ECLI:NL:RBOVE:2016:208

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
08.770221-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van minderjarige zus door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn minderjarige zus. De feiten vonden plaats in de periode van 9 september 2011 tot en met 31 augustus 2014. De verdachte heeft zijn zus herhaaldelijk mishandeld door haar aan de haren te trekken, te schoppen en te slaan, wat leidde tot letsel en pijn. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met ernstige geweldsdelicten, waaronder het dreigen met zoutzuur en het snijden van haar gezicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 12 januari 2016, waar de officier van justitie mr. C.Y. Huang en de raadsvrouw van de verdachte, mr. J.H. Rump, aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gezien de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de herhaalde geweldsdelicten in het verleden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770221-15 (P)
Datum vonnis: 26 januari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Zwolle,
Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de perioden van 9 september 2011 tot en met 12 september 2012 en 29 mei 2013 tot en met 31 augustus 2014 schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:mishandeling van zijn zus [slachtoffer] te Slagharen,
feit 2:bedreiging van haar met een misdrijf tegen het leven gericht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de perioden van 09 september 2011 tot en met 12 september 2012 en/of 29 mei 2013 tot en met 31 augustus 2014 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ), één of meermalen (krachtig) aan de haren heeft getrokken en/of (vervolgens) krachtig op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op/tegen het het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) krachtig om/bij de pols(en) en/of onderarm(en) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) de pols(en) en/of onderarm(en) heeft verdraaid en/of (vervolgens) krachtig een voorwerp
in/tegen de buik, althans op/tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de perioden van 09 september 2011 tot en met 12 september 2012 en/of 29 mei 2013 tot en met 31 augustus 2014 te Slagharen, gemeente Hardenberg, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] één of meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je gezicht los snijden" en/of "Ik ga je overgieten met zoutzuur" en/of "Ik ga zoutzuur in je gezicht gooien" en/of "Ik ga je lelijk maken als je met iemand gaat praten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de duur dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zodat verdachte van deze feiten vrijgesproken moet worden. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte van meet af aan ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Voorts zijn de verwijten vooral gebaseerd op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en worden deze verklaringen voor wat betreft de mishandeling slechts ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] en voor wat betreft de bedreiging slechts door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Voor het overige is slechts de auditu bewijs voorhanden hetgeen onvoldoende is om tot de overtuiging te kunnen komen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, zo stelt de raadsvrouw.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde mishandeling alsmede de onder 2 ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de door aangeefster [slachtoffer] afgelegde verklaringen betrouwbaar aangezien zij gedetailleerd en consistent over de voorvallen heeft verklaard.
Anders dan de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] in overtuigende mate worden ondersteund door verklaringen uit een andere bron. Voor wat betreft de mishandeling worden haar verklaringen ondersteund door
de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Voor wat betreft de bedreiging worden haar verklaringen ondersteund door [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen te twijfelen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de perioden van 9 september 2011 tot en met 12 september 2012 en 29 mei 2013 tot en met 31 augustus 2014 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ), meermalen aan de haren heeft getrokken en/of tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op/tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en/of gestompt en krachtig bij de pols(en) en onderarm(en) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en (daarbij) de pols(en) en onderarm(en) heeft verdraaid en/of een voorwerp tegen de buik heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de perioden van 9 september 2011 tot en met 12 september 2012 en 29 mei 2013 tot en met 31 augustus 2014 te Slagharen, gemeente Hardenberg, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] één of meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je gezicht los snijden" en "Ik ga je overgieten met zoutzuur" en/of "Ik ga zoutzuur in je gezicht gooien" en/of "Ik ga je lelijk maken als je met iemand gaat praten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn minderjarige zus. Verdachte heeft door zijn handelwijze een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft daarbij een gevoel van onveiligheid bij haar teweeggebracht. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan, met name de omstandigheid dat deze feiten zich in de huiselijke sfeer hebben voorgedaan, waar een kind zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 1 december 2015 waaruit volgt dat verdachte veelvuldig en voor een verscheidenheid aan delicten, waaronder geweldsdelicten als het onderhavige, is veroordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf echter ook rekening met de straffen die de verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2013, bij vonnissen van de politierechter d.d. 4 februari 2015 en 27 mei 2015 en bij strafbeschikkingen d.d. 12 november 2015 en 26 juni 2012.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de Pro Justitia rapportage d.d. 28 september 2015, uitgebracht door psychiater drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, de Pro Justitia rapportage d.d. 23 november 2015, uitgebracht door drs. M. van Tongeren en drs. D.B. Wisman alsmede
het reclasseringsrapport d.d. 4 december 2015 uitgebracht door T. Dol. Uit deze rapporten blijkt onder meer dat verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek en dat verdachte in het verleden verschillende ambulante en klinische behandelingen heeft ondergaan maar dat deze er niet toe hebben geleid dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten is gaan plegen. In voormelde rapporten wordt geadviseerd betrokkene te laten onderzoeken door middel van een observatieperiode in het Pieter Baan Centrum.
