ECLI:NL:RBOVE:2016:1810

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
08/760222-15, 08/006368-16, 08/248829-14 (tul) en 08/005975-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige berovingen en openlijke geweldpleging in Enschede

Op 26 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 in Enschede schuldig heeft gemaakt aan meerdere gewelddadige berovingen, een poging daartoe en openlijke geweldpleging tegen verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, in een tijdsbestek van een half uur meerdere slachtoffers heeft beroofd en geweld heeft gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de benadeelde partij beoordeeld en heeft de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers (P): 08/760222-15, 08/006368-16, 08/248829-14 (tul) en 08/005975-14 (tul)
Datum vonnis: 26 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in HvB De Karelskamp in Almelo, aan de Bornsestraat 333.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 mei 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Lübbers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
inzake parketnummer 08/760222-15:
feit 1: diefstal met geweldvan [slachtoffer 1] ;
feit 2:afpersing van [slachtoffer 2] ;
feit 3: primair:openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] ;
subsidiair:mishandeling van [slachtoffer 3] ;
feit 4:poging tot afpersing van [slachtoffer 4] ;
feit 5: primair:openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 5] ;
subsidiair:mishandeling van [slachtoffer 5] .
inzake parketnummer 08/006368-16:
(verboden) vuurwapenbezit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
ten aanzien van parketnummer 08/760222-15:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee, inhoudende onder meer een pinpas en/of een PIN pas en/of een
of meer andere pasjes en/of een telefoon (Huawei) , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte , en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 1] van zijn fiets heeft /hebben geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] is/zijn aangesprongen, waardoor deze van zijn fiets viel
en/of
- ( terwij1 die [slachtoffer 1] op de grond lag) op die [slachtoffer 1] is/zijn gaan en/of
blijven zitten en/of een voet op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
geplaatst ;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 60 Euro, althans een
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte en/of zijn mededader
naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegerend en/of (met kracht) een of meer slaande
bewegingen naar die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt en/of
die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of aan deze heeft /hebben getrokken
en/of
(meermalen) die [slachtoffer 2] met kracht in diens gezicht/tegen diens lichaam
heeft/hebben geslagen en/of deze ten val heeft/hebben gebracht en/of
(terwij1 die [slachtoffer 2] op de grond lag) (meermalen) die [slachtoffer 2] met kracht
tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam heeft/hebben geschopt
en/of
(daarbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: " Heb je geld? Heb je een telefoon?";
3.
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Oltmansstraat, in elk geval op of
aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ,
welk geweld bestond uit het met kracht die [slachtoffer 3] met kracht op/tegen
diens (achter)hoofd slaan en/of stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze met kracht op/tegen diens
(achter)hoofd te slaan en/of te stompen;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) (ander(e))
goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
op die [slachtoffer 4] is/zijn toegelopen en/of
een arm om die [slachtoffer 4] heeft/hebben gelegd en/of
een zogenaamde nekklem bij die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangelegd en/of
(daarbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "Heb je geld, geef me geld, nu!" en/of
die [slachtoffer 4] naar/op de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of
een gevechtshouding naar die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangenomen,
terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Oltmansstraat, in elk geval op of
aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] ,
welk geweld bestond uit het met kracht die [slachtoffer 5] in diens gezicht slaan
en/of stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze met kracht in diens gezicht te slaan
en/of te stompen;
ten aanzien van parketnummer 08/006368-16:
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Enschede een of meer wapens van
categorie III, te weten een enkelloops hagelgeweer kaliber .20 (met afgekorte
loop), en/of munitie van categorie III, te weten 11 stuks kalibir .20,
voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair onder parketnummer 08/7600222-15 en het feit onder parketnummer 08/006368-16 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft doorgebracht, en een proeftijd van vijf jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, drugs/alcoholverbod indien dat noodzakelijk wordt geacht door de reclassering en andere aanwijzingen betreffende verdachtes gedrag.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot (hoofdelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Tevens heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 08/248829-14 en 08/005975-14 worden toegewezen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, Eenheid Oost, District Twente, Overvallenteam, met nummer PL06002015487121-12. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1.
Inzake parketnummer 08/760222-15
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de feiten 2, 3, 4 en 5 bekend en ten aanzien van feit 1 vindt de aangifte van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van verdachte zelf waarin hij zegt dat hij wist wat de medeverdachte ging doen en in de omstandigheid dat verdachte de telefoon van aangever op enig moment in handen heeft gehad. Dit levert naar het oordeel van de officier van justitie een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en zijn medeverdachte en dus het medeplegen van de diefstal met geweld..
