In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn minderjarige zus. De feiten vonden plaats in de periode van 9 september 2011 tot en met 31 augustus 2014. De verdachte heeft zijn zus herhaaldelijk mishandeld door haar aan de haren te trekken, te schoppen en te slaan, wat leidde tot letsel en pijn. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met ernstige geweldsdelicten, waaronder het dreigen met zoutzuur en het snijden van haar gezicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 12 januari 2016, waar de officier van justitie mr. C.Y. Huang en de raadsvrouw van de verdachte, mr. J.H. Rump, aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gezien de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de herhaalde geweldsdelicten in het verleden van de verdachte.