari 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING IRISZORG,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijmegen,
eisende partij, hierna te noemen Iriszorg,
gemachtigde: mr. L. Vrakking,
tegen
[W] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [W] ,
gemachtigde: mr. Ph.J.N. Aarnoudse,
toegevoegd onder nummer 2FD0029 d.d. 23 oktober 2015.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens Iriszorg betekende dagvaarding van 29 december 2015, waarbij Iriszorg een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [W] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn de volgende stukken aan het dossier toegevoegd:
- de producties 1 tot en met 14 van [W] , overgelegd bij brief van 7 januari 2016;
- de producties 25 tot en met 27 van Iriszorg, overgelegd bij brief van 8 januari 2016;
- productie 15 van [W] , overgelegd bij brief van 8 januari 2016;
- productie 16 van [W] , overgelegd bij brief van 12 januari 2016.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 12 januari 2016. Iriszorg (vertegen-woordigd door A.K. de Boer en D.C. Daniëls) is verschenen, bijgestaan door mr. Vrakking. [W] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.4.
Iriszorg heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. De gemachtigde van [W] heeft tegen de vordering verweer gevoerd en daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Iriszorg is een zorginstelling die ondersteuning en begeleiding biedt aan mensen die grip op hun leven willen houden of krijgen. Zij biedt onder meer begeleiding aan mensen die niet zelfstandig kunnen wonen. In dat kader kan Iriszorg in samenwerking met woningbouwcorporaties en gemeenten beschikken over zogenoemde ‘omklapwoningen’. De omklapwoning wordt gehuurd door Iriszorg en doorverhuurd aan de cliënt. De cliënt ontvangt ambulante begeleiding van Iriszorg en na een bepaalde periode – als duidelijk is dat de cliënt in staat is zelfstandig, zonder begeleiding door Iriszorg, in de woning te wonen – kan besloten worden de huurovereenkomst ‘om te klappen’ zodat Iriszorg niet langer de huurder van de woning is maar de cliënt.
2.2.
[W] heeft tot december 2014 ongeveer twee jaar op een bungalowpark in Apeldoorn gewoond in het kader van Bijzondere Bemiddeling. Iriszorg was in die tijd ook in beeld. Uit een brief van 24 september 2014 blijkt dat Iriszorg met verschillende woningbouwcorporaties heeft gesproken over de mogelijke aanbieding van een woning in Deventer. Iriszorg heeft de woning aan de [adres] aan [W] aangeboden als omklapwoning en [W] heeft van dat aanbod gebruik gemaakt. Het gaat om een appartementencomplex (flatgebouw) waarin nog enkele cliënten van Iriszorg wonen in door Iriszorg ter beschikking gestelde woonruimten.
2.3.
Iriszorg heeft een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst met [W] gesloten. De huurovereenkomst is aangegaan voor de periode van 1 december 2014 tot en met 31 mei 2016. Voor zover thans van belang bepaalt de huurovereenkomst het volgende.
‘a. Verhuurder is een organisatie voor maatschappelijke zorg. Verhuurder zet zich in voor mensen die de grip op hun leven kwijt zijn of dit dreigen kwijt te raken. Verhuurder biedt onder meer trajecten voor wonen aan jongeren, volwassenen en gezinnen.
b. Huurder behoort tot de onder a. geschetste doelgroep van de verhuurder. Huurder heeft dringend behoefte aan woonruimte. Huurder is echter nog niet in staat om zelfstandig te wonen. Ontwikkelingen in de bestaande woon- en leefsituatie van huurder leiden ertoe dat de verwachting bestaat dat huurder binnen afzienbare tijd wel in staat zal zijn om geheel zelfstandig te wonen.
c. Verhuurder beschikt over woonruimte welke bestemd is voor de doelgroep zoals onder a. vermeld.
d. Huurder staat ingeschreven bij, en wordt begeleid door, de zorginstelling. De zorginstelling is van oordeel dat als voorwaarde voor het bereiken van onder b. vermelde doel allereerst sprake moet zijn van een overgangsfase tussen de bestaande leefsituatie van huurder en het uiteindelijk volledig zelfstandig wonen gaan wonen door huurder. Die overgangsfase betreft een periode van wonen onder begeleiding.
e. De zorginstelling en huurder hebben een zorgovereenkomst gesloten waarin huurder zich bereid heeft verklaard zich strikt aan de daarin vermelde begeleidingsvoorwaarden te zullen houden.
