ECLI:NL:RBOVE:2016:2370

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/08/187517 / KG ZA 16-204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het te gelde maken van een woning in het kader van een nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben eisers [A c.s.] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [X] met betrekking tot de verkoop van een woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van [Y]. De eisers, die erfgenamen zijn van [Y], hebben verzocht om een machtiging tot het te gelde maken van de woning, die al geruime tijd te koop staat. De woning is belast met een hypotheek van de Rabobank en eisers verkeren in financiële problemen, wat hen heeft doen besluiten om de woning te verkopen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er spoedeisende omstandigheden zijn, aangezien de potentiële kopers uiterlijk 30 juni 2016 duidelijkheid willen over de verkoop om hun financiering rond te krijgen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [A c.s.] niet ongegrond zijn en heeft hen machtiging verleend om de woning te verkopen, waarbij ook de medewerking van [X] is vereist. Het vonnis is uitgesproken op 24 juni 2016, waarbij verstek is verleend tegen de niet verschenen gedaagde [X].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/187517 / KG ZA 16-204
Vonnis in kort geding van 24 juni 2016
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[B],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[C],
wonende te [plaats 1] ,
4.
[D],
wonende te [plaats 3] ,
5.
[E],
wonende te [plaats 4] ,
eisers,
advocaat mr. J.C. Floor te Utrecht,
tegen
[X],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [A c.s.] en [X] genoemd worden. Eisers zullen afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk [A] , [B] , [C] , [D] en [E] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] is de zoon van [A] en [Y] . Hij is een broer van [B] , [C] , [D] en [E] .
2.2.
[A] en [Y] waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.3.
[Y] is op 9 april 2008 overleden. Bij testament heeft hij beschikt over zijn nalatenschap. Tot deze nalatenschap behoort – onder meer –
zijn aandeel in devoormalige echtelijke woning aan de [adres] (verder: de woning). Op de woning rust een hypotheek van de Rabobank.
2.4.
De erfgenamen van [Y] zijn partijen, ieder van partijen voor een gelijk deel. [A] heeft het vruchtgebruik over de nalatenschap en aan haar is met betrekking tot – onder andere – de woning een zogenoemd keuzelegaat onder inbreng van de waarde toegekend.
2.5.
[A] heeft in 2010 een seniorenappartement gekocht. Het was destijds de bedoeling dat de woning in eigendom zou worden overgedragen aan [X] , maar partijen hebben geen overeenstemming over de (ver)koopprijs kunnen bereiken. De woning is vervolgens te koop gezet.
2.6.
In april 2016 hebben [A c.s.] met een derde overeenstemming bereikt over de hoogte van de (ver)koopprijs van de woning. [A c.s.] hebben een concept koopovereenkomst getekend, maar [X] heeft geweigerd deze te ondertekenen.
2.7.
Op 12 mei 2016 heeft [A] het keuzelegaat met betrekking tot de woning aanvaard. [X] heeft geweigerd de door [A c.s.] opgestelde vaststellingsovereenkomst te ondertekenen.
2.8.
[A] verkeert – onder meer vanwege de dubbele woonlasten – in financiële problemen en wordt begeleid door de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank.

3.Het geschil

3.1.
[A c.s.] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal bepalen dat aan [A c.s.] een machtiging wordt verleend tot het te gelde maken van de woning aan [adres] , kadastraal bekend onder gemeente [plaats 1] , [nummer] , althans onder voorwaarden door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen; en
II. [X] zal veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan verkoop en levering van de woning aan de [adres] ; en
III. zal bepalen dat de uitspraak op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van het onroerende goed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [X] ;
althans op grond van artikel 3:300 lid 1 BW een (dwang)vertegenwoordiger aan te wijzen die voor [X] de rechtshandelingen kan verrichten die noodzakelijk zijn voor verkoop van de woning aan een derde indien en voor geval [X] zijn medewerking daaraan zou onthouden;
IV. [X] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
Een machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding worden verleend in geval van spoedeisende omstandigheden waarin aannemelijk is dat de bodemrechter een dergelijke machtiging zou hebben verleend, indien daarom zou zijn verzocht (HR 21 juni 2002, NJ 2002, 420).
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [A c.s.] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat daarvan sprake is. [A c.s.] hebben onweersproken gesteld dat de potentiële kopers – in verband met de afgesproken levering op 1 september 2016 – uiterlijk 30 juni 2016 willen weten of de woning verkocht kan worden, zodat zij nog voldoende tijd hebben om de financiering rond te krijgen. De door de kopers ingeschakelde tussenpersoon heeft te kennen gegeven dat na de ondertekening van de koopovereenkomst een termijn van 7 tot 10 weken nodig is om de financiering te regelen. Als vóór deze datum geen duidelijkheid aan de kopers kan worden verschaft, zullen zij zich waarschijnlijk terugtrekken, hetgeen [A c.s.] schade zal berokkenen. De woning, die reeds 6 jaar te koop staat, zal dan nog langer in de verkoop staan en [A] zal nog langer dubbele woonlasten moeten dragen. Omdat zij al begeleid wordt door de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank, bestaat het risico dat de Rabobank zal overgaan tot executoriale verkoop van de woning, hetgeen naar verwachting zal leiden tot een aanmerkelijk lagere verkoopopbrengst.
4.4.
Gezien het vorenstaande komt het gevorderde de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. De vorderingen zullen dan ook als volgt worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat deze beslissing ook een eventuele verkoop van de woning voor hetzelfde bedrag aan andere kopers omvat.
4.5.
[A c.s.] hebben ter zitting meegedeeld dat zij de gevorderde proceskostenveroordeling niet langer wensen te handhaven, zodat deze onbesproken kan blijven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [X] ,
5.2.
machtigt [A c.s.] tot het te gelde maken van de woning aan [adres] , kadastraal bekend onder gemeente [plaats 1] , [nummer] ,
5.3.
veroordeelt [X] tot het verlenen van zijn medewerking aan verkoop en levering van de woning aan [adres] ,
5.4.
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van voornoemd onroerend goed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [X] ,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.