ECLI:NL:RBOVE:2016:2296

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
08/770281-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 16-jarig meisje door drie mannen in Hengelo met celstraffen en schadevergoeding

Op 24 juni 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen uit Hengelo, die zijn veroordeeld voor de verkrachting van een 16-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen op 3 december 2015, door middel van geweld en bedreiging, het slachtoffer hebben gedwongen tot seksuele handelingen. Twee van de mannen, beiden 21 jaar oud, zijn veroordeeld tot celstraffen van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De derde man, ook 21 jaar, kreeg een celstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn alle drie de verdachten verplicht om een schadevergoeding van ongeveer €9.500 aan het slachtoffer te betalen. Een van de mannen is ook veroordeeld voor de mishandeling van en seks met een 13-jarig meisje, waarvoor hij een schadevergoeding van ruim €5.600 moet betalen en enkele oude voorwaardelijke straffen moet uitzitten.

De rechtbank heeft in haar vonnis de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij herhaaldelijk heeft aangegeven dat zij niet wilde, maar dat de mannen hier geen gehoor aan gaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten door hun fysieke en getalsmatige overwicht het slachtoffer in een situatie hebben gebracht waarin zij zich niet kon verzetten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachten als ongeloofwaardig bestempeld, vooral omdat zij hun verklaringen hebben aangepast na confrontatie met belastende bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachten vastgesteld op basis van de artikelen 47, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. De opgelegde straffen zijn mede gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder een disharmonisch intelligentieprofiel en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De rechtbank heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers (P): 08/770281-15
Datum vonnis: 24 juni 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het PI Overijssel, huis van bewaring De Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2016 en 10 juni 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 03 december 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (0), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
- door in een woning aan weerszijden van die [slachtoffer] , gezeten op een bed, plaats te nemen en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer] achterover te duwen en/of te drukken op voornoemd bed en/of (daarbij) (deels) op en/of naast het lichaam van die [slachtoffer] te gaan liggen en/of (vervolgens)
- de/een arm(en) van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of te (be)klemmen en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer] aan diens haren vast te pakken en/of te trekken en/of (vervolgens)
- de broek en/of onderkleding van die [slachtoffer] naar beneden en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- ( een) vuist/vinger(s) in de mond van die [slachtoffer] te duwen, althans de mond van die [slachtoffer] af te dekken en/of (vervolgens)
- ( meermalen) voorbij is/zijn gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door de vagina van die [slachtoffer] te betasten en/of bevoelen en/of (vervolgens) één of meermalen
zijn/hun penis(sen) en/of vinger(s) in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] te duwen/drukken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden dienen aan de verdachte te worden opgelegd een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met [slachtoffer] . De officier van justitie concludeert voorts tot (hoofdelijke) toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag € 11.002,01 en de oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5.1
De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Volgens de officier kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachten aangeefster hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Zij verwijst in dit verband naar de gedetailleerde aangifte van [slachtoffer] , die inhoudelijk overeenkomt met hetgeen zij tijdens het informatieve gesprek naar voren heeft gebracht. Voorts heeft de officier gewezen op de verklaring van [naam 1] en het WhatsApp-verkeer tussen aangeefster en [naam 2] , aangeefster en [naam 1] en aangeefster en [naam 3] . Bovendien wordt volgens de officier van justitie de aangifte gedeeltelijk bevestigd door de verdachten. Zij hebben alle drie verklaard dat zij op 3 december 2015 onbeschermde seks met aangeefster gehad hebben en zij hebben de diverse seksuele handelingen bevestigd. Ook wijst de officier van justitie er op dat medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn eerste politieverhoren heeft bevestigd dat aangeefster, zoals zij verklaarde, de seksuele handelingen onvrijwillig heeft verricht c.q. ondergaan.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft bekend dat hij met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer] . Echter er is geen sprake geweest van dwang door middel van het plegen van geweld, dan wel door andere feitelijkheden. Volgens de raadsman is de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar. Aangeefster heeft- zo komt uit het dossier naar voren – hiervoor een scala aan mogelijke redenen. De raadsman verzoekt de rechtbank om de verklaringen van
[slachtoffer] van het bewijs uit te sluiten en verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.