f. Huurder is louter voor onderhavige woonruimte in aanmerking gekomen in het kader van de onder e. genoemde zorgovereenkomst. Huurder heeft hierdoor een voorkeursbehandeling gekregen, gezien zijn persoonlijke achtergrond. Zonder genoemde zorgovereenkomst was verhuurder niet bereid geweest onderhavige huurovereenkomst met huurder aan te gaan en zou huurder niet in aanmerking zijn gekomen voor onderhavige of soortgelijke woonruimte. Gezien een slechts beperkte inschrijfduur of het geheel ontbreken van een inschrijfduur bij de betreffende instantie komt huurder voorlopig ook niet in aanmerking voor woonruimte langs de reguliere weg. Huurder realiseert zich zijn uitzonderingspositie en de bijzondere omstandigheden zoals hier beschreven.
g. Gezien het onder f. vermelde, betekent een tussentijdse opzegging of ontbinding van de zorgovereenkomst door huurder of de zorginstelling, of een beëindiging van de zorgovereenkomst om wat voor reden ook, bijvoorbeeld door het verstrijken van de termijn waarvoor deze is aangegaan of omdat de begeleiding met succes is voltooid, dat ook deze huurovereenkomst zo spoedig mogelijk, tot een einde dient te komen en huurder het gehuurde zal moeten ontruimen, verlaten en opleveren aan verhuurder. Het kan immers niet zo zijn dat huurder van het gehuurde gebruik blijft maken terwijl aan de voorwaarde waaronder hij voor het gehuurde in aanmerking is gekomen, te weten het bestaan van de zorgovereenkomst resp. het nakomen van de daarin vermelde afspraken, niet meer wordt voldaan. De zorgovereenkomst en deze huurovereenkomst zijn derhalve onlosmakelijk met elkaar verbonden (…).
i. In geval van een situatie zoals beschreven onder g. ontbeert huurder een beroep op de huurdersbeschermende bepalingen zoals vermeld in titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, althans handelt huurder in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid indien hij een beroep doet op die huurdersbescherming. (…)’.
2.4.
Bij de huurovereenkomst is in een aanhangsel een aantal aanvullende voorwaarden gesteld, waaronder dat na anderhalf jaar geëvalueerd zal worden of [W] de woning rechtstreeks zal huren van Ieder1 en dat [W] zelf geen contact opneemt met Ieder1, bijvoorbeeld als sprake is van een gebrek aan de woning. Voorts is herhaald dat sprake is van een huur/begeleidingsovereenkomst, dat het zorgplan leidend is voor verdere begeleiding en onlosmakelijk is verbonden aan de huurovereenkomst.
2.5.
[W] heeft in de woning aan de [adres] geluidsoverlast ervaren van zijn bovenburen. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat de woning voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het is mogelijk door middel van een verlaagd plafond en een wandpaneel de ervaren geluidsoverlast te beperken. Een dergelijke verbouwing zou ongeveer € 8.000,00 kosten.
2.6.
Op 9 april 2015 heeft [W] een klacht ingediend tegen Iriszorg. Volgens [W] is aanvankelijk toegezegd dat Iriszorg ervoor zou zorgdragen dat de woningaanpassing zou worden uitgevoerd. Pas later heeft Iriszorg daaraan de voorwaarde verbonden dat [W] zich laat begeleiden door FACT, aangeboden door Dimence. De klacht is ongegrond bevonden door de Klachtencommissie (uitspraak 15 september 2015).
2.7.
[B] , Regiomanager bij Iriszorg, heeft [W] per brief van 13 mei 2015 laten weten dat Iriszorg en Ieder1 vasthouden aan de afspraken die zijn gemaakt in het MDO van 23 maart 2015 ter zake van het aanbrengen van de woningaanpassingen. Daarnaast schrijft [B] :
‘Buiten mijn aanbod om op een fatsoenlijk geformuleerde vraag per mail te beantwoorden wens ik geen contact met je te hebben. Dit wil ik nogmaals benadrukken. Het vele mailen, bellen en de lange voicemails ook na mijn vorige brief (dd. 30 april 2015) ervaar ik als bijzonder onprettig en ongewenst. Ik wil dat je hiermee ophoudt’.
2.8.
