ECLI:NL:RBOVE:2016:1920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
1 juni 2016
Zaaknummer
C/08/185285 / KG ZA 16-133
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot tenuitvoerlegging van Italiaans betalingsbevel zonder exequatur

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en de Italiaanse vennootschap TESS S.R.L. (hierna: Tess). Eiseres vorderde een verbod voor Tess om een betalingsbevel, dat door de rechtbank te Palermo op 22 oktober 2013 was uitgevaardigd, ten uitvoer te leggen in Nederland. Dit betalingsbevel was gebaseerd op een verzoek van Tess en hield in dat eiseres een bedrag van € 22.700,- moest betalen, vermeerderd met rente en kosten. Eiseres stelde dat er geen exequatur was verleend door een Nederlandse rechter, wat noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis in Nederland.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het betalingsbevel geen Europees betalingsbevel was, maar een Italiaans betalingsbevel, en dat de EEX-verordening 44/2001 van toepassing was. Dit betekende dat voor de tenuitvoerlegging van het betalingsbevel een verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) nodig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat Tess op dat moment geen titel had om het betalingsbevel in Nederland te executeren, en heeft het gevorderde verbod toegewezen. Tevens werd Tess veroordeeld tot betaling van een dwangsom en in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de exequaturprocedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in Nederland, en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de juridische vereisten die gelden bij internationale rechtsgeschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/185285 / KG ZA 16-133
Vonnis in kort geding van 19 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.R. de Graaf te Breda,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
TESS S.R.L.,
gevestigd te Kastel Gabiano (Italië),
gedaagde,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Tess genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 9 van Tess
  • de akte overlegging producties met de producties 1 tot en met 3 van [eiseres]
  • de akte overlegging producties met de producties 4 tot en met 6 van [eiseres]
  • de akte aanvulling (lees: wijziging) van eis
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Tess.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 oktober 2013 heeft Tess bij de rechtbank te Palermo in Italië een verzoek tot afgifte van een betalingsbevel ingediend.
2.2.
Op 22 oktober 2013 heeft de rechtbank te Palermo een betalingsbevel verleend, waarin is bepaald dat [eiseres] aan Tess binnen veertig dagen na betekening van de betalingsbevelbeschikking dient te betalen een bedrag van € 22.700,-- te vermeerderen met de rente en de kosten van de betalingsbevelprocedure die € 911,-- bedragen.
2.3.
De rechtbank te Palermo heeft op 2 oktober 2014 het betalingsbevel van
22 oktober 2013 uitvoerbaar verklaard.
2.4.
Op 25 maart 2015 is door de rechtbank van Palermo het certificaat als bedoeld in artikel 53 van Verordening (EU) nr 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de herschikte EEX-verordening) afgegeven.
2.5.
[eiseres] is bij de rechtbank in Palermo een heroverwegingsprocedure gestart op grond van artikel 20 van de Verordening (EG) nr 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna: de EBB-verordening). In dat kader heeft zij op 3 mei 2016 een verweerschrift ingediend.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eiswijziging samengevat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van verbeurte van een dwangsom primair Tess te verbieden om de tussen partijen gewezen uitspraak van het gerecht te Palermo van 22 oktober 2013 ten uitvoer te leggen en subsidiair Tess te veroordelen tot opschorting van de tenuitvoerlegging van voornoemde uitspraak totdat in de heroverwegingsprocedure is beslist. Tevens vordert [eiseres] Tess te veroordelen in de kosten van de procedure te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Tess voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tess betwist het spoedeisend belang dat [eiseres] stelt te hebben bij haar vordering. Zij legt daaraan ten grondslag dat er geen reden is om de executie op te schorten tot er in de heroverwegingsprocedure is beslist, nu op voorhand duidelijk is dat [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard zal worden in die heroverwegingsprocedure, omdat er geen sprake is van een Europees betalingsbevel, aldus Tess. Reeds omdat partijen het er niet over eens zijn of het uitvoerbaar verklaarde betalingsbevel een Europees betalingsbevel betreft, en derhalve niet duidelijk is of de EBB-verordening van toepassing is, heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. Op voorhand is immers niet duidelijk of de executie van het betalingsbevel op grond van
artikel 23 van die verordening dan wel op een andere grond kan worden verboden of opgeschort. De voorzieningenrechter zal dan ook overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er onduidelijkheid bestaat over de status van het op 22 oktober 2013 door de rechtbank in Palermo uitgevaardigde betalingsbevel. [eiseres] is er vanuit gegaan dat sprake is van een Europees betalingsbevel en is een heroverwegingsprocedure gestart op grond van artikel 20 van de EBB-verordening. Ter zitting heeft [eiseres] vraagtekens gezet bij haar eerdere conclusie dat sprake was van een Europees betalingsbevel. Tess betwist dat daarvan sprake is.
4.3.
De voorzieningenrechter constateert dat op 9 oktober 2013 bij de rechtbank van Palermo is binnengekomen het verzoek van Tess tot afgifte van een betalingsbevel. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 633 c.p.c., het Italiaanse wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bij de afgifte van het betalingsbevel is door de rechtbank in Palermo geconstateerd dat aan de vereisten van dit artikel is voldaan. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat geen Europees betalingsbevel, maar een Italiaans betalingsbevel is afgegeven.
4.4.
