ECLI:NL:RBOVE:2016:2371

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
08.760055.16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningoverval met geweld en bedreiging

Op 30 juni 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een woningoverval. De overval vond plaats op 8 november 2015 in Zwolle, waarbij de aangever, een taxichauffeur, onder bedreiging van geweld en met een vuurwapen werd gedwongen om zijn pinpassen en pincodes af te geven. De verdachte heeft, samen met medeverdachten, de woning van de aangever geïdentificeerd en een vluchtroute aangegeven, maar was niet aanwezig tijdens de daadwerkelijke overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval door informatie te verstrekken over de aangever en door de daders naar de woning te brengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden van meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de overval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760055.16 (P)
Datum vonnis: 30 juni 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 mei 2016 en 16 juni 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door de verdachte en zijn raadsman
mr. J.M. Stam, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen diefstal met geweld heeft gepleegd, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is.
feit 2:samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 8 november 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen meerdere, althans één, pinpas(sen), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader (ieder) gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- ( op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en de woorden heeft/hebben toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en/of (eenmaal in de woning) "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de handen en/of voeten heeft/hebben vastgebonden met tyraps en/of elektriciteitssnoer en/of
- de pinpas(sen) (uit de portemonnee) van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Eén van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 08 november 2015 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere pinpas(sen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader (ieder) gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- ( op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en de woorden heeft/hebben toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en/of (eenmaal in de woning) "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de handen en/of voeten heeft/hebben vastgebonden met tyraps en/of elektriciteitssnoer en/of
- de pinpas(sen) (uit de portemonnee) van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben geuit "Eén van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.",
bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar in of omstreeks de periode van 1
september 2015 tot en met 8 november 2015 te Zwolle opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
- door de naam van het slachtoffer/de aangever kenbaar te maken en/of
- door de taxi-opbrengsten van het slachtoffer te benoemen en/of de aanwezigheid van die taxi-opbrengsten bij het slachtoffer/in de woning van het slachtoffer en/of
- door het adres van het slachtoffer kenbaar te maken en met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of anderen langs de woning van het slachtoffer te rijden
- door een vluchtroute kenbaar te maken/te laten zien;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een, pincodes, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader (ieder) gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- ( op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en de woorden heeft/hebben toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en/of (eenmaal in de woning) "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de handen en/of voeten heeft/hebben vastgebonden met tyraps en/of elektriciteitssnoer en/of
- ( vervolgens) om de pincode(s) heeft/hebben gevraagd en de woorden heeft/hebben geuit "Als dit fout is dan doen wij wat. Een van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 08 november 2015 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere pincode(s), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader (ieder) gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- ( op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en de woorden heeft/hebben toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en/of (eenmaal in de woning) "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de handen en/of voeten heeft/hebben vastgebonden met tyraps en/of elektriciteitssnoer en/of
- de pinpas(sen) (uit de portemonnee) van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben geuit "Eén van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.", bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 8 november 2015 te Zwolle opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
- door de naam van het slachtoffer/de aangever kenbaar te maken en/of
- door de taxi-opbrengsten van het slachtoffer te benoemen en/of de aanwezigheid van die taxi-opbrengsten bij het slachtoffer/in de woning van het slachtoffer en/of
- door het adres van het slachtoffer kenbaar te maken en met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of anderen langs de woning van het slachtoffer te rijden
- door een vluchtroute kenbaar te maken/te laten zien;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd
- dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde;
- dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 8065,75, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd;
- dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering;
- dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegewezen.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit
- dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde integraal wordt vrijgesproken;
- dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], ook als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, wordt afgewezen dan wel dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in haar vordering wordt verklaard;
- dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt afgewezen.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft betrekking op hetzelfde feitencomplex. De feiten lenen zich daarom voor gezamenlijke bespreking.
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer] ter zake diefstal met geweld en van afpersing. Uit deze aangifte en uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 8 november 2015 aangever hebben overvallen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben aangever bij zijn woning in Zwolle opgewacht. Onder bedreiging van een pistool en dreigende woorden heeft aangever zijn voordeur geopend en hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning betreden. Daarna hebben zij aangever met tiewraps en een elektriciteitssnoer vastgebonden. Uit de portemonnee van aangever zijn bankpassen gehaald waarna aangever de bijbehorende pincodes moest afgeven.