Op 13 mei 2015 heeft [W] twintig maal de voicemail van [B] ingesproken tussen 17:08 uur en de late avond.
2.9.
Per e-mail van 21 mei 2015 heeft [W] een aantal vragen gesteld aan [B] . In reactie daarop laat [B] per e-mail van 26 mei 2015 weten dat het mogelijk blijft dat [W] de woning rechtstreeks van Ieder1 gaat huren.
‘Dat kan als bij evaluatie blijkt dat je voldoende hebt geleerd om zelfstandig te huren. Iriszorg zal dan het verzoek doen om de woning om te klappen op jouw naam. Wij doen dit op het moment dat wij de verantwoordelijkheid aandurven om dit ook te doen. wij zullen dit altijd vaststellen tijdens een evaluatiemoment, waarbij ook andere betrokken partijen aanwezig zullen zijn. (…) Doorgaans vindt een eerste evaluatie na een jaar/anderhalf jaar plaats, afhankelijk van de gestelde aanvullende voorwaarden in de huurovereenkomst. Kortom, het blijft mogelijk dat de woning op je eigen naam komt te staan en dat dit zonder begeleiding is. Echter is dit afhankelijk van jouw inzet en ontwikkeling’.
2.10.
In reactie op deze e-mail heeft [W] herhaaldelijk en op ongepaste wijze per e-mail gereageerd. Op 29 mei 2015 heeft [W] de voicemail van [S] (begeleider) vol gescholden. Op 10 juni 2015 heeft [W] in een voicemailbericht aan [B] een dreigement geuit. Van die bedreiging heeft [B] aangifte gedaan. [W] heeft op 17 juli 2015 in een voicemailbericht aan [S] de bedreiging geuit dat hij [S] lichamelijk geweld zou aandoen wanneer hij hem onder ogen komt. [S] heeft daarop aangifte gedaan. [W] heeft zijn dreigement op 10 en 17 augustus 2015 herhaald, waarop [S] ook op nieuw aangiftes heeft gedaan. Voor deze bedreigingen is [W] veroordeeld door de politierechter in deze rechtbank.
2.11.
Per brief van 29 september 2015 heeft Iriszorg de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst opgezegd. Als reden voor deze opzegging stelt Iriszorg:
‘IrisZorg voelt zich hiertoe genoodzaakt vanwege een ernstige mate van bedreiging van medewerkers, mondeling en schriftelijk, die de begeleiding onwerkbaar maken. Op 17 augustus 2015 heeft u zelfs via een voicemail een doodsbedreiging geuit jegens één van onze medewerkers. Gezien de ernst daarvan heeft IrisZorg geconcludeerd dat zij u niet langer kan blijven begeleiden’.[W] wordt aangezegd de woning uiterlijk 1 november 2015 te hebben verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Iriszorg vordert dat de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening [W] wordt veroordeeld de woning aan de [adres] binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden onder afgifte van alle sleutels aan Iriszorg, met veroordeling van [W] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[W] heeft de vordering gemotiveerd bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de formele verweren van [W] .
4.1.1.
[W] heeft de niet-ontvankelijkheid van Iriszorg bepleit, omdat zij in strijd heeft gehandeld met een goede procesorde. De zittingsdatum was omstreeks 27 november 2015 reeds bepaald maar een conceptdagvaarding heeft [W] eerst 7 december 2015 ontvangen.
4.1.2.
De kantonrechter verwerpt het beroep op niet-ontvankelijkheid van Iriszorg. Artikel 3.3 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken, bepaalt dat de eisende partij zo spoedig mogelijk na ontvangst van de dagbepaling de dag en het tijdstip van de terechtzitting meedeelt aan de gedaagde partij en haar de conceptdagvaarding toezendt. De kantonrechter stelt vast dat (de gemachtigde van) [W] meer dan een maand de beschikking had over de conceptdagvaarding. Ook is het origineel van de dagvaarding ruimschoots voor de zitting aan [W] betekend. Daarmee heeft Iriszorg voldaan aan het bepaalde in artikel 3.3 van het Procesreglement, zodat er geen sprake is van strijd met een goede procesorde.
4.1.3.
Op de tweede plaats heeft [W] het spoedeisend belang van Iriszorg bij haar gevorderde ontruiming betwist. De huurovereenkomst is al op 29 september 2015 opgezegd, terwijl het kort geding pas eind november 2015 is aangekondigd. Iriszorg heeft [W] een tijd gedoogd in haar woning en niet valt in te zien waarom dit gedogen niet kan voortduren zolang de bodemrechter geen vonnis heeft gewezen.