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 4 ten laste gelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank terzake het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 ontbreekt steunbewijs en kan door de loutere aanwezigheid van verdachte in de buurt van de straatroof niet gesproken worden van het medeplegen daarvan, aldus de raadsman. Ten aanzien van feit 4 ontbreekt een motief om het slachtoffer iets afhandig te maken en is er derhalve geen sprake van een poging tot afpersing. Bovendien is dat wat verdachte gedaan heeft jegens [slachtoffer 4] onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen aan een dergelijk feit.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Ten aanzien van feit 1:
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag en voelde dat verdachte, bij de straatroof door een mededader, zijn voet op het hoofd van aangever zette, waarmee verdachte dan een wezenlijke bijdrage zou hebben geleverd aan de uitvoering van de straatroof. Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door enig ander wettig bewijsmiddel in het dossier. De broer van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , heeft ontkend dat verdachte zijn voet op het hoofd van de aangever heeft gezet en ook verdachte zelf heeft dit bij herhaling ontkend. De rechtbank is van oordeel dat de dossierstukken aldus en ook overigens onvoldoende bewijsmiddelen bevatten op basis waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte zich, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, aan diefstal met geweld heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5:
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de onder 2, 3 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 2, 3 primair en 5 primair op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
het proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 6 oktober 2015, pag. 17 t/m 18;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 6 oktober 2015, pag. 25;
de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , van 6 oktober 2015, pag. 31, 33 en 34.
Ten aanzien van feit 4:
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard opeens vastgegrepen te zijn in een nekklem, waarbij één van de jongens schreeuwde: “Heb je geld, geef me geld, nu!”. Hij is vervolgens naar de grond gewerkt, waarop verdachte op hem af kwam en zijn vuisten gebald voor zich hield. Verdachte heeft deze handelingen bekend en heeft verklaard dat hij wist dat zijn broer (medeverdachte [medeverdachte] ) een overval zou gaan plegen. Deze verklaringen in onderling verband en in samenhang bezien, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte nog geen half uur daarvoor ook bij twee andere gewelddadige straatroven betrokken was, leveren naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs op voor een poging tot afpersing. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte met zijn handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan die poging om [slachtoffer 4] door geweld geld af te dwingen.
De rechtbank acht feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Inzake parketnummer 08/006368-16
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
het proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
het proces-verbaal van de getuige [medeverdachte] d.d. 22 augustus 2015, pag. 14;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , agent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, d.d. 22 augustus 2015, pag. 23 t/m 24.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 met parketnummer 08/760222-15 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het ten laste gelegde onder feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 primair onder parketnummer 08/760222-15 en het feit met parketnummer 08/006368-16 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van parketnummer 08/760222-15:
2.
hij in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 60 Euro, toebehorend aan die [slachtoffer 2] , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader naar die [slachtoffer 2] zijn toegerend en met kracht slaande bewegingen naar die [slachtoffer 2] hebben gemaakt en die [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en meermalen die [slachtoffer 2] met kracht in diens gezicht/tegen diens lichaam hebben geslagen en deze ten val hebben gebracht en terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag meermalen die [slachtoffer 2] met kracht tegen diens hoofd en elders op/tegen diens lichaam hebben geschopt en daarbij hebben geroepen: "Heb je geld? Heb je een telefoon?";
3.
hij in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Oltmansstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het met kracht die [slachtoffer 3] op/tegen
diens (achter)hoofd slaan;
4.
hij in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan die [slachtoffer 4] , op die [slachtoffer 4] tezamen en in vereniging met een ander is toegelopen en een arm om die [slachtoffer 4] heeft gelegd en een zogenaamde nekklem bij die [slachtoffer 4] heeft aangelegd en daarbij heeft geroepen: "Heb je geld, geef me geld, nu!" en die [slachtoffer 4] naar de grond heeft geduwd en getrokken en een gevechtshouding naar die [slachtoffer 4] heeft aangenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 te Enschede openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Oltmansstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit het met kracht die [slachtoffer 5] in diens gezicht slaan;
ten aanzien van parketnummer 08/006368-16:
hij op 22 augustus 2015 te Enschede een wapen van categorie III, te weten een enkelloops hagelgeweer kaliber.20 (met afgekorte loop), en munitie van categorie III, te weten 11 stuks kaliber .20, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 141, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht en artikel 26 juncto 55 lid 1 Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 08/760222-15:
feit 2
het misdrijf: afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
feit 3 primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4
het misdrijf: poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
feit 5 primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van parketnummer 08/006368-16:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens munitie, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich in de nacht van 5 op 6 oktober 2015 op straat in Enschede samen met een ander in een tijdsbestek van een half uur schuldig gemaakt aan gewelddadige berovingen, een poging daartoe en openlijke geweldpleging tegen meerdere opeenvolgende slachtoffers. Dergelijke feiten, gepleegd in de nacht op een voor een publiek toegankelijke plek dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Dat is in deze zaak ook gebleken uit de verklaringen in het dossier en de toelichting bij de vordering van een benadeelde partij. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Deze goederen vormen een gevaar voor een veilige samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit ernstig aan.