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat de door aangever genoemde codes daadwerkelijk de bij de bankpassen behorende pincodes waren, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Uit de aangifte volgt dat aangever twee codes bij elk van de hem afgenomen passen noemt. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van die codes te twijfelen.
Verdachte wordt primair verweten dat hij tezamen en in vereniging met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld ten opzichte van aangever heeft gepleegd en dat hij aangever tezamen en in vereniging met anderen heeft afgeperst. Subsidiair wordt verdachte van medeplichtigheid aan deze feiten beschuldigd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tijdens de woningoverval niet in de woning aanwezig was en dat hij ook overigens geen uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Zijn feitelijke bijdrage aan de overval bestond hierin dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] langs de woning van het (latere) slachtoffer heeft gereden en aan hen een vluchtroute heeft kenbaar gemaakt. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zij bij de rechter-commissaris hebben afgelegd en waaruit een verdergaande betrokkenheid van verdachte naar voren komt, acht de rechtbank – net als de officier van justitie - niet betrouwbaar, nu beide medeverdachten aanvankelijk een daarmee strijdige verklaring hebben afgelegd en zij beiden een belang hadden om een voor verdachte (meer) belastende verklaring af te leggen. De rechtbank zal deze verklaringen daarom niet voor het bewijs gebruiken.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke bijdrage van verdachte aan de woningoverval van onvoldoende gewicht is om verdachte als medepleger aan te kunnen merken. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid moet vast komen te staan dat verdachte opzet heeft gehad op zowel het grondfeit -de woningoverval- als op het daartoe behulpzaam zijn. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aanwezig is geweest toen tijdens een autorit met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werd gesproken over een mogelijke woningoverval in het huis van aangever. Daarbij zijn door medeverdachte [medeverdachte 3] nadere inlichtingen verstrekt over aangever, die er blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] onder meer op neer kwamen dat aangever een groot geldbedrag bij zich zou dragen in zijn jas.
Verdachte moet hebben geweten dat het onwaarschijnlijk was dat aangever zijn geld vrijwillig af zou staan en dat bij het wegnemen van het geld daarom, indien nodig, geweld zou worden gebruikt. Ook was verdachte ervan op de hoogte dat [medeverdachte 1] over een vuurwapen kon beschikken. Tevens moet verdachte hebben kunnen weten dat de overval door meerdere personen zou worden uitgevoerd, omdat hij zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] de woning van aangever heeft aangewezen. Daarnaast moet verdachte hebben geweten dat de overvallers weliswaar naar de woning van aangever gingen met het oogmerk om de weekopbrengst weg te nemen, maar dat zij, mocht er geen weekopbrengst aanwezig zijn, niet zonder buit zouden vertrekken en andere goederen zouden wegnemen. Bij dat oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte [medeverdachte 1] kende en wist dat hij eerder voor overvallen was veroordeeld.
Verdachte heeft, terwijl hij dit alles wist, in de week voorafgaand aan de overval, op verzoek van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hen nogmaals getoond waar aangever woonde door langs het huis te rijden en een vluchtroute aan te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door in deze omstandigheden zo te handelen, (voorwaardelijk) opzet op zowel de diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging als op de afpersing in vereniging heeft gehad en dat hij daartoe opzettelijk behulpzaam is geweest. De rechtbank acht daarom het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 08 november 2015 te Zwolle, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen pinpassen, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan henzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat [medeverdachte 1] (en)/of [medeverdachte 2], gewapend met een vuurwapen,
- op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep naar die [slachtoffer] zijn gelopen en
- vervolgens het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht en de woorden heeft toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en eenmaal in de woning "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", en
- vervolgens de handen en voeten heeft/hebben vastgebonden met tiewraps en elektriciteitssnoer en
- de pinpassen uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- vervolgens de woorden heeft geuit "Eén van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.",
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar in of omstreeks de periode van 1
september 2015 tot en met 8 november 2015 te Zwolle opzettelijk inlichtingen heeft
verschaft
- door met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] langs de woning van het slachtoffer te rijden
- door een vluchtroute kenbaar te maken/te laten zien;
2 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 08 november 2015 te Zwolle, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer]
hebben gedwongen tot de afgifte van pincodes, toebehorende aan die [slachtoffer], welk
geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte 1] (en)/of [medeverdachte 2]
gewapend met een vuurwapen,
- op het moment dat [slachtoffer] naar zijn woning gelegen aan de [adres 2] liep naar die [slachtoffer] zijn gelopen en
- vervolgens het vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht en de woorden heeft toegevoegd "Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat" en eenmaal in de woning "Ga op de buik liggen met het gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan", en
- vervolgens de handen en voeten heeft/hebben vastgebonden met tiewraps en elektriciteitssnoer en
- de pinpassen uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- vervolgens de woorden heeft geuit "Eén van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen dan doen wij je wat. Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug.",
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar in de periode van 1 september 2015 tot
en met 8 november 2015 te Zwolle opzettelijk inlichtingen heeft verschaft
- door met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en anderen langs de woning van het slachtoffer te rijden;
- door een vluchtroute kenbaar te maken/te laten zien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 48, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Daarnaast heeft zij aan de zinsneden “welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat” de namen “[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]” toegevoegd, aangezien uit de context van de tenlastelegging niet anders kan worden geconcludeerd dan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bedoeld. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal wordt vrijgesproken en heeft zich niet uitgelaten over een sanctie in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval in de woning. Aangever heeft moeten meemaken dat meerdere personen zijn woning zijn binnengedrongen, en met gebruik van geweld en bedreiging van geweld met een vuurwapen pinpassen van hem hebben weggenomen en hem hebben gedwongen om zijn pincodes af te geven. Dit levert een inbreuk op de eigendomsrechten van aangever op, die zich des te ernstiger laat voelen nu deze inbreuk is gemaakt op een plek waar aangever zich veilig hoort te voelen, te weten zijn eigen woning. De woningoverval heeft angst en gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt, zoals blijkt uit de inhoud van zijn slachtofferverklaring en uit de onderbouwing van de door hem geleden schade. Daarnaast veroorzaken woningovervallen niet alleen bij de slachtoffers zelf, maar ook in de directe omgeving van die slachtoffers angst en gevoel van onzekerheid. Verdachte draagt daarvoor mede verantwoordelijkheid, omdat hij, door met de uitvoerders van dit misdrijf langs de woning te rijden en een vluchtroute kenbaar te maken, de overval in de woning (mede) mogelijk heeft gemaakt..
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 april 2016, waaruit onder meer blijkt dat verdachte sinds 1999 meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij ten tijde van het onderhavige feit voorwaardelijk in vrijheid was gesteld na een langdurige vrijheidsstraf voor een soortgelijk feit als het onderhavige. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen in de strafmaat.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op een reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 18 mei 2016. Daarin is onder meer opgetekend dat verdachte na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling wordt begeleid en ambulant wordt behandeld en dat hij daarin goede ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De reclassering adviseert daarom het ingezette traject niet te doorbreken en een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel in combinatie met een werkstraf.
De rechtbank overweegt dat voor het plegen van een overval in een woning in beginsel een gevangenisstraf van meerdere jaren wordt opgelegd. Ook de medeplichtigheid aan een zo ernstig feit -bestaande in een relatief beperkte rol van verdachte- rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Een geheel voorwaardelijke straf -al dan niet in combinatie met een werkstraf- doet in de visie van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom het advies van de reclassering voor wat betreft het gegeven strafadvies niet opvolgen. Wel ziet de rechtbank in het advies aanleiding een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte zich gedurende een substantiële periode voorafgaand aan de onderhavige strafzaak bereid heeft getoond aan begeleiding en behandeling mee te werken en hij in deze periode ook positieve ontwikkelingen lijkt te hebben doorgemaakt. De rechtbank acht het daarom van belang dat verdachte na zijn detentieperiode opnieuw begeleiding en behandeling krijgt.