4.1.4.
Iriszorg heeft aangevoerd dat in het appartementencomplex aan de Bredenhorst nog twee andere cliënten van Iriszorg wonen. Deze cliënten ontvangen ambulante begeleiding van Iriszorg, maar momenteel mijden de begeleiders het appartementencomplex uit vrees voor een ontmoeting met [W] . De kantonrechter overweegt dat Iriszorg, gelet op de kwetsbare doelgroep die zij bedient, in staat moet zijn zich vrij te bewegen in de omgeving van haar cliënten. Dat de hulpverleners die vrijheid niet voelen gelet op de mogelijkheid dat zij [W] , aan wie bovendien een contactverbod is opgelegd met twee van hen, zouden kunnen tegenkomen acht de kantonrechter niet onbegrijpelijk. Daarmee staat het spoedeisende belang van Iriszorg bij de gevorderde ontruiming voldoende vast.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat de gevorderde ontruiming kan worden toegewezen, indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een eventueel aan te spannen bodemprocedure zal oordelen dat Iriszorg in redelijkheid de zorgovereenkomst heeft mogen beëindigen en dat als gevolg van de beëindiging van die overeenkomst ook de huurover-eenkomst ten einde is gekomen.
4.3.
Iriszorg heeft het besluit om de begeleiding aan [W] te beëindigen genomen, omdat [W] de noodzakelijke begeleiding onmogelijk heeft gemaakt. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat Iriszorg dat besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen.
4.3.1.
Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de begeleiding op een verkeerd spoor is geraakt vanaf het moment dat [W] klachten heeft gemeld over geluidsoverlast. In de visie van Iriszorg was dit het eerste moment waarop Iriszorg aan [W] een voorwaarde aan de door haar geboden ondersteuning had verbonden. Woningcorporatie Ieder1 had aangeboden voorzieningen aan te brengen die de ervaren geluidsoverlast zouden kunnen verminderen, maar vond het - gelet op de investering - noodzakelijk zich ervan te overtuigen dat [W] voornemens was ten minste drie jaar in die woning te blijven. Iriszorg heeft de teugels daarop strakker aangetrokken en heeft als voorwaarde voor verdere woonbegeleiding gesteld dat [W] zich laat begeleiden door Dimence/FACT. [W] heeft die begeleiding echter geweigerd. Daarna heeft hij zich misdragen door mondeling en schriftelijk ongepaste verwensingen en bedreigingen te uiten richting medewerkers van Iriszorg. Verdere begeleiding door Iriszorg is daardoor onmogelijk gemaakt, zodat Iriszorg geen andere mogelijkheid restte dan de zorgovereenkomst te beëindigen.
4.3.2.
In de visie van [W] is Iriszorg onzorgvuldig met hem omgegaan. [W] heeft een vorm van autisme en voor de juiste omgang met hem is het noodzakelijk dat er zorgvuldigheid wordt betracht. Gemaakte afspraken moeten worden nagekomen, zodat de structuur in het leven van [W] niet ontregeld raakt. Volgens [W] is een onvoorwaardelijke toezegging gedaan dat hij een akoestisch plafond krijgt. Een dergelijke toezegging dient Iriszorg dan ook na te komen. Pas later heeft Iriszorg daar de voorwaarde van begeleiding door Dimence aan verbonden. [W] meent dat hij daarop niet heeft hoeven ingaan. Immers, zijn begeleider ( [R] ) heeft te kennen gegeven dat hij niet verplicht is de begeleiding via Dimence te accepteren. [W] erkent dat hij over de schreef is gegaan door zijn ongepaste opmerkingen. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn opmerkingen niet gelezen of gehoord zouden worden, nu dat zo door Iriszorg is meegedeeld. Dat zijn opmerkingen nu toch zijn genoteerd en zelfs gebruikt worden in deze procedure acht [W] ontoelaatbaar, want dat is in strijd met het beroepsgeheim en de algemene voorwaarden. Thans is [W] bereid zich te laten begeleiden door FACT. FACT heeft die begeleiding ook aangeboden, dat blijkt uit een brief van 11 december 2015.
4.3.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. Iriszorg verleent maatschappelijke zorg aan een kwetsbare doelgroep. Zij heeft zich het ‘lot’ van [W] aangetrokken en deels de verantwoordelijkheid voor [W] naar zich toegetrokken door te bewerkstelligen dat [W] in een reguliere woning terechtkon waar hij dat anders niet had gekund gelet op zijn huurdersverleden. De aard van het werkveld van Iriszorg brengt met zich dat van medewerkers van Iriszorg verwacht mag worden dat zij een meer dan gemiddeld hoge tolerantiegrens hebben in hun omgang met cliënten, zich meer zaken laten welgevallen dan in het normale verkeer als gepast wordt beschouwd. Maar ook die grens kan worden overschreden. De uitlatingen, waarvan sommige in geluidsopnames zijn vastgelegd, hebben niet éénmaal plaatsgevonden, in welk geval van een incident sprake zou kunnen zijn, maar hebben meerdere malen in de periode vanaf medio mei 2015 tot in september 2015 plaatsgevonden. Naast grove beledigingen is sprake geweest van (zeer) ernstige bedreigingen. Daarnaast heeft [W] ondubbelzinnig duidelijk gemaakt geen verdere bemoeienis van Iriszorg te zullen accepteren.
4.3.4.
Het is niet ondenkbaar dat de wijze waarop [W] zich heeft laten gaan in de richting van medewerkers van Iriszorg is veroorzaakt door ‘kortsluiting in zijn hoofd’ onder invloed van een persoonlijkheidsstoornis. Evenzeer kan de opmerking van Iriszorg dat kwetsende opmerkingen en onfatsoenlijke berichten niet worden gelezen of afgeluisterd als een versneller hebben gewerkt om juist door te slaan in dit onnodig grievende gedrag. Echter, ook wanneer dit ontspoorde gedrag wordt weggedacht, moet het als onhaalbaar worden beschouwd dat Iriszorg de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van [W] bij zelfstandig wonen nog verder op zich neemt. Uit het Zorgplan komt naar voren dat Iriszorg geen expertise heeft op het gebied van autisme. Om het zelfstandig wonen te laten slagen dienen zowel Iriszorg als [W] zich te laten ondersteunen door Dimence. Het welslagen is daarmee afhankelijk van de bereidheid van [W] om deze vorm van ondersteuning (ambulante begeleiding door Iriszorg, behandeling door Dimence) te accepteren. Aanvankelijk heeft [W] daar niet voor opengestaan. Daarmee zat het Zorgplan al in een vroeg stadium op een dood spoor. De focus van [W] lag meer bij het oplossen van het geluidsprobleem dan bij het aanvaarden van een vervolgstap in de begeleiding naar zelfstandig wonen. Dat is op zichzelf nog niet als doorslaggevende reden te beschouwen voor de opzegging van de zorgovereenkomst, maar weegt wel mee. Gelet op het beledigende en bedreigende gedrag dat [W] nadien heeft tentoongespreid, is de conclusie toelaatbaar is dat Iriszorg geen enkel vertrouwen heeft in haar mogelijkheden een goede begeleiding te bieden aan [W] op zo’n manier dat beide partijen daarmee in de toekomst verder kunnen. Immers, [W] aanvaardde geen begeleiding door Dimence en de begeleiders van [W] hebben zich dermate door [W] beledigd en bedreigd gevoeld dat zij het noodzakelijk hebben geacht daarvan aangifte te doen. Dat FACT (nog steeds) bereid is de begeleiding op zich te nemen werpt geen ander licht op de opzeggingsbevoegdheid van Iriszorg, omdat FACT geen partij is bij de begeleidings-overeenkomst en omdat [W] pas na de opzegging door Iriszorg zijn medewerking aan deze vorm van ondersteuning heeft willen geven.
4.3.5.
Bij het ongepaste gedrag van [W] en de onmogelijkheid die hij heeft veroorzaakt voor verdere begeleiding acht de kantonrechter een onderzoek naar de juridische haalbaarheid van het beroep op de schending van de algemene voorwaarden niet op zijn plaats. Daar komt bij dat vaststaat dat de toepasselijkheid van noch de Algemene voorwaarden voor zorg zonder verblijf, noch de Algemene voorwaarden GGZ Nederland is afgesproken. De stelling van [W] dat alle GGZ-instellingen in Nederland een bepaalde set algemene voorwaarden hanteren is door Iriszorg weersproken, maar laat onverlet dat de toepasselijkheid van die algemene voorwaarden wel moet zijn bedongen bij de totstandkoming van – in dit geval – een zorgovereenkomst. [W] heeft niet gesteld dat dit is gebeurd en dat is ook niet uit de processtukken gebleken.
