Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
[bedrijf 1] BV. Dit heeft er volgens de raadsman echter niet toe geleid dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Ook heeft hij geen voordeel genoten uit soortgelijke dan wel andere strafbare feiten als bedoeld in artikel 36e lid 2 Sr. Het onderhavige feit, waarop de ontnemingsvordering mede is gebaseerd, is gepleegd vóór 1 juli 2011, zodat in dit verband uitgegaan moeten worden van het criterium “soortelijke” en niet van het thans geldende criterium “andere” strafbare feiten. Van “soortgelijke” strafbare feiten is volgens de verdediging geen sprake zodat er voor wat betreft feit 1 geen wederechtelijk voordeel is genoten. Met betrekking tot het vermeende voordeel van € 5.355,-- heeft de raadsman gesteld dat veroordeelde € 4.900,-- heeft opgenomen en dat het restant van dit bedrag is aangewend voor het voldoen van bedrijfskosten. Tot slot is door de raadsman nog aangevoerd dat veroordeelde voor
[bedrijf 2] BV), heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van het benadelingsbedrag ad € 35.989,39 dient nog wel de door veroordeelde ten behoeve van [bedrijf 2] BV gemaakte kosten, in totaal € 31.300,--, te worden afgetrokken zodat er per saldo een wederechtelijk voordeel is genoten van € 4.689,39.
[bedrijf 3] BV) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat uitgegaan moet worden van het bedrag zoals dat door de rechtbank in het vonnis is opgenomen, te weten € 78.522,--. Hiervan dienen de door de veroordeelde gemaakte kosten van in totaal € 21.100,-- te worden afgetrokken, zodat een wederechtelijk voordeel kan worden vastgesteld van € 57.422,--.
[bedrijf 4] BV(
feit 6) heeft de raadsman gesteld dat uitgegaan moeten worden van het kasboek van het reisbureau. Dit kasboek geeft een getrouw beeld van de inkomsten en uitgaven van het reisbureau. Het op basis van het kasboek berekende wederechtelijk verkregen voordeel bedraagt € 22.500,--. Verder dient de waarde van de auto van aangeefster [aangeefster] ad € 4.000,-- buiten de berekening gelaten te worden omdat deze auto naar medeverdachte [medeverdachte] is gegaan en niet naar veroordeelde.
privéfaillissementvan veroordeelde dient volgens de raadsman te worden afgewezen. Veroordeelde is immers niet strafrechtelijk vervolgd voor enig onrechtmatig handelen in zijn privé faillissement en er is geen sprake van een “soortgelijk” feit als bedoeld in artikel 36e lid 2 Sr. Ook is niet duidelijk uit welke strafbare gedragingen veroordeelde wederrechtelijk voordeel zou hebben verkregen. Bovendien is het faillissement van veroordeelde op 9 april 2014 opgeheven, waarna zijn schulden van vóór het faillissement, waaronder een totaalbedrag van € 941.955,96 aan concurrente crediteuren, weer zijn gaan herleven. De eerste schuldeisers hebben zich alweer gemeld. Er is in dit verband dan ook geen sprake van wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.De beoordeling van de vordering
€ 23.282,90.
2.180,--
€ 63.262,12.
€ 22.500,--.
€ 146.506,--.
€ 286.558,41.
4.De wettelijke voorschriften
5.De beslissing
- stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van