Voornoemde factoren afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden passend en geboden. Daarvan zal de rechtbank twaalf maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 33.065,70 (zegge: drieëndertigduizend vijfenzestig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico ZvW € 760,00
  • zelfmedicatie € 55,83
  • nieuwe bril € 746,00
  • reiskosten € 225,62
  • stomerijkosten € 13,25
  • schouderstretcher € 15,00
  • verlies verdienvermogen € 25.000,00
  • immateriële schade € 6.250,00
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet tegen verdachte is gericht. De rechtbank constateert dat zich bij de stukken een voegingsformulier bevindt, met daaraan gehecht een schriftelijk stuk van advocatenkantoor Brugman, waarop onder meer staat vermeld:
Betreft: Voeging de heer [slachtoffer]
Parketnummer: 08/760055-16
Naam verdachte: [verdachte].
De rechtbank concludeert daaruit dat de vordering van de benadeelde partij ook gericht is aan/tegen verdachte. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Door de raadsman is verder gesteld dat door verdachte geen schade is toegebracht, noch dat verdachte een verwijtbare bijdrage daaraan heeft geleverd. Ook heeft de raadsman gesteld dat causaal verband tussen verdachtes contact met de daders en de gestelde schade ontbreekt.
Voor zover deze verweren voortborduren op het verweer strekkende tot vrijspraak behoeven ze geen bespreking, nu de rechtbank blijkens het hiervoor onder 4 overwogene tot een bewezenverklaring komt.
Voor zover aan de verweren de stelling ten grondslag ligt dat de bijdrage van een medeplichtige aan een overval niet in gelijke mate als de bijdrage van de daders de grondslag kan vormen voor vergoeding van door die overval veroorzaakte schade, vindt deze geen steun in het recht (Vgl. HR 9-10-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5554). De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de grondfeiten en dat hij daartoe opzettelijk behulpzaam is geweest. Verdachte is daarmee naar het oordeel van de rechtbank mede aansprakelijk voor de schade die als gevolg van de feiten is veroorzaakt.
De raadsman heeft daarnaast de hoogte van de gevorderde immateriële schade betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost voldoende onderbouwd door aansluiting te zoeken bij soortgelijke zaken in de smartengeldgids. De rechtbank acht, gelet daarop, het gevorderde bedrag niet onredelijk en zal deze post geheel toewijzen.
De rechtbank is ten slotte, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de post "verlies verdienvermogen" te complex is om zonder nader onderzoek te beoordelen. Het verrichten van nader onderzoek zou evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde schadeposten zijn voor het overige voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de vordering daarom - hoofdelijk - toewijzen tot een bedrag van € 8.065,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2015, de dag waarop het grondfeit heeft plaatsgevonden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Ook zal de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feiten 1 en 2 is toegebracht.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met

v.i.-zaaknummer 99.000147-20
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij besluit voorwaardelijke invrijheidstelling, zoals aan verdachte betekend op 2 april 2014, met toepassing van artikel 15 Wetboek van Strafrecht, op 12 juni 2015 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de voorwaardelijke invrijheidstelling in zijn geheel te herroepen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 15g, 15i, 15j, 27 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf, groot
- stelt als
algemene voorwaarden:
- dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken en dat de veroordeelde een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen vijf dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij RN Toezichtunit 1 Oost op het adres "Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem" en zich daarna blijft melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte zich laat behandelen voor zijn persoonlijkheids- en agressieproblematiek bij een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [verdachte] voor een deel van € 25.000,- niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-zaaknummer 99.000147-20
  • wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
    toe;
  • gelast dat de gevangenisstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, voor deze periode alsnog moet worden ondergaan, te weten