4.3.6.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat Iriszorg in redelijkheid heeft kunnen besluiten de zorgovereenkomst op te zeggen. Voor zover [W] een beroep heeft willen doen op zijn beperking als verklaring voor zijn gedrag, anders gezegd: dat hij er niets aan kon doen, wijst de kantonrechter er op dat elke tekortkoming tot ontbinding van een overeenkomst kan leiden ook zonder dat sprake is van opzet, schuld of toerekening, dus ook in de gevallen dat iemand er niets aan kon doen.
4.4.
Gelet op het voorgaande is van belang te beoordelen of de opzegging van de zorgovereenkomst het gevolg heeft dat de huurovereenkomst is geëindigd, zoals Iriszorg stelt maar [W] betwist.
4.4.1.
Iriszorg heeft gewezen op de inhoud van de huurovereenkomst. Daaruit blijkt dat sprake is van een onlosmakelijke verbondenheid, die inhoudt dat als de zorgovereenkomst eindigt de huurovereenkomst tegelijkertijd eindigt. Iriszorg is geen reguliere verhuurder, zij verleent zorg en daarbij kan nodig zijn dat de cliënt in een woning van Iriszorg terecht kan. De elementen uit de zorgovereenkomst overheersen bij de uitvoering van de zorg-overeenkomst.
4.4.2.
[W] heeft betwist dat sprake is van een adequaat opgestelde zorgovereenkomst. De zorgovereenkomst die is overgelegd, is niet ondertekend en dat is een vereiste. Voorts is er geen zorgplan en is er geen adequate begeleiding geweest. [W] heeft aangifte gedaan tegen Iriszorg en beticht haar ervan dat zij valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
4.4.3.
De kantonrechter volgt het betoog niet dat geen sprake is van een zorgovereenkomst. Een andere contractuele relatie tussen Iriszorg en [W] is immers niet aan te wijzen. Dat de begeleiding van Iriszorg steunt op een zorgovereenkomst volgt voldoende uit de huurovereenkomst waarin verwezen wordt naar de zorgovereenkomst, alsmede uit de begeleiding die [W] heeft ontvangen van de ambulante begeleiders van Iriszorg. Partijen hebben er aldus naar gehandeld dat sprake was van een zorgovereenkomst, zodat in het midden kan blijven wat de gevolgen zijn van het feit dat deze niet is ondertekend door beide partijen. Bovendien, zo de zorgovereenkomst al zou leiden aan een nietigheid, dan nog valt uit de afwezigheid van een dergelijke overeenkomst niet te construeren dat [W] dan slechts een reguliere huurovereenkomst heeft. Dat is immers uitdrukkelijk tegen de bedoeling van partijen, zo blijkt uit de aanhef en de (aanvullende) voorwaarden bij de huurovereenkomst. Iriszorg is geen reguliere verhuurder van woonruimte. Zij stelde de woning aan [W] ter beschikking in haar hoedanigheid van hulpverleningsinstantie. Daarmee was [W] genoegzaam bekend. De conclusie is dat in een bodemprocedure valt te verwachten dat de rechter oordeelt dat als de zorgovereenkomst eindigt, dit tevens het einde van de daarmee verbonden huurovereenkomst met zich brengt. Door de beëindiging van de zorgovereenkomst mist [W] ook de bescherming die geboden wordt door de wettelijke, beschermende huurbepalingen.
4.5.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [W] thans zonder recht of titel gebruik maakt van de woning aan de [adres] , zodat de gevorderde ontruiming kan worden toegewezen. Daarbij zal een ontruimingstermijn van één maand worden gegeven omdat het moeilijk zal worden voor [W] om andere woonruimte te vinden.
4.6.
[W] is de partij die in het ongelijk is gesteld. Daarom wordt hij veroordeeld in de kosten van deze procedure, zoals in het dictum vermeld.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
i. veroordeelt [W] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, onder afgifte van alle sleutels aan Iriszorg;
veroordeelt [W] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Iriszorg begroot op € 96,16 voor explootkosten, € 117,00 voor griffierecht en € 400,00 wegens het salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016. (CT)