ECLI:NL:RBOVE:2016:2677

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
08/770276-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht door docent met leerlinge tijdens inhaalexamen

Op 15 juli 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige docent van een middelbare school in Enschede. De zaak betreft ontucht met een leerlinge, waarbij de docent de leerlinge op 7 april 2015 tijdens een inhaalexamen geschiedenis op haar mond heeft gezoend en in de nek heeft gewreven. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting op 1 juli 2016 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, de verdachte heeft aangeklaagd. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn aan de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van de leerlinge, ondersteund door getuigenverklaringen en chatberichten, voldoende bewijs biedt voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uur geëist, waarvan 100 uur voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit, dat valt onder artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met vervangende hechtenis van 40 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770276-15
Datum vonnis: 15 juli 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Enschede, [slachtoffer] ,
door geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een
of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] op onverhoedse wijze in de nek te wrijven en/of op de mond te kussen en/of te zoenen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Aangeefster heeft op de dag dat het feit werd gepleegd met haar (toenmalige) vriend heeft geappt over hetgeen haar door verdachte is aangedaan. Ook die vriend benoemt het chatverkeer met aangeefster en hij heeft gezien dat aangeefster grote ogen had toen zij hem persoonlijk op de hoogte stelde.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster haar een dag na het gebeuren heeft verteld dat zij door verdachte was gezoend en dat zij zag dat aangeefster overstuur raakte, begon te trillen en onrustig werd. Later die dag heeft zij een gesprek opgevangen tussen verdachte en aangeefster en heeft zij gehoord dat verdachte haar vroeg of zij het ongemakkelijk vond en dat hij haar een zes voor het proefwerk had gegeven en of zij daar tevreden mee was.
De verklaring van aangeefster vindt derhalve voldoende steun in die andere verklaringen en de chatberichten.
Verdachte heeft, zo blijkt uit het opgemaakte schoolverslag, niet consistent verklaard, aangezien hij bij die gelegenheid heeft verklaard dat er geen andere leerlingen bij waren.
Er is geen enkele aanwijzing dat de aangifte vals zou zijn, ook gelet op het feit dat aangeefster het moeilijk vond om over dit voorval te praten en eerst geen aangifte wilde doen, aangezien verdachte dan zijn baan zou verliezen
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de door haar ter terechtzitting overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat het wettig bewijs ontbreekt, aangezien alle verklaringen en overige bescheiden afkomstig zijn uit één en dezelfde bron, te weten aangeefster. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen overtuigend bewijs aanwezig is.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Volgens het tweede lid van art. 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster over de relevante punten gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Tegenstrijdigheden en inconsistenties - voor zover al aan de orde - zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikte aard.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte ook in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Aangeefster heeft kort na het gebeuren, toen zij zich nog in het klaslokaal op de bovenverdieping bevond waar zij op de mond gezoend werd door verdachte, haar leraar geschiedenis, haar (toenmalige) vriend geappt. De door haar in dit appbericht beschreven feiten en omstandigheden, zoals de tijd en plaats van het gebeuren, het voorzeggen door verdachte van de examenvragen en het kussen op de mond komen overeen met wat zij later hierover bij meer gelegenheden heeft verteld en verklaard. Een dag na het gebeuren heeft aangeefster, voordat de geschiedenisles van verdachte begon, haar vriendin [getuige 1] ingelicht. Deze heeft verklaard dat aangeefster overstuur was op het moment dat zij haar vertelde wat er gebeurd was. [getuige 1] heeft verder verklaard dat zij na afloop van de daarop volgende les heeft gehoord dat verdachte aan aangeefster vroeg “of zij het ongemakkelijk vond.” Dat verdachte haar op dat moment iets in die trant heeft gevraagd, heeft aangeefster in haar aangifte ook genoemd.