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer 2015545048 (onderzoek ON1R015039 – BELIZE 2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 8 november 2015, pagina 115-123, onder meer inhoudende:
(…) Vanochtend, zondag 8 november 2015 omstreeks 07.10 uur en 07.15 uur ben ik vanaf mijn bedrijf (…) met de auto naar mijn huis gereden aan de [adres 2] in Zwolle. De rit duurde ongeveer vijf minuten. Bij thuiskomst heb ik mijn auto direct geparkeerd voor mijn woning aan de [straat]. (…) Ik ben toen naar de voordeur van mijn woning gelopen en ik heb de daders naar mij toe zien lopen.De eerste dader die naar mijn toe kwam lopen had een (…) vuurwapen in zijn hand. (…) Hij heeft toen gezegd: “Maak de deur open. We gaan naar binnen en verzet je niet en schreeuw niet, anders doen we je wat”. Hij zei dit terwijl bij het vuurwapen op mij gericht hield. Ik (…) zag (…) dader twee. Ik ben toen tot besef gekomen (…) om de voordeur vooralsnog te openen. Een van de dader begeleidde mij naar de woonkamer, vasthoudend en nog steeds onder bedreiging van het vuurwapen. Hij heeft mij begeleid/gedirigeerd naar de bank welke tegen de buitenmuur van de woning staat. Dit gebeurde nog steeds onder bedreiging van een vuurwapen. (…) Hij zei tegen mij; “Ga op je buik liggen met je gezicht tegen de rugleuning en kijk ons niet aan.” Toen ik daar lag hebben zij mijn voeten en handen vastgebonden. Dit los van elkaar. (…)
Hij vroeg dreigend naar de weekomzet. Dit herhaalde hij meerdere malen (…). Hij bleef mij betasten om kennelijk wat te zoeken in mijn zakken. Hij zei; “(…) Waar zijn de bankpassen.” Ik zei tegen hem; “In mijn portefeuille.” Toen vroeg hij wat de pincode van de europas was. Ik vroeg aan hem om welke kleur bankpas het ging. De blauwe of de bruine. Toen zei hij; “Beide en als het fout is dan doen wij wat.” Ik heb geantwoord dat de blauwe [pincode 1] was en de bruine [pincode 2]. (…)Vervolgens bonden zij mijn handen en voeten met elkaar. Hierbij zei een van hen; “Een van ons gaat weg en doe jij wat of ga jij schreeuwen, dan doen wij je wat”. (…) Degene die constant aan het woord was zei; “Als wij weg zijn het eerste uur, niets doen en ook niet schreeuwen, want dan komen wij terug. (…)” (…)
V: Hoe werd u vast gebonden.
A: Ik werd met tayraps vastgebonden? (…) Zij probeerde mijn voeten naar mijn rug/handen te brengen en zodoende mij vast te binden. (…) Zij hebben toen het opnieuw geprobeerd met een stuk verlengsnoer. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 369-382 voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:
V: (…)Je wordt verdacht van betrokkenheid bij het plegen van een overval op een eigenaar van een taxibedrijf die in Zwolle woont. Je hebt er iets mee te maken. Je kunt ook medeplichtig zijn.
V Zonder jou te confronteren, zeg dan wat heb jij gedaan zodat deze jongens de
overval kon plegen! Wat is jouw rol, geweest?
A: (…) Ik heb zo er heen gebracht, toen in auto, de weg laten zien, hoe ze weg moesten
rijden.
(..)
V: (…) je hebt die jongens de weg laten zien.
Wat bedoel je daarmee?
A: Hoe ze daar moesten komen en hoe ze weg moesten rijden.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Mee in de auto genomen met [medeverdachte 3] toen.
(…)
V: (…) dan ga je terug naar de woning en dan scheiden jullie wegen.
A: Je toen ging ik hun naar huis brengen en toen werd dat met de taxi besproken van
die man heeft geld.
V: Hoe ver voor de overval, vindt dit plaats?
A: Drie weken, anderhalve week daarvoor of twee weken voor de overval ben ik met ze
gaan rijden. Om ze dat nog een keer te laten zien weet je wel.
V: Nou is er bij die overval een vuurwapen gebruikt. Uit tapgesprekken die we ie
morgen laten lezen zou je kunnen opmaken wie dat wapen heeft geleverd. Weet jij wie
hen dat wapen heeft geleverd?
A: Nee.
(…)
V: Weet je wat voor wapen het was?
A: Ja. ik weet dat het geen origineel wapen was, dat weet ik ook, omdat hij die al een tijdje heeft.
V: Wie?
A: [medeverdachte 1].
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2016, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Ik ben twee keer langs de woning van aangever gereden. De eerste keer met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de tweede keer met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] vroeg of ik er nog eens langs wilde rijden. Dat heb ik gedaan en dat is fout geweest. Hij wilde iets doen om geld te gaan verdienen en ik reed er langs, gewoon om te helpen. Ik ken [medeverdachte 1] een paar jaar en ik weet dat hij tien jaar heeft vastgezeten. Volgens mij voor overvallen.

4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 1 december 2015, pagina 29-37, onder meer inhoudende:
(…) A: (…) Ik heb [slachtoffer] zijn naam genoemd. (…)
A: Ze zijn bij mij binnen geweest, ze wilden weten waar [slachtoffer] woonde. Ze vroegen mij of het klopte dat hij op de [adres 2] woonde. Ik zei dat dit klopte. (…)
Ik heb zijn naam genoemd, dat hij een taxibedrijf had genaamd [bedrijf] en dat hij wellicht € 20.000,- aan weekomzet zou kunnen hebben. (…)
V: Wanneer is [naam] met [verdachte] en die jongen met dat korte haar bij uw geweest?
A: Dat is voor mijn gevoel ongeveer drie weken voor de overval. (…)
V: Wat heeft u tegen die jongens daarover gezegd?
A: Dat het normaal is dat je het geld in je jas hebt. Ik vertelde hen dat als hij geld zou hebben, hij dat in zijn jas zou hebben. (…)
V: Wat heeft u verteld over wanneer hij thuis zou zijn?
A: Ze vroegen mij wanneer het in de stad af was gelopen. Ik vertelde dat het rond een uur of 06.00 afgelopen was. Ik zei dat ik destijds zo rond 06.30 uur / 07.00 uur thuis was. Ik vertelde ook dat het tijdstip afhankelijk was of ik wel of niet koffie ging drinken.
V: Wat heeft u nog meer gezegd over zijn gewoontes?
A: Ik heb alleen gezegd dat hij, net zoals bijna elke taxichauffeur dat doet, koffie ging drinken bij de Esso aan de Ceintuurbaan. (…)
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 2 december 2015, pagina 43-53, onder meer inhoudende:
(…) A: (…) Ik zei dat het normaal, gebaseerd uit mijn taxitijd, dat in de week zo tussen de € 20.000 en € 30.000 aan contanten omging. (…)
Ik ben met de jongens langs de woning van [slachtoffer] gereden.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Ik ben met [verdachte] en die jongen naar de BMW van mijn zoon gelopen. En we zijn ingestapt. [verdachte] ging naast mij zitten en die andere jongen met die stekeltjes is achterin gaan zitten. Naast hem is nog een andere jongen gaan zitten. (…) Ik ben met ze naar de [straat] gereden. (…) Bij de woning van [slachtoffer] heb ik aangewezen waar hij woonde. Onderweg naar de woning van [slachtoffer] kwamen we langs de woning van zijn moeder en toen heb ik gezegd: “En hier woont zijn moeder.” (…) [verdachte] (…) vroeg toen hoe laat het afgelopen was in de stad. Ik zei om een uur of zes, ik zei dat de meeste taxichauffeurs ook nog een kopje koffie dronken bij de Esso aan de Ceintuurbaan. (…)
Toen kreeg ik toch wel een heel raar en onbehaaglijk gevoel.
V: Maar wat dacht je echt?
A: Ze gaan hem overvallen, ze wilden precies weten waar hij woonde en ook wilde ze weten hoe laat de stad afgelopen was.
V: Had je enig idee op welke dag de mogelijke overval zou gaan plaatsvinden?
A: Ze hadden het over zaterdagnacht dus ik dacht zondagmorgen of zo.
V: Hoeveel tijd zit er dan tussen dit ritje en de overval?
A: Voor mij gevoel is het vrijdagavond geweest dat ik met ze langs de [straat] ben gereden. (…)
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 16 november 2015, pagina 198-209, onder meer inhoudende:
(…) Een aantal weken voor de overval, heb ik via via iemand leren kennen. Die heeft de opdracht gegeven voor een overval op de taxichauffeur. (…) Die opdrachtgever vertelde een taxibaas te kennen die op zondag met de opbrengst thuis komt. (…) Die opdrachtgever, [medeverdachte 3] heet hij (…). [medeverdachte 3] heeft mij het een en ander verteld over die taxibaas. Ik ben ook met [medeverdachte 3] mee geweest. Hij heeft mij laten zien waar die taxichauffeur zijn moeder woont (…).
Vraag: Waar hebben jullie elkaar gezien?
Antwoord: (…) De tweede keer was bij zijn huis en de derde keer ook en dat was ook de laatste keer. Dat was in de nacht voor de overval. (…)
Vraag: Je hebt drie keer contact gehad met [medeverdachte 3]. Wanneer was die eerste keer?