Hoewel uit eerder opgemaakte gedragsdeskundige rapportages over verdachte valt af te leiden dat bij hem sprake is van ernstige verslavingsproblematiek, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een vermoeden van ADHD heeft verdachte in onderhavige zaak niet willen meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, zodat het er voor moet worden gehouden dat hij toerekeningsvatbaar is voor de thans bewezenverklaarde feiten.
Gelet op de aard, ernst en gedateerdheid van de gepleegde feiten, alsmede gelet op de niet-aflatende negatieve houding van verdachte ten aanzien van hulpverlening ten aanzien van persoonlijkheidsproblematiek ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om verdachte alsnog klinisch te laten observeren, zoals geadviseerd.
De rechtbank is alles afwegend in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De voorwaardelijke straf wordt opgelegd ter voorkoming van recidive.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte het onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, basisteam Vechtdal met nummer PL0600-2015552609. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1: mishandeling
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2016 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Vanaf 1995 woonde ik in de woonwagen aan de aan de [adres] te [plaats] . Mijn zus [slachtoffer] (…) woonde (…) daar ook. Het zou kunnen dat mijn oom [getuige 1] in 2011 enige tijd in de woonwagen heeft gewoond.
2.
Het proces-verbaal aangifte van 10 september 2015, pagina’s 13 t/m 15, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van mishandeling door mijn broer [verdachte] . (…) Ik denk dat het ongeveer 2 tot 3 jaar geleden is dat de eerste mishandeling plaatsvond door mijn broer. (…) De eerste keer was op de verjaardag van mijn broertje [broertje] , mijn broertje werd toen 6 jaar.(…) mijn broer [verdachte] (…) kwam de kamer uitgerend en gaf mij met zijn vuist een klap die terecht kwam op de rechterkant van mijn gezicht ter hoogte van mijn rechteroog (…) Daarna was er bijna elke dag ruzie tussen mijn broer [verdachte] en mij dan trok hij heel hard aan mijn haren. (…) Het waren bijna dagelijkse pesterijen van mij duwen en aan mijn haren trekken door [verdachte] . (…) Voor de zomervakantie 2014 (…) ik denk (…) ongeveer een weekje later hij mij geslagen heeft, hij duwde mij. (…) , ik kwam van de trap aflopen en ik wilde langs hem naar beneden lopen, ik voelde dat [verdachte] mij een trap tegen mijn bovenbeen gaf, ik voelde toen pijn, hij duwde mij naar binnen, trok me aan mijn haren mee (…) bij ons in de woonwagen (…) daarna had ik blauwe plekken op mijn been als gevolg van de trap van [verdachte] . We hadden ruzie en ik zei iets wat [verdachte] niet aanstond, ik zag toen dat hij met een kristallen asbak gooide naar mij en mij daarbij in mijn buik raakte. Ik voelde pijn en had een flinke blauwe plek daarvan. Mijn oom [getuige 1] (…) heeft de blauwe plek gezien.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 24 juni 2015, pagina’s 16 t/m 20, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
(…) ongeveer 2 a 3 jaar geleden (…) ik was een jaar of 12 a 13 (…) Dat was de eerste keer dat ik echt flinke klappen kreeg. (…) Toen ik 12 was begon echt het (…) mishandelen (…) Ik ben vanaf mijn twaalfde denk ik wel ongeveer 4 keer bij de huisarts geweest, (…) met letsel dat (…) door een mishandeling kwam (…) Vooral met letsel aan mijn polsen. [verdachte] pakte vaak mijn polsen vast als we alleen thuis waren. Hij vond het dat mooi om mijn hand zover naar onderen te drukken dat mijn pols knak zei. [verdachte] ging nooit door tot ik mijn pols brak maar wel dat ik enorme pijn had. (…) [verdachte] deelde de straffen uit (…) Ik ben vanaf kleins af aan door [verdachte] mishandeld. De afgelopen vier jaar is het echt wat extremer. (…) [verdachte] heeft mij de afgelopen vier jaren bijna dagelijks mishandeld (…) . Hij vond het fijn om mij even aan de haren te trekken, aan mijn polsen te pakken. Hij vond het fijn als ik begon te huilen, dan kreeg hij een grijns op zijn gezicht en begon hij te lachen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor benadeelde van 5 september 2015, pagina’s 23 en 24, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
22-12-2010 had ik een pijnlijke duim. Ik had ruzie met [verdachte] .(…) Hij pakte mijn duim en drukte deze achterover. Hierdoor had ik de pijn aan mijn duim. Hij klemde mijn duim tussen zijn vingers en bewoog deze achterover. (…) 24-10-2011 had ik spierpijn op mijn borstkas. Dit kwam door een trap van [verdachte] . (..) Hij duwde mij eerst op de grond en daarna trapte hij mij.
