De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast:
-Uniek Begeleiding is een zorgorganisatie en heeft ten doel het verlenen van verantwoorde zorg en het begeleiden van mensen met een verstandelijke handicap of beperking.
-Uniek Begeleiding is bij akte d.d. 5 maart 2014 opgericht. [eiser] is sindsdien bestuurder van Uniek Begeleiding in de functie van penningmeester.
- [eiser] werkte fulltime voor Uniek Begeleiding, onbezoldigd, en verleende ook zorg aan de hierna te noemen zorgvrager M.
-Op 17 maart 2016 ontving medebestuurder [A] een telefoontje van de moeder van zorgvrager M., die zich zorgen maakte over de situatie van M. na het zien van heel veel
e-mail correspondentie tussen M. en [eiser] . Hierop is met de moeder van M. en later met [eiser] gesproken over de hoeveelheid en de inhoud van de betreffende e-mailberichten.
-De bestuurders [A] en [B] hebben [eiser] die dag nog, 17 maart 2016, op non-actief gesteld.
-Uniek Begeleiding heeft [eiser] hierna bij brief van 24 maart 2016 het volgende medegedeeld:
Geachte heer [eiser] ,
Donderdag 17-03-2016 bent u door bestuurders Mw. [B] en ondergetekende vanwege de zaak [X] op non-actief gesteld in afwachting van onderzoek. Met dit schrijven bevestigen wij deze op non-actief stelling.
De Raad van Toezicht is ingelicht over de desbetreffende zaak en heeft, naast uw op non-actief stelling, besloten om per direct over te gaan tot schorsing uit uw bestuurlijke functie. U bent hiermee aldus geheel vrijgesteld van alle werkzaamheden die vallen binnen uw rol als bestuurder.
Het is u niet toegestaan op welke wijze dan ook contact te leggen met een ieder met wie u uit hoofde van uw functie normaliter contact heeft of heeft gehad.
Het gaat hier om elk contact met zorgvragers, ouders en verwanten, medewerkers, leveranciers, financiers, sponsoren, accountant kortom alle mogelijk betrokkenen, zonder uitdrukkelijke goedkeuring hiervoor van bestuurders [B] en [A] .
Uiteraard berichten wij u zo spoedig mogelijk nader zodra ons onderzoek voltooid is.
2. [eiser] vordert in kort geding het schorsingsbesluit nietig te verklaren dan wel de schorsing/op non-actief stelling op te heffen en te bepalen dat [eiser] weder te werk wordt gesteld als bestuurder binnen Uniek Begeleiding, met veroordeling van Uniek Begeleiding in de kosten van het geding. [eiser] heeft hiertoe het volgende aangevoerd, kort samengevat.
In de brief van 24 maart 2016 wordt slechts verwezen naar het feit dat de Raad van Toezicht is ingelicht en heeft besloten om per direct naast de op non-actief stelling over te gaan tot schorsing uit de bestuurlijke functie. De Raad van Toezicht heeft [eiser] nimmer een schrijven gestuurd en ook is geen sprake geweest van hoor en wederhoor: de Raad van Toezicht heeft nimmer een gesprek met [eiser] hierover gehad. Op initiatief van [eiser] heeft op 13 april 2016 een gesprek plaatsgevonden tussen de twee medebestuurders ( [A] en [B] ) en hun advocate en [eiser] met zijn advocate. In dat gesprek is afgesproken dat richting ouders en verzorgers en cliënten een neutrale boodschap zal worden gegeven omtrent de afwezigheid van [eiser] en [eiser] zou zo spoedig mogelijk over de voortgang van het onderzoek vernemen. Tot op heden heeft [eiser] hierover nog geen enkele terugkoppeling gekregen. Inhoudelijk heeft [eiser] niet in strijd gehandeld met enige wettelijke of statutaire bepalingen; er is volgens hem geen enkele reden om de schorsing voort te zetten, hij wil zo spoedig mogelijk terugkeren in de functie van bestuurder.
3. Uniek Begeleiding heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Uniek Begeleiding heeft het volgende aangevoerd, kort samengevat. De vordering van [eiser] om het besluit nietig te verklaren kan niet in kort geding worden vastgesteld en dient daarom al afgewezen te worden. Verder heeft [eiser] geen belang meer bij deze vordering: op 23 mei jl. zijn alle leden van de Raad van Toezicht, alsmede het bestuur van Uniek Begeleiding en de heer [eiser] , opgeroepen voor een vergadering van de Raad van Toezicht op 31 mei a.s., waarbij het ontslag van [eiser] op de agenda staat. De kans is aanzienlijk dat [eiser] (per direct) zal worden ontslagen tijdens deze vergadering. Het besluit van de Raad van Toezicht d.d. 24 maart 2016 is qua totstandkoming en inhoud juist geweest. De Raad van Toezicht heeft in verband met de ernst en de spoedeisendheid van de zaak, in combinatie met het feit dat de leden van de Raad van Toezicht verspreid door Nederland wonen, en dus niet op korte termijn bij elkaar kunnen komen, [eiser] niet rechtstreeks kunnen horen. De heer [A] en mevrouw [B] hebben de Raad van Toezicht echter volledig geïnformeerd, nadat zij uitvoerig [eiser] ’s kant van het verhaal hadden aangehoord. Gelet op het grensoverschrijdend gedrag van [eiser] , blijkend uit de e-mailberichten, althans in ieder geval het vermoeden daarvan, is het besluit van de Raad van Toezicht ook materieel gezien gerechtvaardigd.
4. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. De spoedeisendheid van de zaak vloeit uit het gestelde voort en is voldoende gebleken. Voorts kan niet gezegd worden dat [eiser] geen enkel belang meer heeft bij de onderhavige vordering in verband met de vergadering van de Raad van Toezicht van morgen, tijdens welke vergadering -naar verwachting van Uniek Begeleiding- [eiser] zal worden ontslagen als bestuurder. Wat de Raad van Toezicht gaat besluiten staat immers niet vast, waarbij wordt opgemerkt dat de Raad van Toezicht nog niet eerder met [eiser] zelf over de kwestie heeft gesproken.
5. Uniek Begeleiding heeft gelijk daar waar zij stelt dat het schorsingsbesluit niet kan worden vernietigd in kort geding. Wel kan bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing (tijdelijk) worden opgeheven. De voorzieningenrechter ziet daarvoor echter geen reden, zoals hierna zal blijken.
6. Het uitgangspunt bij de beoordeling van schorsingsbesluiten in kort geding is of in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter, indien zijn oordeel over de besluiten zou worden gevraagd, tot het oordeel zou komen dat het besluit van de Raad van Toezicht aan vernietiging blootstaat wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, die een rechtspersoon en zijn organen jegens elkaar in acht moeten nemen (art. 2:8 BW). De vernietigbaarheid kan zowel voortvloeien uit de wijze van totstandkoming van de besluiten, als uit de inhoud daarvan.
7. Inhoudelijk gezien is het schorsingsbesluit, gelet op de overgelegde e-mails tussen [eiser] en M., alsook de e-mails van [eiser] over de kwestie van na 17 maart 2016, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid genomen. Een onderzoek naar de vraag of sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag is te billijken gelet op de grote hoeveelheid e-mails tussen [eiser] en M., soms 30 tot 40 e-mails per dag en ook gelet op de inhoud van de e-mails. Het is de vraag of alle gedragingen van [eiser] met M., zoals die blijken uit de overgelegde e-mails, zijn te rechtvaardigen vanuit de voor M. voorgeschreven therapie. Er zijn gedragingen vermeld als veelvuldig knuffelen met M., kriebelen over haar buik en boven op haar liggen. Volgens [eiser] is het knuffelen en kriebelen onderdeel van de therapie maar Uniek Begeleiding bestrijdt dat gemotiveerd. [eiser] heeft ontkend dat er sprake is geweest van het boven op elkaar liggen in de zogenaamde rustruimte, maar die ontkenning valt niet te rijmen met de stelling van Uniek Begeleiding dat een medewerker van haar heeft gezien dat [eiser] boven op M. lag, en dat uit verschillende e-mails blijkt dat M. refereert aan het op elkaar liggen, en dat [eiser] zulks in daaropvolgende e-mails niet weerspreekt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigen deze omstandigheden inhoudelijk gezien het onderzoek en het schorsingsbesluit d.d. 24 maart 2016.
8. [eiser] heeft wel een punt ten aanzien van de totstandkoming van het besluit. De eisen van redelijkheid en billijkheid die een rechtspersoon en haar organen jegens elkaar in acht moeten nemen brengen mee dat een bestuurder in beginsel in de gelegenheid moet worden gesteld zich tegen een besluit tot schorsing te verweren. Ook brengen deze eisen mee dat de motivering van een besluit tot schorsing van een bestuurder kenbaar moet zijn. Op deze beide aspecten heeft de Raad van Toezicht, het orgaan dat bevoegd is tot het schorsen van bestuurders (art. 6 van de akte van oprichting), een steek laten vallen. De Raad van Toezicht heeft voor haar besluit van 24 maart 2016 geen contact gehad met [eiser] terwijl niet is gebleken dat zulks niet mogelijk zou zijn en bovendien heeft zij [eiser] niet rechtstreeks geïnformeerd over haar besluit maar heeft [eiser] dat moeten vernemen via de brief van de medebestuurders van Uniek Begeleiding. Daar staat echter tegenover dat Uniek Begeleiding een beginnende, kleine, stichting is, dat de zaak spoedeisend was en dat de medebestuurders, voor zij de Raad van Toezicht hebben geïnformeerd, uitgebreid hebben gesproken met [eiser] en zijn kant van het verhaal hebben gehoord. [eiser] wist waar het over ging en volgens Uniek Begeleiding stond de inhoud van de e-mails op dat moment ook vast. Gelet op deze omstandigheden is het vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter, indien zijn oordeel wordt gevraagd, over zal gaan tot vernietiging van het besluit vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid qua totstandkoming van het besluit.
De gevorderde voorlopige voorziening zal daarom worden geweigerd.
9. [eiser] heeft nog wel een punt ten aanzien van de gang van zaken na het genomen besluit, daar waar hij stelt dat hij niet op de hoogte is gehouden van het onderzoek. Uit niets blijkt dat [eiser] op de hoogte is gehouden van door Uniek Begeleiding te nemen stappen/ het door haar uitgevoerde onderzoek. Pas in deze procedure krijgt [eiser] nadere informatie van Uniek Begeleiding, in die zin dat [eiser] is opgeroepen voor de vergadering van morgen, tijdens welke vergadering zal worden gesproken over ontslag van [eiser] als bestuurder van Uniek Begeleiding. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de kosten van het kort geding, dat ook bedoeld was om opheldering voor [eiser] te verkrijgen, te compenseren.