Antwoord: Dat is weken terug, misschien wel een maand (…).
Vraag: De tweede keer dat je met [medeverdachte 3] contact had wanneer was dat?
Antwoord: Een goede week voor de overval. Dat was bij hem thuis. Ik ben toen bij hem binnen geweest. (…) als eerste vertelde hij mij over die taxibaas. (…) [medeverdachte 3] vertelde mij dat die taxibaas € 20.000,- € 30.000, de weekopbrengst mee naar huis zou nemen. Hij vertelde mij dat hij die weekopbrengst in zijn mouw van zijn jas zou bewaren. (…) We zijn de derde keer naar [medeverdachte 3] gereden en vandaar uit zijn we in zij BMW van eerst naar de woning van de moeder van die taxibaas gereden. Toen wij langs die woning reden vertelde [medeverdachte 3] dat dit het huis was van de moeder van die taxibaas. Hierna zijn wij naar de woning van die taxibaas gereden. We zijn er rustig langs heen gereden en toen heeft hij rustig alles uitgelegd. Hij vertelde hoe laat die taxibaas thuis kwam, dat hij geld telde op het bedrijf en nog met werknemers bij de Shell koffie dronk. (…)
Die taxibaas heeft eerst nog wat in de auto gezeten en toen heb ik uitgestapt (…) en toen zag ik dat die taxibaas uit zijn auto stapte en toen ben ik naar de overkant gelopen met het vuurwapen in mijn rechter hand. (…) Ik ben als eerste met het vuurwapen op die man afgelopen (…). Toen ik binnen kwam heb ik de man gevraagd of hij op de bank wilde gaan liggen. Ik zag dat hij dat deed. Hij is toen vastgebonden met tie rips. Ik ben daar verantwoordelijk voor geweest. (…) Op een gegeven moment is hij helemaal vast gebonden?
Vraag: Waarmee?
Antwoord: Met een snoer en tie rips. (…) Ik heb hem gevraagd waar de weekopbrengst is (…). Ik heb die man zijn portemonnee gepakt, dat lag daar ergens in de buurt. Ik heb daar twee bankpasjes uit gepakt, een blauwe en goude pas en ik heb de man om zijn pincode gevraagd. (…). Die man gaf mij twee pincodes. Ik heb die pincodes op een kladblokje geschreven. (…)
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 26 november 2015, pagina 176-184, onder meer inhoudende:
(…) we hebben die beste man overvallen enne nou ja het enigste wat mijn aandeel is geweest dat ik die man zijn voeten heb vastgebonden met tie rips en het huis doorzocht heb naar geld (…).
hij zou zondag zijn weekomzet bij zich hebben en dat is de reden dat we bij die man terecht zijn gekomen. Het zou gaan om € 20.000 a 30.000. (…)
Vraag: (…) [medeverdachte 1] heeft verklaard dat jij en [medeverdachte 1] hem in de avond/nacht voor de overval gezien hebben. Wat wil je daarover vertellen?
Antwoord: Ja dat klopt. We hebben bij hem in de auto gezeten. Ik ken hem niet, ik weet
dat hij [medeverdachte 3] heet (…). Dat was kort voor de overval. (…) Ik zou niet weten hoe laat maar het is de vorige avond geweest, de avond ervoor (…).
We zijn een keer langs die woning van die taxichauffeur gereden en hebben het adres gekregen.
Vraag: Wat heeft [medeverdachte 3] onderweg gezegd?
Antwoord: Hier woont bij en dat is het geld wat hij meeneemt naar huis (…). Hij heeft er nog bij gezegd dat hij tussen 06.00 uur en 07.00 uur terug kwam van zijn werk. (…)
[medeverdachte 1] liep naar die man, ik ben erachter aan gelopen. Die man (…) maakte de deur open, [medeverdachte 1] en hij zijn naar binnen gegaan, ik (…) ben ook naar binnen gelopen. (…) Binnen heb ik die man zijn voeten aan elkaar gebonden met 2 tie rips en vervolgens ben ik op zoek gegaan naar geld (…).
Vraag: Hoeveel wapens hadden jullie bij je?
Antwoord: Één wapen.