5.
Het proces-verbaal verhoor getuige van 29 juni 2015, pagina’s 56 t/m/ 60, inhoudende de door [getuige 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik heb ongeveer 1,5 jaar bij [naam 1] in de woonwagen gewoond. Dit was rond 2011 a
2012. (…) Ik heb in de tijd dat ik daar woonde een keer gezien dat [verdachte] [slachtoffer] een klap in het gezicht gaf en ook een trap op haar lichaam gaf. (…) Toen ik al mijn eigen woning had kwam [slachtoffer] een keer bij mij. (…) toen liet [slachtoffer] mij een plek zien op haar onderbuik in de buurt van haar heup. Ik zag daar een blauwe plek met een schaafplek. [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] haar gegooid had met een asbak.(…) De (…) mishandelingen door [verdachte] tegen (…) [slachtoffer] zijn al wel zo’n vier jaar aan de gang.
6.
Het proces-verbaal verhoor getuige van 29 juni 2015, pagina’s 61 en 62, inhoudende de door [getuige 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
In de zomer van 2014 kwam [slachtoffer] een keer huilend bij ons aan de deur in de [straat] . Ze was helemaal overstuur. Ze vertelde dat [verdachte] een asbak naar haar had gegooid. Ze liet toen een blauwe plek op haar buik zijn. (…) De volgende ochtend was de plek behoorlijk goed zichtbaar. Het was een grote blauwe plek geworden.
7.
Het proces-verbaal bevindingen van 30 september 2015, pagina’s 102 en 103, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat verdachte zei: “Ik zal haar heus wel een paar keer klappen hebben gegeven, maar dat is binnen onze familie en dat gaat niemand wat aan“.
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2016 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Vanaf 1995 woonde ik in de woonwagen aan de aan de [adres] te [plaats] . Mijn zus [slachtoffer] (…) woonde (…) daar ook. Het zou kunnen dat mijn oom [getuige 1] in 2011 enige tijd in de woonwagen heeft gewoond.
2.
Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte op 2 oktober 2015, kenmerk RC-nr 15/1289, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of het klopt dat ik in de periode van september 2011 tot en met augustus 2014 mijn zus [slachtoffer] een of meermalen heb (…) bedreigd. (…) Ik heb haar wel eens dreigende woorden gezegd (…)
3.
Het proces-verbaal aangifte van 10 september 2015, pagina’s 13 t/m 15, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
(…) Heel vaak bedreigde [verdachte] mij en hij zei dan dat hij mijn gezicht zou lossnijden, hij ging dan voor mij staan dat ik in een hoek stond en niet weg kon lopen en maakte een beweging met in zijn hand zijn mes voor mijn gezicht. (…) [verdachte] heeft mij meerdere keren bedreigt met zwavelzuur en zoutzuur, ik moest doen wat hij zei anders zou hij mijn gezicht verminken.
