Namens klagers is door de verdediging gesteld dat de inbeslagneming onrechtmatig is.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de stukken en de behandeling op de zitting vaststaat dat het rechtshulpverzoek en de daaruit voortvloeiende inbeslagname van administratie is gebaseerd op de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het als integraal onderdeel hiervan afgesloten Protocol. Het rechtshulpverzoek is uitgegaan van een bevoegde autoriteit en voldoet aan de ter zake geldende wet- en regelgeving. Op 16 juli 2015 is door de Minister van Veiligheid en Justitie na verkregen advies van de Minister van Financiën machtiging verleend om aan het verzoek het nodige gevolg te geven.
Wat betreft het verweer van de verdediging dat de inbeslagneming onrechtmatig is, oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken van ongenoegzaamheid van het ingediende rechtshulpverzoek en de daarbij gevoegde bescheiden. Ook overigens is niet van omissies gebleken.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat de inbeslaggenomen documenten geen stukken betreffen waarop het onderhavige rechtshulpverzoek van de Duitse autoriteiten betrekking kan hebben, nu klagers sub 1 en 2 in de periode van 2007 tot en met 2013 geen handel hebben gedreven met de heer [naam] , overweegt de rechtbank als volgt.
Het uitgangspunt dat aan een op een Verdrag gebaseerd rechtshulpverzoek dat ook overigens voldoet aan de daaraan door wet en verdragen gestelde eisen, zoveel mogelijk het verlangde gevolg dient te worden gegeven, brengt mee dat de rechter in het kader van de beklagprocedure ex artikel 552a Sv bij zijn oordeel of het beslag gehandhaafd moet blijven in het belang van de waarheidsvinding van een in het buitenland lopend onderzoek, als regel mag vertrouwen op het oordeel dienaangaande van de justitiële autoriteiten van de verzoekende staat. De beklagrechter zal zich ook bij deze uitleg in het kader van de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv een eigen oordeel moeten vormen over de vraag of aannemelijk is dat de inbeslaggenomen stukken kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding. Onder omstandigheden, mede afhankelijk van hetgeen door de klager is aangevoerd, zal daarbij niet met een globaal oordeel kunnen worden volstaan en zal een kaal beroep op het vertrouwensbeginsel het oordeel van de rechtbank niet kunnen dragen.
Met inachtneming van dat toetsingskader stelt de rechtbank vast dat verdachte in Duitsland wordt vervolgd ter zake verdenking van ontduiken van omzetbelasting in de periode van 2007 tot en met 2013. Meer concreet blijkt uit dat rechtshulpverzoek dat verdachte [naam] schrootleveringen heeft gedaan aan de [klager 2] in [plaats 1] die mogelijk niet, althans niet volledig zijn verantwoord aan de Duitse belastingdienst in het kader van de omzetbelasting. Verzocht wordt om in het kader van doorzoekingen bij de [klager 2] bewijsmateriaal in beslag te nemen.
Het is de rechtbank bekend dat onderzoeken naar belastingontduiking in het algemeen uitgebreid administratief onderzoek vergen waardoor niet zonder meer gesteld kan worden dat inbeslaggenomen stukken niet van belang zouden kunnen zijn voor de waarheidsvinding in het Duitse onderzoek. Het is in de eerste plaats aan de Duitse autoriteiten en niet aan klagers om in het kader van het onderzoek de relevantie daarvan voor het onderzoek te beoordelen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de inbeslaggenomen administratie redelijkerwijze van belang kan zijn voor het Duitse strafrechtelijke onderzoek en daarom de waarheidsvinding met betrekking tot de door de Duitse autoriteiten geformuleerde verdenking kan dienen.
Voor zover de verdediging op voorhand bezwaar maakt tegen het in een nog aanhangig te maken procedure tot het verlenen van verlof tot het ter beschikking stellen van de inbeslaggenomen documenten door de rechter-commissaris aan de officier van justitie voor overdracht aan de Duitse autoriteiten, overweegt de rechtbank dat van door de rechter-commissaris inbeslaggenomen stukken geen sprake is nu de door de rechter-commissaris op 6 oktober 2015 in de woning van klager [klager 1] inbeslaggenomen stukken zijn teruggegeven aan klager [klager 1] .
De rechtbank heeft overigens kennis genomen van de mededeling van de officier van justitie dat hij niet voornemens is om op grond van artikel 552p Sv verlof te vragen aan de rechtbank voor afgifte aan de Duitse autoriteiten van de door de officier van justitie inbeslaggenomen stukken van overtuiging en de onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van strafvorderlijke bevoegdheden ter inbeslagneming, omdat artikel 552p Sv alleen van toepassing zou zijn op door de rechter-commissaris ingevolge artikel 552n Sv inbeslaggenomen stukken officier. Wat daarvan ook zij, nu van een vordering op grond van artikel 552p Sv op dit moment geen sprake is, kan het op voorhand met betrekking tot dit onderdeel gevoerde verweer in het kader van de beoordeling van het onderhavige klaagschrift ex artikel 552a Sv buiten bespreking blijven.