Aangeefster heeft enkele dagen na het gebeuren een docente, getuige [getuige 2] , op de hoogte gesteld. Ook tegenover [getuige 2] heeft aangeefster gedetailleerd de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden beschreven. Aangeefster heeft vervolgens meermalen haar verhaal aan de vertrouwenscommissie op school verteld en ook hier was haar verhaal qua inhoud op de wezenlijke onderdelen gelijkluidend aan hetgeen zij tot dan toe steeds had verteld. Ook haar verklaringen bij de politie waren eensluidend, gedetailleerd en in lijn met hetgeen zij eerder had verteld.
Hoewel verdachte het feit met klem ontkent, heeft hij in zijn verklaring de aangifte op belangrijke punten ondersteund. Zo heeft hij bevestigd dat hij op de in de aangifte genoemde datum en tijd (enige tijd) met aangeefster alleen is geweest in een lokaal op de benedenverdieping van de school, in de lift en in een lokaal op de bovenverdieping van de school. Bovendien heeft hij erkend hij dat hij aangeefster heeft geholpen bij de beantwoording van examenvragen.
Gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de consistente verklaring van aangeefster op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door getuigen die uit eigen waarneming verklaren wat zij hebben gehoord of gezien. Uit deze getuigenverklaringen blijkt dat verdachte op de pleegdatum en het pleegtijdstip ter plaatse was, dat hij alleen is geweest met aangeefster en dat hij haar in het lokaal op de benedenverdieping in de nek heeft gewreven en haar in de ruimte in de docentenwerkruimte op de derde verdieping op de mond heeft gezoend. Het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 april 2015 in de gemeente Enschede, [slachtoffer] , door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] op onverhoedse wijze in de nek te wrijven en op de mond te zoenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zedendelict. Hij heeft, als docent, in een één op één situatie een leerlinge onverhoeds in haar nek gewreven en op de mond gezoend. Leerlingen moeten zich op een school, zeker in het contact met leerkrachten, veilig kunnen voelen. Verdachte heeft, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het vertrouwen dat in hem als leraar gesteld mocht worden beschaamd.
Over verdachte is op 29 juni 2016 gerapporteerd door de reclasseringswerker B.J.M. Eijssink. Bij de vaststelling van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
Alles overziend acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22b, 22c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

- verklaart verdachte strafbaar voor bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht (1 dag), bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 april 2015 was ik als docent in dienst bij het [school] in Enschede.
Een leerlinge, genaamd [slachtoffer] , moest nog een toets voor het vak geschiedenis inhalen en ik heb haar daarover aangesproken. Zij besloot die toets direct in te halen en ik heb haar een toets verstrekt. Wij zaten in een benedenlokaal waar later een cursus zou worden gegeven. Ik zou die cursus ook volgen. Ik heb [slachtoffer] geholpen bij het beantwoorden van de vragen.
Toen die cursus zou beginnen, hebben [slachtoffer] en ik die ruimte verlaten. Wij zijn met de lift naar de derde verdieping gegaan en in de docentenwerkruimte kon zij haar toets verder afmaken. Ik ben haar daar ook nog wat tips gegeven en korte tijd later ben ik naar de cursus gegaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO600-2015256502, welk geheel is doorgenummerd blz. 1 t/m blz. 50. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 27-31: het proces-verbaal van aangifte, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring
van [slachtoffer] : (vraag-antwoord)
V. Tegen wie kom jij aangifte doen ?
A. Ik kom aangifte doen tegen de leerkracht [verdachte] . Hij is mijn geschiedenisleraar op school. Ik ben leerlinge van het [school] te Enschede en volg de lessen aan de [adres] in de gemeente Enschede.
