Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De vordering van de officier van justitie
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het bewijs
- bij besprekingen heeft gezeten over hoe het aan te pakken, met de wetenschap dat haar dochter haar ex wilde vermoorden;
- [medeverdachte 2] heeft geattendeerd op het meenemen van handschoenen, welke uit haar woning afkomstig waren;
- instructies gaf met betrekking tot het niet gebruiken van telefoons (thuislaten) en DNA-gevaar;
- de aangekochte maskers (vermomming) heeft gezien en in haar woning heeft bewaard;
- instructies heeft gegeven (verbranden) over aangekochte kleding en heeft toegestaan dat die kleding, die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] droegen in Enschede, voorafgaand aan de reis van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Enschede, in haar woning werd aangetrokken;
- [medeverdachte 3] in de nacht voor/van de moord liet overnachten in haar woning, waarna [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar Enschede gingen om [slachtoffer] om het leven te brengen.
opzetheeft gehad
op het ondersteunen van een misdrijfen indien genoemde
handelingenal bewezen kunnen worden, geen medeplichtigheid aan het misdrijf moord en/of doodslag opleveren. In de eerste plaats is verdachte niet betrokken geweest bij de feitelijke uitvoering van het misdrijf, zodat geen sprake kan zijn van medeplichtigheid in de vorm van behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf. In de tweede plaats zien twee van de ten laste gelegde feitelijke medeplichtigheidshandelingen op gedragingen die zouden zijn gepleegd na afloop van het misdrijf. Die vallen als zodanig buiten het bereik van artikel 48 Wetboek van Strafrecht (Sr). De overige vier ten laste gelegde feitelijke handelingen dragen onvoldoende bij aan het bevorderen en/of vergemakkelijken van het gepleegde misdrijf, zodat ook geen sprake kan zijn van het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf.