Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A] VOF,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft [verzoekster], een vennootschap onder firma, een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. [verweerder] is sinds 1 februari 2014 in dienst bij [verzoekster] en heeft te maken met epileptische aanvallen, waardoor hij zich regelmatig afmeldt voor werk. Tijdens de zitting op 23 juni 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, wat een opzegverbod met zich meebrengt volgens artikel 7:671b lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat het verzoek tot ontbinding op deze grond moet worden afgewezen.
Daarnaast heeft [verzoekster] ook een verstoorde arbeidsrelatie als reden voor ontbinding aangevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat dit verzoek onvoldoende onderbouwd is. De waarschuwingen die [verweerder] in 2014 heeft ontvangen, zijn niet meer relevant voor de beoordeling van de huidige situatie. De kantonrechter concludeert dat er geen voldoende basis is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wijst het verzoek af. Tevens wordt [verzoekster] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil worden vastgesteld voor [verweerder].