[eiseres] stelt dat indien het betalingsbevel niet kan worden aangemerkt als een Europees betalingsbevel eerst een exequaturprocedure gestart dient te worden conform Verordening (EU) nr 44/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-verordening). Tess betwist dat en stelt dat er steeds opnieuw betalingsbevelen zijn uitgevaardigd en dat daarom de herschikte EEX-verordening van toepassing is als het gaat de tenuitvoerlegging van het betalingsbevel.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt Tess niet in deze stelling.
Artikel 66 regelt het temporele toepassingsgebied van de herschikte EEX-verordening.
Voor zover hier van belang is in lid 1 bepaald dat de herschikte EEX-verordening slechts van toepassing is op rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015. In lid 2 is bepaald dat niettegenstaande artikel 80, de EEX-verordening (EG) 44/2001 van toepassing blijft op beslissingen gegeven inzake rechtsvorderingen die zijn ingesteld vóór
10 januari 2015 en die onder die verordening vallen.
4.6.
Nu zowel de rechtsvordering als de daarop door de rechtbank van Palermo gegeven beslissing zijn gegeven vóór 10 januari 2015, is de EEX-verordening en niet de herschikte EEX-verordening (temporeel) van toepassing op het onderhavige geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging. Daarbij gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat het betalingsbevel is afgegeven op 22 oktober 2013. Dat, zoals Tess stelt, steeds nieuwe betalingsbevelen zijn uitgevaardigd, volgt de voorzieningenrechter niet. De namens Tess gestuurde en door [eiseres] ontvangen betalingssommaties kunnen niet als zodanig worden aangemerkt.
4.7.
Aangezien de EEX-verordening van toepassing is, geldt dat de beslissing van de Italiaanse rechter in een burgerlijke dan wel handelszaak, in casu de betalingsbevelbeschikking, in een andere lidstaat, in casu Nederland, automatisch wordt erkend. Voor de tenuitvoerlegging van het betalingsbevel is echter een verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) nodig van de rechter in de lidstaat waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden. Indien dit verlof wordt verleend kan daartegen nog een rechtsmiddel worden ingesteld.
4.8.
Uit het vorenstaande volgt dat Tess nog geen titel heeft om het door de rechtbank van Palermo uitgevaardigde betalingsbevel op dit moment in Nederland te executeren. Dit leidt ertoe dat het primair door [eiseres] gevorderde verbod om het betalingsbevel ten uitvoer te leggen, zal worden toegewezen zolang er door de Nederlandse rechter geen op het betalingsbevel betrekking hebbende exequatur is verleend.
4.9.
Wellicht ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. [eiseres] stelt dat het betalingsgevel is gegeven in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, omdat zij vanwege de onjuiste betekening van het betalingsbevel niet in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren tegen het betalingsbevel.
4.10.
Tess stelt dat het betalingsbevel op 30 december 2013 is betekend aan [eiseres] . [eiseres] stelt het betalingsbevel niet eerder dan op 11 april 2016 te hebben ontvangen. Ter onderbouwing van zijn stelling dat het betalingsbewijs op 30 december 2013 aan [eiseres] is betekend verwijst Tess naar een tweetal verzend- en ontvangstbevestigingen van een stuk waarop grotendeels in het Duits en handgeschreven - voor zover hier van belang - het volgende is vermeld:
‘Bericht der Zustellung
Ich unterschriebener Gerichtsbeamte für das vereinte Amt für Zustellung des Berufungsgericht zuständig, habe das vorliegende Akt am:
[eiseres] [adres] – [plaats] , NEDERLAND,(…) zugestellt und eine Kopie übergeben.
Palermo, 30/12/2013
Der Gerichtsbeamte Francesco Giordono’.
Dit stuk is volgens Tess op 10 januari 2014 door PostNL aan [eiseres] afgegeven. Ter zitting heeft Tess de originele verzend- en ontvangstbewijzen getoond, waaruit volgens haar blijkt dat voor ontvangst van het betalingsbevel is getekend.
4.11.
Door [eiseres] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter terecht opgemerkt dat uit die stukken niet valt al te leiden welk stuk aan [eiseres] is gestuurd en ontvangen. Niet duidelijk is immers wat wordt bedoeld met
‘das vorliegende Akt’.In dat licht bezien volgt de voorzieningenrechter de stelling van Tess, dat de verklaring van de gerechtelijk ambtenaar dat op de juiste wijze betekend is voldoende is, dan ook niet. Ook de stelling van de advocaat van Tess dat het niet op een andere zending kan zien omdat hij het dossier zo van de Italiaanse advocaat aangeleverd heeft gekregen vormt geen afdoende bewijs.
4.12.
Nog los van de vraag of de betekening heeft voldaan aan alle eisen die daaraan worden gesteld in Verordening (EG) nr. 1393/2007 van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en tot intrekking van Verordening (EG)
nr 1348/2000 (EBetVo II, is op basis van de op dit moment voorhanden stukken niet vast te stellen dat het betalingsbevel eerder dan 11 april 2016 aan [eiseres] is betekend. Derhalve valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter thans niet uit te sluiten dat [eiseres] gelijk heeft als zij stelt dat zij vanwege een gebrekkige betekening van het betalingsbevel, niet in staat is geweest om daartegen verweer te voeren, alvorens het betalingsbevel door de rechtbank in Palermo uitvoerbaar is verklaard. Ook hierin zou de voorzieningenrechter aanleiding hebben gezien om te oordelen dat executie van dat betalingsbevel op dit moment prematuur is.
4.13.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd op € 100.000,--.
4.14.
Tess zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.512,75

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Tess om de tussen partijen gewezen uitspraak van het gerecht te Palermo, te weten het op 22 oktober 2013 uitgevaardigde betalingsbevel, ten uitvoer te leggen, zolang er niet door een Nederlandse rechter een op dat betalingsbevel betrekking hebbende exequatur is verleend,
5.2.
veroordeelt Tess om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 10.000,-- voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,-- is bereikt,
5.3.
veroordeelt Tess in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.512,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
19 mei 2016. [1]

Voetnoten

1.type: