ECLI:NL:RBOVE:2016:2712

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
08/994526-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegale opslag van professioneel vuurwerk met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 18 juli 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Geesteren, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk zonder de benodigde vergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 november 2014 in Geesteren, gemeente Tubbergen, professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de wetgeving omtrent vuurwerk. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders.

Tijdens de zitting op 4 juli 2016 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en had volledig meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats was, maar dat de opgelegde straf voldoende zou zijn om de verdachte te waarschuwen voor de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/994526-15
Datum vonnis: 18 juli 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.E. Groeneboer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2014, te Geesteren, gemeente Tubbergen, als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, samen en in vereniging met
anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel
vuurwerk, te weten
- 100, althans een aantal lawinepijlen/vuurpijlen (Star Rocket -2012-
artikelnummer BL 1688) (Blz. 56),
- 5, althans een aantal flowerbeds (All Seasons, artikelnummer RFC13103)
(Blz. 136)
en/of
-1830, althans een aantal Vlinders (blz. 59 en 138),
voorhanden heeft gehad;
art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, dossiernummer PL0500-2014111757-14, d.d. 9 juni 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juli 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk met nummer PL0500-2014111757, blz. 56, 58, 59, 61 en 136 t/m 139.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2014, te Geesteren, gemeente Tubbergen, als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, samen en in vereniging met
een ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten
- 100 lawinepijlen/vuurpijlen (Star Rocket -2012-artikelnummer BL 1688),
- 5 flowerbeds (All Seasons, artikelnummer RFC13103)
en
-1830 Vlinders,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 9.2.2.1 Wet milieubeheer, 1.2.2 Vuurwerkbesluit en 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. Verdacht beschikte niet over de benodigde gespecialiseerde kennis en de vereiste vergunningen. Het vuurwerk was deels opgeslagen in een schuur bij een boerderij en deels in zijn personenauto zonder dat voorzieningen waren getroffen die noodzakelijk zijn voor de opslag van dergelijke gevaarlijke goederen. De risico’s die dat met zich meebrengt zijn algemeen bekend. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Professioneel vuurwerk is immers niet alleen brandgevaarlijk, maar brengt bij ontbranding en ontploffing ook enorme, nog verdergaande, risico’s met zich mee.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd laten meewegen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict met justitie in aanraking is geweest en zijn volledige medewerking heeft verleend aan het strafrechtelijk onderzoek. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf van na te noemen duur. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen teneinde aan verdachte een duidelijke waarschuwing voor de toekomst mee te geven.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.