De raadsman sluit zich voor het overige aan bij het verweer dat door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] , mr. R. Oude Breuil, is gevoerd.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting in vereniging te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte en/of zijn mededaders door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank stelt vast dat aan de orde is de vraag of er sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid waardoor
[slachtoffer] is gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Volgens bestendige jurisprudentie kan van feitelijk dwingen slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Op grond van de verklaringen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] , een zestienjarig meisje, in een woning seksuele handelingen heeft ondergaan onder druk van de aanwezigheid van drie jong volwassen mannen, waaronder de verdachte. [slachtoffer] heeft in haar aangifte uitgebreid verklaard over de wijze waarop zij is verkracht door verdachte en zijn mededaders. De verklaring van [slachtoffer] komt authentiek en betrouwbaar over en wordt bovendien op belangrijke punten ondersteund door hetgeen [naam 1] bij de politie heeft verklaard en ook door de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte achterover op het bed is geduwd en dat hij haar armen en benen klemde waardoor zij niet kon ontkomen of zich verweren, waarna medeverdachte [medeverdachte 2] aan haar andere zijde op het bed is gesprongen. Voorts heeft zij verklaard dat zij aan haar haren is getrokken en dat er door medeverdachte [medeverdachte 1] een vuist in haar mond is gebracht. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de jongens duidelijk heeft gemaakt dat zij het niet wilde. Zij heeft verklaard dat zij begon te schreeuwen en een aantal malen “nee, niet doen” heeft geroepen. Ook heeft zij “auw” geschreeuwd. De jongens gaven hieraan echter geen gehoor. Volgens [slachtoffer] zeiden zij: “sst”, en “relax”.
[naam 1] heeft bij de politie verteld dat zij - op het moment dat zij met [naam 5] in de badkamer/het toilet was - [slachtoffer] heeft horen schreeuwen. Het geluid was - zo blijkt uit het proces-verbaal informatief gesprek zeden - dusdanig dat [naam 1] dacht: ‘wat is dit.’ Ze kon de badkamer/toilet echter niet uit omdat de jongen met wie ze in de badkamer was voor de deur stond en ze geen kant op kon. [naam 1] heeft bij de politie verteld dat zij na ongeveer vijftien minuten de badkamer heeft verlaten en de woonkamer in is gelopen. [slachtoffer] zag er volgens haar wat sipjes uit, ze zag er ‘niet echt al te blij uit.’ [naam 1] en [slachtoffer] zijn vervolgens samen naar huis gefietst. Uit hun beide verklaringen komt naar voren dat [slachtoffer] al op de fiets aan [naam 1] heeft verteld dat zij door de jongens was verkracht. [slachtoffer] heeft verklaard dat toen is besproken dat zij hiervan aangifte zal doen.
De rechtbank vindt ook in de eerste politieverklaringen van [medeverdachte 1] ondersteuning voor de aangifte van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk verklaard dat [slachtoffer] eerst niet wilde en zei “niet doen” en dat ze (verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ) toen al aan het neuken waren. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard op welke wijze dit is gebeurd en zijn verklaringen ondersteunen op wezenlijke punten de aangifte van [slachtoffer] , te denken valt hierbij aan het “niet doen’ roepen door [slachtoffer] en de diverse seksuele handelingen die er zijn verricht. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] in zijn eerste verklaringen zichzelf buiten iedere verdenking stelt, echter als hij op een gegeven moment geconfronteerd wordt met de belastende verklaringen van de medeverdachten, bekent hij uiteindelijk dat ook hij seks heeft gehad met [slachtoffer] . Nu verklaart hij echter dat [slachtoffer] dit zelf ook wilde. Het ‘niet doen’ roepen door [slachtoffer] was, volgens [medeverdachte 1] , nu opeens uitdagend bedoeld. De rechtbank acht deze (gewijzigde) inkleuring van de feiten ongeloofwaardig. De rechtbank acht het aannemelijk dat [medeverdachte 1] - geconfronteerd met de belastende verklaringen van zijn medeverdachten - zijn verklaring heeft aangepast, zodat hij en zijn medeverdachten ermee weg zouden kunnen komen. De rechtbank is echter op grond van de bewijsmiddelen van oordeel voor vrijwilligheid aan de zijde van aangeefster onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden bestaan. Aangeefster kende de verdachten niet goed. Evenmin had zij voordien met één van hen seks gehad. De rechtbank acht op grond van genoemde omstandigheden en bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] de seksuele handelingen gedwongen heeft ondergaan. Aangeefster is door geweld en andere feitelijkheden gedwongen tot het ondergaan van deze seksuele handelingen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van verkrachting. Verdachte en zijn mededaders hebben alle drie onbeschermd seks gehad met aangeefster. Gezien het fysieke en getalsmatige overwicht van verdachte en zijn mededaders heeft aangeefster niet de mogelijkheid gehad om zich te verzetten en aan verdachte en zijn mededaders te ontkomen. Aan de WhatsApp-contacten waarop de verdediging heeft gewezen, kent de rechtbank niet het gewicht toe dat de verdediging daaraan toegekend wil zien, nu uit de verklaringen van aangeefster en de getuige [naam 1] blijkt dat aangeefster al voorafgaand aan die mailwisseling duidelijk had gemaakt aangifte te willen en zullen doen van verkrachting. De stelling van de verdediging, dat de aangifte enkel is ingegeven door de angst om haar vriend [naam 3] kwijt te raken als zij geen aangifte zou doen, wordt derhalve door de bewijsmiddelen weersproken. Het verweer van de raadsman wordt, gelet op voornoemde bewijsoverwegingen, in al zijn onderdelen verworpen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2015 te Hengelo, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en een andere feitelijkheid, te weten:
- door in een woning aan weerszijden van die [slachtoffer] , gezeten op een bed, plaats te nemen en
(vervolgens)
- die [slachtoffer] achterover te duwen op voornoemd bed en (daarbij) deels op en naast het lichaam van die [slachtoffer] te gaan liggen en (vervolgens)
- de armen van die [slachtoffer] te beklemmen en
- die [slachtoffer] aan haar haren vast te pakken en te trekken en
- de broek en onderkleding van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en
- een vuist in de mond van die [slachtoffer] te duwen, en
- meermalen voorbij zijn gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door de vagina van die [slachtoffer] te betasten en te bevoelen en hun penissen en vingers in de mond en
/ofvagina van die [slachtoffer] te duwen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan in zoverre zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 242 en 248 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met twee mededaders schuldig gemaakt aan verkrachting van een zestienjarig meisje. Verdachte en zijn beide mededaders hebben het slachtoffer op het bed geduwd en vastgehouden zodat zij niet kon ontkomen. Zij hebben haar vervolgens gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die onbeschermd, zowel gelijktijdig als achter elkaar plaatsvonden. Het slachtoffer heeft meerdere keren om hulp geroepen en ook heeft zij ‘niet doen’ geroepen. Door de verdachte en zijn mededaders is hieraan geen gehoor gegeven. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hetgeen voor laatstgenoemde ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich heeft meegebracht, waarvan ook in de schriftelijke slachtofferverklaring gewag wordt gemaakt.
Uit de op 27 mei 2016 door de GZ-psycholoog, drs. Zászlós opgemaakte rapportage komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel. Hiermee samenhangend is zijn redeneervermogen en zijn begrip en inzicht in sociale situaties beperkt, waardoor hij de gevolgen en de consequenties van zijn handelen onvoldoende en soms niet overziet. Tevens is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met afhankelijke trekken. Hiervan was ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake. Gezien de ontkennende houding van verdachte doet de psycholoog geen uitspraak over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De indruk betstaat dat verdachte door zijn cognitieve beperkingen in groepsverband onvoldoende weerbaar is en geneigd is mee te gaan in het gedrag van anderen. Ter voorkoming van recidive wordt gedacht aan een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de reclassering en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor vergelijkbare feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht alles afwegende de oplegging van een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal een reclasseringstoezicht worden gekoppeld. Gelet op de problematiek van de verdachte zal hij een ambulante behandeling dienen te volgen. In het belang van het slachtoffer zal de rechtbank aan de verdachte een contactverbod met het slachtoffer opleggen. De proeftijd zal gezien de ernst van het feiten en de problematiek van verdachte worden vastgesteld op drie jaar. De rechtbank is van oordeel dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er, gelet op de geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte contact met haar zal opnemen, hetgeen ongewenst is, gelet op de kwetsbaarheid van het slachtoffer. In verband met het verhoogde recidivegevaar acht de rechtbank het noodzakelijk de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
[naam 4] heeft zich namens [slachtoffer] , op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 11.002,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Gemiste inkomsten: € 150,00;
  • Reiskosten: € 11,60;
  • Kosten belangenbehartiger: € 1840,41
  • Immateriële schade van € 9000,00.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde rechtsbijstandskosten hanteert de rechtbank het
liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Hierbij rekent de rechtbank 1 punt voor de indiening van de vordering. Dit wordt vervolgens vermenigvuldigd met € 384,00 (tarief I, dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde beneden € 10.000 in hoofdsom). In totaal beraamt de rechtbank de rechtsbijstandskosten aldus op € 384,00. De vordering zal op dit punt tot dat bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 9.545,60, met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente over € 9.161,60 vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan in zoverre vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat het contactverbod met [slachtoffer] , dadelijk uitvoerbaar is;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 9.545,60 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.161,60, vanaf 3 december 2015, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 1.456,41 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. M. Melaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.
Mr. Melaard is wegens uitstedigheid niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.