Bij het bepalen van een straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 april 2016. Hieruit blijkt dat verdachte, hoewel hij nog jong is, een fors strafblad heeft met meerdere geweldsdelicten.
De rechtbank houdt voorts rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 26 november 2015, opgesteld door M. Wissink, reclasseringswerker (inzake parketnummer 08/760222-15), en het reclasseringsrapport van 16 februari 2016, opgemaakt door S. Bouwmeester, reclasseringswerker (inzake parketnummer 08/006368-16). Uit deze rapportages komt naar voren dat verdachte een beïnvloedbare jongeman is die verstandelijk beperkt is (TIQ 79) en ADHD heeft. Verdachtes broer is psychiatrisch patiënt en betrokkene kan geen weerstand aan hem bieden.
De criminogene factoren zijn volgens de reclassering de relatie van verdachte met zijn broer, middelengebruik, denkpatronen, gedrag en vaardigheden en het ontbreken van dagbesteding. Hierop moet een strak ingekaderd toezicht (met mogelijk elektronische controle) worden ingezet teneinde het recidiverisico te verlagen. Het recidiverisico wordt op basis van zijn delictgeschiedenis, verstandelijke vermogens en problematiek thans ingeschat als hoog. Ook wordt ingeschat dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is, vanwege de aanwezige problematiek, en verdachte blijkbaar tot op heden niet onder de indruk is van de strafrechtelijke sancties.
Vanwege verdachtes intelligentieniveau en zijn beperkte copingsvaardigheden,
welke waarschijnlijk in verbinding staan met zijn delictgedrag, adviseert de reclassering de zaak af te doen onder toepassing van het jeugdstrafrecht, maar het toezicht door de volwassenenreclassering te laten plaatsvinden, omdat de pedagogische mogelijkheden zijn uitgeput, een lik-op-stuk-beleid nodig is en de kans bestaat dat verdachte na zijn 23ste levensjaar het toezicht doorloopt.
De officier van justitie heeft evenwel niet het jeugdstrafrecht aan haar eis ten grondslag gelegd aangezien er sprake is van tegen-indicaties; verdachte is volwassen, hij woont zelfstandig, heeft een kind, het pedagogisch aspect is niet aan de orde en er is sprake van middelenproblematiek.
De raadsman heeft bepleit om het jeugdstrafrecht wel toe te passen nu zijn cliënt veel jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd.
Gelet op het verhandelde ter zitting alsmede op de persoon van de verdachte - en in afwijking van het advies van de reclassering - acht de rechtbank geen termen aanwezig om ten aanzien van hetgeen is ten laste gelegd het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet in het intelligentieniveau en de gebrekkige copingsvaardigheden van verdachte op zichzelf geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat het volwassenstrafrecht toepasbaar is op meerderjarigen. Daarbij komt dat de reclassering zich in casu expliciet uitspreekt voor begeleiding en toezicht door de volwassenreclassering als meest effectieve manier om het gedrag van verdachte positief te beïnvloeden.
Alles overwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte, wegens immateriële schade, tot betaling van in totaal € 675,-- (zeshonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft op 11 januari 2016 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke geldboete van 400 euro die de veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van 16 januari 2015 door de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, (parketnummer 08/248829-14) is opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft op 9 februari 2016 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren die veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van 1 oktober 2015 door de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, (parketnummer 08/005975-14) is opgelegd.
Ook ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63 en 91 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 1 met parketnummer 08/760222-15 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 primair met parketnummer 08/760222-15 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 08/006368-16 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
inzake parketnummer 08/760222-15
-
feit 2
het misdrijf: afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
-
feit 3 primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
-
feit 4
het misdrijf: poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
-
feit 5 primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
inzake parketnummer 08/006368-16:
- het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 primair onder parketnummer 08/760222-15 en het feit onder parketnummer 08/006368-16 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, waarvan twaalf (12) maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later de tenuitvoerlegging daarvan gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt Reclassering Nederland op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/248829-14
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo van 16 januari 2015, te weten een
geldboetevan 400 euro;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/005975-14
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo van 1 oktober 2015, te weten van een
werkstrafvan 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie regiopolitie Twente, Eenheid Oost, District Twente, Overvallenteam, met nummer PL06002015487121-12. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 4 met parketnummer: 08/760222-15:
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 6 oktober 2015, pag. 27 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“Hierbij doe ik aangifte van een poging tot diefstal met geweld. Er is gepoogd om mij
door middel van geweld geld afhandig te maken.
