ECLI:NL:RBOVE:2016:2535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
5037818 \ EJ VERZ 16-165
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek werkgever wegens ongeschiktheid tot arbeid door epileptische aanvallen

In deze zaak heeft [verzoekster], een vennootschap onder firma, een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. [verweerder] is sinds 1 februari 2014 in dienst bij [verzoekster] en heeft te maken met epileptische aanvallen, waardoor hij zich regelmatig afmeldt voor werk. Tijdens de zitting op 23 juni 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, wat een opzegverbod met zich meebrengt volgens artikel 7:671b lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat het verzoek tot ontbinding op deze grond moet worden afgewezen.

Daarnaast heeft [verzoekster] ook een verstoorde arbeidsrelatie als reden voor ontbinding aangevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat dit verzoek onvoldoende onderbouwd is. De waarschuwingen die [verweerder] in 2014 heeft ontvangen, zijn niet meer relevant voor de beoordeling van de huidige situatie. De kantonrechter concludeert dat er geen voldoende basis is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wijst het verzoek af. Tevens wordt [verzoekster] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil worden vastgesteld voor [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 5037818 \ EJ VERZ 16-165
Beschikking van de kantonrechter van 30 juni 2016
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[A] VOF,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: [E] ,
businessmanager bij [verzoekster] ,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2.
Op donderdag 23 juni 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. Ter zitting verschenen namens [verzoekster] de heren [G] en [H] , beiden vennoot van [verzoekster] , en [verweerder] .
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 februari 2014 in vaste dienst getreden bij [verzoekster] voor 38 uur per week. Daarvoor heeft [verweerder] gedurende een periode van zes maanden een dienstverband voor bepaalde tijd gehad bij [verzoekster] . De laatste functie die [verweerder] vervulde, is die van allround medewerker, met een salaris van € 7,68 bruto per uur.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat – kort gezegd – [verweerder] , sinds hij zelfstandig is gaan wonen, zich regelmatig afmeldt in verband met epileptische aanvallen. Het risico een epileptische aanval te krijgen tijdens de werkzaamheden is reëel. Nu [verweerder] werkt met haakse slijpers is het risico op ongelukken te groot. Onder die omstandigheden kan van [verzoekster] niet langer gevergd worden dat zij het dienstverband met [verweerder] laat voortduren. Onderzoek heeft uitgewezen dat andere passende werkzaamheden binnen de onderneming van [verzoekster] niet voorhanden zijn.
[verzoekster] stelt voorts dat [verweerder] in 2014 drie waarschuwingen heeft gehad omdat hij ongeoorloofd heeft verzuimd op het werk te verschijnen. Daarnaast is hij op 15 april 2016, na een niet ingewilligd verzoek om verlof op die datum, zonder berichtgeving niet verschenen op z’n werk.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – samengevat – aan dat hij bij [verzoekster] altijd met veel plezier heeft gewerkt. Er werd keihard gewerkt en er werden heel veel uren gemaakt. [verweerder] stelt dat dit keiharde werken en de vele gemaakte uren debet zijn geweest aan het feit dat hij een aantal epileptische aanvallen heeft gehad. De gevolgen van een epileptische aanval zijn zo ingrijpend dat hij nadien niet meer in staat is te werken. [verweerder] stelt voorts dat sinds hij thuis zit en geen werkzaamheden meer voor [verzoekster] verricht, hij geen epileptische aanvallen meer heeft gehad. [verzoekster] neemt hem niet serieus en onderschat de gevolgen van een epileptische aanval.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Onweersproken is door [verweerder] gesteld dat hij thuis zit en geen werkzaamheden meer voor [verzoekster] verricht. Uitgaande van de stellingen van [verzoekster] , acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat de reden waarom [verweerder] geen werkzaamheden meer verricht voor [verzoekster] , gelegen is in het feit dat [verzoekster] het onverantwoord acht om [verweerder] de bedongen werkzaamheden te laten verrichten, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van haakse slijpers, omdat hij last heeft van epileptische aanvallen.
Uitgaande van het vorenstaande stelt de kantonrechter vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek verband houdt met de ziekte van [verweerder] . Het verzoek is immers gebaseerd op de ongeschiktheid van [verweerder] tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden als gevolg van het feit dat hij last heeft van epileptische aanvallen en dat staat in relatie met de ongeschiktheid wegens ziekte. Dat betekent dat het verzoek om ontbinding op deze grond moet worden afgewezen.
5.3.
Voor zover [verzoekster] aan het verzoek ten grondslag legt dat sprake is van - kort gezegd - een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, dient dit verzoek bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing tevens te stranden. Afgezien van het feit dat ook in dit geval niet aan het opzegverbod kan worden voorbij gegaan, zoals hiervoor verwoord, is dit verzoek onvoldoende onderbouwd. Gegeven waarschuwingen gedaan in de loop van het jaar van 2014 hebben hun waarde verloren en kunnen niet ter onderbouwing van een verzoek, ruim twee jaar nadien, dienen. De enkele schriftelijk aan [verweerder] gegeven waarschuwing van 15 april 2016, is volstrekt onvoldoende om een zodanig verstoorde arbeidsrelatie aanwezig te achten, dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
5.4.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.