V. Wat is er gebeurd ?
A. Ik had een achterstand opgelopen in mijn studie, zo ook bij de examens van het vak Geschiedenis. 7 april 2015 was de laatste dag, dat je examen kon doen en je cijfers kon halen. 's Middags die dag, omstreeks 15.00 uur, ben ik naar het lokaal gegaan, waarvan ik weet, dat de leerkracht [verdachte] les geeft, lokaal 27 op de benedenverdieping van school. De leraar [verdachte] was op dat moment in dat lokaal met nog een leerling. Het meisje ging vertrok op een zeker moment uit het lokaal. Ik vroeg hem of ik mijn geschiedenisexamen mocht doen. Hij vond dat goed, printte het examen uit en gaf de formulieren aan mij. Terwijl ik met mijn examen bezig was, zei ik op een gegeven moment in mijzelf: "Oh dat is niet goed." Ik hoorde, dat [verdachte] mij vroeg of ik het allemaal wel begreep. Ik moest wat vragen voorlezen en ik hoorde, dat hij mij de antwoorden op
die vragen gaf. Dat vond ik al vreemd. Op een gegeven moment voelde ik, dat [verdachte]
mij in mijn nek begon te wrijven, terwijl hij achter mij stond. Ik vond dat gek. Ik dacht bij mij zelf dat bedoelt hij vast niet zo. Ik bedoel met "zo" dat hij daar vast geen seksuele bedoeling mee had. Hij vroeg mij verder welk cijfer ik voor mijn geschiedenisexamen reëel zou vinden. Ik antwoordde een 6,5 of zo. Kort daarop kwamen andere leerkrachten het lokaal binnen. Zij hadden, denk ik, een vergadering. Ik hoorde dat [verdachte] tegen die leerkrachten zei, dat ik mijn geschiedenisexamen aan het doen was. Ook zei hij, dat hij met mij wel naar een andere ruimte ging, zodat ik mijn examen daar verder kon doen. Ik ben samen met de leraar [verdachte] naar de lift gegaan. We gingen met de lift naar een lokaal op de 4e verdieping, nabij het trapportaal. Ik heb mijn examen in dat lokaal verder ingevuld. In dit vertrek hoorde ik, dat de leraar [verdachte] tegen mij zei dat hij eigenlijk weg moest voor verdere werkzaamheden. Ik zei tegen hem, dat dat goed was. Hij stond achter mij en ik zat op een stoel en draaide wat in zijn richting op het moment dat hij tegen mij sprak. Ik voelde daarop, dat ik ineens door de leraar op mijn mond werd gezoend. Ik reageerde er geheel in shock op.
V. Je was alleen in het lokaal, hoe ging het verder ?
A. Toen ik alleen in dat lokaal achterbleef heb ik meteen mijn toenmalige vriendje, [vriend] uit Enschede, via mijn mobiele telefoon een chat-bericht gestuurd. Ik heb dit chat-bericht bewaard en uitgeprint. Ik stel die prints ter beschikking van het onderzoek.
V. Aan wie had je het nog meer verteld?
A. Ik had het mijn vriendin [getuige 1] ook verteld, voordat wij naar de les van de leerkracht [verdachte] gingen.
V; Hoe ging het toen verder?
A. De volgende dag ben ik gewoon weer naar school gegaan en heb ook les gevolgd bij
de leraar [verdachte] . Ik vond dat heel ongemakkelijk. Ik was in de les best wel
zenuwachtig.
Na afloop van de les vroeg [verdachte] of ik even wilde wachten. Hij vroeg toen aan mij of ik mij tijdens de les niet onbehaaglijk had gevoeld. Ik zei dat het wel mee viel. Hij vroeg mij of ik tevreden was met mijn cijfer 6,5 voor geschiedenis. Ik zei dat ik dat goed vond.
V. Wie stond er nog meer bij dit gesprek?
A. [getuige 1] stond tijden dit gesprek bij de deur van het lokaal. Zij had mij al gezegd
dat zij mij niet alleen bij hem zou laten staan. Hierdoor kon zij het gesprek tussen mij en [verdachte] volgen. Ik had de dag daarop weer les van [verdachte] . Ik heb er alleen met [getuige 1] over gesproken. Ik ben naar mevrouw [getuige 2] gegaan. Zij is een lerares Engels en ik vond haar wel aardig en ik had vertrouwen in haar. Ik heb haar verteld wat mij overkomen was.
Blz. 33-38 de chatberichten aan [vriend] , waarop als teksten onder meer zijn vermeld:
dit is zoooooo; dit moet je aan niemand vertellen; ik ben echt in shock; ik moest geschiedenis inhalen; raar; de leraar gaf me eerst alle antwoorden; daarna zei hij kom je mee naar boven, want ik was nog niet klaar, dus ging ik naar boven; toen hij wegging zei ik bedankt en toen kuste hij me?!!?!!?!! En ik duwde hem weg; meneer [verdachte] , gewoon vol op de mond; hij was helemaal in paniek; ik zit nog steeds in dat kamertje; ben helemaal aan het trillen.
Blz. 39-42: het proces-verbaal, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [vriend] (vraag-antwoord):
V. Wat kun je vertellen over wat [slachtoffer] op school is overkomen.
A. We waren bij [slachtoffer] thuis, toen ze mij vertelde, wat er op school gebeurd was. Ze vertelde, dat ze er van geschrokken was. [slachtoffer] vertelde mij, dat ze een toets in moest halen en terwijl ze dat deed, was zij alleen met die leraar in het lokaal.
[slachtoffer] vertelde verder, dat die leerkracht had geholpen met de antwoorden. Volgens mij ging het om het vak geschiedenis. Dat [slachtoffer] door hem met de antwoorden heeft geholpen vond ze al wel vreemd. Volgens mij vertelde [slachtoffer] mij ook dat ze toen samen naar boven naar een ander lokaal zijn gegaan. Ik weet niet waarom precies, of [slachtoffer] daar haar toets neer moest leggen of zo, dat weet ik niet meer precies. Daar boven in dat andere lokaal zou die leraar haar onverwachts gezoend hebben. Volgens mij had hij haar een kus op de mond gegeven. [slachtoffer] zou zich wel meteen daarop hebben terug getrokken.
V. Kun jij je nog herinneren hoe laat op de dag het voorval met [slachtoffer] heeft plaats gevonden ?
Nee dat weet ik niet precies, maar wel dat het tijdens schooltijd geweest is. Nu ik er nog over na denk, schiet het mij te binnen, dat ik eerst een WhatsApp-bericht van [slachtoffer] heb ontvangen.
Blz. 47-50: het proces-verbaal, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (vraag-antwoord):
V. [getuige 1] we hebben je voor verhoor uitgenodigd naar aanleiding van de aangifte die [slachtoffer] bij ons heeft gedaan. Kun jij aangeven waar deze aangifte over gaat?
A. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan, omdat meneer [verdachte] haar heeft gezoend en haar op plekken in haar nek heeft aangeraakt, hetgeen [slachtoffer] niet fijn vond.
V. Hoe ben jij te weten gekomen, wat [slachtoffer] is overkomen ?
A. Ik weet geen datum meer, maar in de pauze op school, kon ik merken, dat er wat met haar was. Ik vroeg haar wat er gebeurd was. In eerste instantie draaide ze er een beetje om heen en twijfelde of ze het wel kon vertellen. Daarna vertelde ze me, dat ze door meneer [verdachte] was gezoend. Daarna raakte [slachtoffer] overstuur. Ik zag, dat ze begon te trillen en dat ze heel onrustig werd.
V. Weet jij nog wanneer jij dit te weten bent gekomen en waar dat was?
A. Het was een dag, nadat het gebeurd was. Je verwacht niet dat dit bij jouw op school met een leraar gebeurt. Ik vertelde [slachtoffer] dat ze niet bang hoefde te zijn, dat het nog een keer zou gebeuren. [slachtoffer] zelf was daar bang voor. [slachtoffer] heeft eerst verteld, dat ze met hem in een lokaal zat, dat er toen leraren binnenkwamen en dat ze toen met [verdachte] naar een lokaal achter het trappenhuis is gegaan. Het was een heel onwerkelijk verhaal voor mij, ik had dit echt niet verwacht. Na de les vroeg de leraar [verdachte] of ze even wilde blijven. Ik heb mij toen bij de deur van het lokaal opgesteld. De deur van het lokaal stond open. Ik kon daarom horen, dat [verdachte] aan [slachtoffer] vroeg, of ze het ongemakkelijk vond? Ook vertelde hij haar dat hij een zes en een half voor haar proefwerk had gegeven. Hij vroeg haar of ze daar tevreden mee was.