ECLI:NL:RBOVE:2016:1777

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
C/08/179644 / FA RK 15-2891
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van alimentatie door 21-jarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van alimentatie door een 21-jarig kind, aangeduid als verzoekster. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil, heeft verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie, die in 2008 was vastgesteld op € 68,- per kind per maand. De man, verweerder in deze zaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Keupink, heeft verweer gevoerd en verzocht om de verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoek af te wijzen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster op 21-jarige leeftijd is gekomen en dat zij, ingevolge artikel 1:395a van het Burgerlijk Wetboek, recht heeft op een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, mits zij haar behoeftigheid kan onderbouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoekster hierin niet is geslaagd. Ondanks dat zij de gelegenheid heeft gehad om haar behoefte te onderbouwen, heeft zij geen inzicht gegeven in haar financiële situatie of de kosten van haar opleiding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij behoefte heeft aan de door haar verzochte bijdrage.

De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekster afgewezen en bepaald dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S. van Eijk. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/179644 / FA RK 15-2891
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 14 april 2016
inzake
[verzoekster ]
verder te noemen: [verzoekster ] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verzoekster,
advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil,
en
[verweerder]
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
verweerder,
advocaat mr. J. Keupink.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 3 december 2015;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 29 januari 2016.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 30 maart 2016. Ter zitting zijn verschenen en gehoord: partijen beiden bijgestaan door hun advocaat.

2.De feiten

2.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en [A] , verder te noemen: de vrouw, zijn geboren:
- [verzoekster ] , op [geboortedatum 1] te [woonplaats 2] , en
- [X] , geboren op [geboortedatum 2] te [woonplaats 1] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 27 augustus 2008 is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verzoekster ] en [X] met ingang van 7 februari 2008 vastgesteld op € 68,- per kind per maand.
3.
Het verzoek
[verzoekster ] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de bij beschikking van de rechtbank Almelo van 27 augustus 2008 vastgestelde bijdrage in de kosten van haar verzorging en opvoeding te wijzigen en de bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie met ingang van 1 oktober 2015 nader vast te stellen op € 337,50 per maand, dan wel op een zodanig hoger bedrag en met ingang van een zodanig moment te bepalen als de rechtbank juist acht.

4.Het verweer

De man verzoekt de rechtbank [verzoekster ] in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De beoordeling

De bijdrage in de kosten van levensonderhoud
De behoefte
5.1.
In geschil is de behoefte van [verzoekster ] aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat ouders ingevolge artikel 1:395a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht zijn te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren niet hebben bereikt. Gelet op het bepaalde in artikel 1:392 lid 2 BW geldt deze verplichting ook na het bereiken van voormelde datum, maar dan enkel in geval van behoeftigheid van de tot levensonderhoud gerechtigde. Van behoeftigheid is sprake als iemand in een situatie verkeert waarin hij onvoldoende eigen middelen heeft en deze ook in redelijkheid niet kan verwerven.
5.3.
Vast staat dat [verzoekster ] op [datum 1] de 21-jarige leeftijd heeft bereikt, zodat het, vide artikel 1:392 lid 2 BW, op haar weg ligt om, bij betwisting door de man, haar behoeftigheid te onderbouwen. Hoewel daartoe ruimschoots in de gelegenheid geweest heeft [verzoekster ] verzuimd een onderbouwing van haar behoefte/behoeftigheid in het geding te brengen. Ook is door haar, behoudens een enkele mededeling aan het einde van de zitting, geen inzicht gegeven in welke opleiding zij volgt en wat de daaraan verbonden kosten zijn. Dit had, mede gelet op het door de man in zijn verweerschrift van 1 februari 2016 gevoerde verweer, wel mogen worden verwacht. Omdat zij geen enkel inzicht heeft gegeven in de hoogte van haar behoefte en de mate waarin zij daar zelf in zou kunnen voorzien, komt de rechtbank met de man tot het oordeel dat [verzoekster ] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij behoefte heeft aan de door haar verzochte bijdrage. Dit geldt temeer nu van haar, gelet op haar leeftijd, mag worden verwacht dat zij, onafhankelijk van haar ouders, door arbeid voorziet in haar eigen levensonderhoud. Dat zij hiertoe thans niet in staat zou zijn is niet aangetoond. Weliswaar is gebleken dat zij gedurende een bepaalde periode de zorg voor haar nog minderjarige zusje ter hand heeft moeten nemen, maar onvoldoende is komen vast te staan dat dit haar verdiencapaciteit negatief heeft beïnvloedt. Evenmin is, gelet op de betwisting door de man, overtuigend aangetoond dat de zorg voor de broer van haar moeder belemmerend heeft gewerkt bij het verkrijgen van inkomen. Daarbij komt dat uit de veroordeling door de strafrechter blijkt dat deze situatie door [verzoekster ] en haar moeder zelf is veroorzaakt, zodat het niet redelijk is om de negatieve consequenties daarvan op de man af te wentelen. Omdat bovendien is gebleken dat de moeder sinds [datum 2] weer is ontslagen uit detentie, valt niet in te zien waarom [verzoekster ] niet in staat zou kunnen zijn om in eigen levensonderhoud te voorzien. Dat zij daartoe op grond van medische of psychische problematiek niet toe in staat zou zijn, is door haar op geen enkele wijze onderbouwd.
5.4.
Nu haar behoefte niet is komen vast te staan dient de rechtbank het verzoek van [verzoekster ] af te wijzen.
De proceskosten
5.5.
In de door de man aangevoerde omstandigheden wordt geen aanleiding gevonden om [verzoekster ] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure. Gelet op de familierechtelijke relatie van partijen zal de rechtbank daarom bepalen dat elk van de partijen zijn eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
I. wijst af het verzoek van [verzoekster ] tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud;
II. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. T.M. Blankestijn en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016 in tegenwoordigheid van S. van Eijk, griffier.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.