In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [A] en de curator mr. M.G.I.W. Teunis van de failliete onderneming [C], alsook de besloten vennootschap [B]. De eiseres, [A], vorderde afgifte van goederen die zij op de bouwlocatie had geplaatst, alsmede toegang tot deze locatie om de goederen op te halen. De vorderingen waren gebaseerd op een eigendomsvoorbehoud dat volgens [A] van toepassing zou zijn op de geleverde goederen. De rechtbank oordeelde echter dat het eigendomsvoorbehoud niet kon slagen, omdat de goederen al eigendom waren van [B] op het moment dat het eigendomsvoorbehoud werd overeengekomen. Dit was het gevolg van de Algemene Inkoopvoorwaarden die van toepassing waren op de onderaannemingsovereenkomst tussen [B] en [C]. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [A] niet toewijsbaar waren, omdat een eigendomsvoorbehoud geen werking kan hebben ten aanzien van goederen die al in eigendom toebehoorden aan een derde partij. Tevens werd [A] veroordeeld in de proceskosten, zowel aan de zijde van de curator als aan de zijde van [B]. De kosten werden begroot op respectievelijk € 1.701,00 en € 2.745,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.F. Boele.