Afgelopen nacht, 6 oktober 2015, ben ik met twee vrienden uit geweest in de
binnenstad van Enschede. Omstreeks 03:00 uur liepen wij vanuit de binnenstad naar
huis. Wij liepen via een straat, welke parallel loopt langs het Boerenkerkhof,
richting de Deurningerstraat. Wij liepen een zijstraatje, voorbij. Ineens hoorde ik achter mij een jongensstem
roepen: Yo man, ik ken jou.
Ik draaide mij om en ik zag een jongen op mij af komen lopen. Ik kende deze jongen
niet. Een stukje achter deze jongen stond nog een jongen, ook hij was voor mij
onbekend. Hij bleef staan op de kruising met het zijstraatje.
Ik zag en voelde dat hij zijn hand op mijn schouder legde. In eerste leek mij dit
bedoeld als een vriendschappelijke schouderklop. Hij bleef maar volhouden dat hij me
kende.
Echter zijn stemming sloeg ineens om en hij werd heel agressief. Hij verlegde zijn
hand naar mijn nek en hij greep me vast in een nekklem. Ik hoorde hem zeggen: “heb je
geld, geef me geld nu!.” Ik probeerde mij 1os te rukken waardoor er een worsteling
tussen ons ontstond. De jongen werkte mij naar de grond.
Het lukte mij om overeind te komen. Opnieuw voelde en zag ik dat ik door die jongen
werd vastgepakt. Ik zag op dat moment kans om die jongen in de bosjes te duwen. Ik
raakte in onbalans waardoor we allebei op de grond vielen.
Ik wist eerder op te staan dan die jongen. Op dat moment zag ik die andere jongen, in
een gevechtshouding op mij af komen lopen. Ik zag dat hij zijn vuisten gebald voor
zich hield. Ik wist zeker dat hij van plan was om mij te slaan. Ik wist hem te ontwijken. Ik
hoorde mijn vrienden zeggen: ren weg en bel de politie. Ik ben weggerend.
Tengevolge van de worsteling heb ik zowel een snee in mijn rechter middelvinger
opgelopen, alsmede enkele schrammen op mijn linker elleboog.”
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 oktober 2015, pag. 96 t/m 98, inhoudende zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
“V: Je hebt verteld dat er die nacht nog twee berovingen zijn gepleegd door jouw broer
en jij. Vertel eens hoe de tweede beroving ging en waar het plaatsvond?
A: Dat was met drie andere jongens. Mijn broer sloeg op een gegeven moment iemand op
de grond en toen ben ik er heen gerend want die twee nadere jongens wilden mijn broer
pakken. Ik heb toen een klap uitgedeeld.
V: Waar was jij op het moment dat jouw broer die jongen naar de grond sloeg?
A: Ik weet dat deze beroving plaats vond in een zijstraat gelegen tegenover de
Videotheekland en Deurningerstraat te Enschede. Mijn broer liep voor mij, ik liep
ongeveer 8 meter achter mijn broer. Ik zag op een gegeven moment dat mijn broer naar
drie jongens wat verderop af liep. Mijn broer liep echt hard. Ik wist op dat moment
dat mijn broer weer een overval zou gaan plegen.
Na de eerste beroving liepen wij langs het station van Enschede en hier vertelde mijn
broer [medeverdachte] dat hij nog meer mensen wilde beroven omdat hij zijn geld terug wou hebben. Ik heb toen nog tegen hem gezegd dat hij normaal moest doen.
Ik heb mijn broer geholpen. Ik heb die jongen
geslagen zodat mijn broer de beroving kon doen.
Ik heb een klap uitgedeeld bij die tweede beroving, dit zodat mijn broer
de beroving kon doen.
V: Vertel eens hoe deze beroving precies ging?
A: Ik wilde naar huis gaan omdat ik honger had. Maar mijn vertelde mij dat hij nog
iemand wilde beroven. Ik ben toen met hem meegegaan.
Mijn broer rende op een gegeven moment bij mij weg en hij wilde toen die jongen
beroven. Mijn broer sloeg toen iemand tegen de grond, ik zag deze jongen ook op de
grond vallen en toen is mijn broer bovenop die jongen gaan zitten. Ik hoorde ook dat
mijn broer om geld en de telefoon vroeg. Ik zag toen dat twee andere jongens mijn
broer wilden slaan en ik ben toen naar mijn broer gerend en heb een van die twee
jongens vol in gezicht geslagen.