Op 26 januari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1950. De rechtbank oordeelde dat de tbs met dwangverpleging met één jaar moest worden verlengd. De betrokkene was ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof Arnhem op 24 oktober 2002, met de termijn ingegaan op 21 december 2002. De laatste verlenging van de tbs was op 20 januari 2015, en deze zou eindigen op 21 december 2015, tenzij er een nieuwe vordering tot verlenging zou worden ingediend. Het openbaar ministerie diende op 18 november 2015 een vordering in tot verlenging van de tbs met één jaar, waarbij de benodigde stukken waren overgelegd.
Tijdens de zitting op 12 januari 2016 werd het reclasseringsrapport van D.E. Leeuwin besproken, waarin werd geadviseerd om de maatregel met één jaar te verlengen. De officier van justitie benadrukte het verhoogde recidiverisico bij beëindiging van de maatregel, vooral gezien de recente afronding van de behandeling bij de forensische polikliniek De Waag. Betrokkene en zijn raadsvrouw gaven aan geen bezwaar te hebben tegen de verlenging, mits deze beperkt bleef tot één jaar.
De rechtbank overwoog dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de tbs wordt verlengd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de rapportages van deskundigen, die wezen op de noodzaak van begeleiding en toezicht voor de betrokkene. De rechtbank heeft de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht en relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen bij haar beslissing. De rechtbank besloot de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, met het bevel tot verpleging van overheidswege.