4.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 24 juni 2015, pagina’s 16 t/m 20, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
(…) Begin dit jaar heeft [verdachte] mij bedreigd met de dood. (…) Zeker nu ik met de politie praat. Hij heeft weleens gezegd dat als ik dat doe dat hij me dood maakt en dat hij dan voor een goede reden de bak ingaat. (…) [verdachte] heeft mij vaak gedreigd met het gooien van zoutzuur. Dit hebben ook veel mensen gehoord, mijn broertjes en zusje, mijn moeder, mijn oom en tante [getuige 1] en [getuige 2] . (…) ik was ook echt bang. (…) [verdachte] heeft mij een keer op de grond gegooid en toen hield hij mijn mond open. Dit was in 2012/2013. Toen deed hij net of hij de fles met zuur in mijn mond wilde gieten. Hij zei dat ik dan nooit meer kon praten. Hij goot het erin maar het bleek water te zijn. Ik stikte bijna. (…) [verdachte] zei dan tegen mij dat hij mij lelijk ging maken als ik met iemand zou praten over wat hij mij aandeed.
5.
Het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 3 juli 2015, pagina’s 25 tot en met 30, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik was toen 13 (…) [verdachte] heeft gedreigd dat hij mij zoutzuur in de mond zou gooien als ik er over zou praten.
6.
Het proces-verbaal aangifte van 20 juli 2015, pagina’s 32 tot en met 38, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Hij kwam uit de schuur lopen en had een jerrycan mee. Hij liet mij geloven dat hier zoutzuur in zat. Hij duwde mij op de grond en deed met zijn vingers mijn mond open. Hij goot toen de inhoud in mijn mond. Ik was heel bang (…) Hij waarschuwde mij dat wanneer ik dit zou doorvertellen hij dan echt zoutzuur zou gebruiken de volgende keer.
7.
Het proces-verbaal verhoor getuige van 29 juni 2015, pagina’s 56 t/m/ 60, inhoudende de door [getuige 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik heb ongeveer 1,5 jaar bij [naam 1] in de woonwagen gewoond. Dit was rond 2011 a
2012. (…) Ik heb [verdachte] haar meerdere keren horen bedreigen met de woorden: ‘ik gooi zoutzuur in je gezicht, je zal nooit meer een vriendje krijgen ”ik snij je gezicht los” (…) Ik heb [verdachte] horen zeggen tegen [slachtoffer] dat hij haar gezicht los zou snijden (…) [slachtoffer] (…) was echt doodsbang voor [verdachte] . (…) [verdachte] bedreigde [slachtoffer] bijna elke dag. (…) De (…) bedreigingen door [verdachte] tegen (…) [slachtoffer] zijn al wel zo’n vier jaar aan de gang.
8.
Het proces-verbaal verhoor getuige van 29 juni 2015, pagina’s 61 en 62, inhoudende de door [getuige 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik en [getuige 1] hebben een tijdje bij het gezin in de wagen gewoond. Dit was halverwege 2012. (…) Toen [verdachte] weer in de wagen woonde werd er elke dag gescholden en bedreigingen geuit. (…) [slachtoffer] (…) De laatste keer dat [verdachte] haar bedreigde kan ik me nog goed herinneren. Hij zei tegen [slachtoffer] dat ze haar gezicht los ging snijden. Hij heeft ook tegen haar gezegd dat hij haar zou overgieten met zoutzuur. (…) Volgens mij was [slachtoffer] ongeveer 14 of 15 jaar oud. (…) Deze bedreiging vond plaats bij ons in de woning aan de [straat] . (…)
9.
Het proces-verbaal verhoor getuige van 29 juni 2015, pagina’s 63 t/m/ 65, inhoudende de door [getuige 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2010 kreeg ik een relatie met [naam 2] . (….) Na een half jaar kwam ik er wel heel vaak over de vloer en kreeg ik toch wel heel veel mee. (…) Ik hoorde toen [verdachte] regelmatig [slachtoffer] bedreigen. (…) [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij haar hele gezicht los zou snijden. Ik heb gehoord dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zei dat hij accuzuur over haar hele lijf zou gooien. (…) Dat met dat accuzuur dat werd veel vaker door [verdachte] gezegd (…) ik zag wel dat [verdachte] haar intimideerde en haar enorme bedreigde. Hij zei dan dat hij haar los ging snijden enzo. (…) [slachtoffer] was echt bang voor [verdachte] .