ECLI:NL:RBOVE:2016:1767

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
08/770274-15 en 08/057194-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot afpersing en mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 24 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 36-jarige man uit Enschede. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de man schuldig was aan mishandeling en poging tot overval op een tankstation in Enschede, waarbij hij een stofzuigerslang als wapen gebruikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man verminderd toerekeningsvatbaar is en dat hij behandeld moet worden voor zijn psychische problemen. De feiten vonden plaats op 21 november 2015 en 23 maart 2015. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, gevolgd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht reclasseringscontact en klinische opname. De rechtbank heeft de dagvaardingen geldig verklaard en is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn verantwoordelijkheid niet volledig kunnen nemen, wat heeft geleid tot de beslissing om hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank heeft de rapporten van deskundigen en reclasseringswerkers in haar overwegingen meegenomen en heeft de op te leggen straf gemotiveerd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers (P): 08/770274-15 en 08/057194-15
Datum vonnis: 24 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring in Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 februari 2016 en 10 mei 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.W. Hoevers, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
wat betreft parketnummer 08/770274-15:
heeft geprobeerd een persoon af te persen;
en wat betreft parketnummer 08/057194-15:
een persoon heeft mishandeld.
De rechtbank zal de feiten onder de parketnummers 08/770274-15 en 08/057194-15 hierna vermelden als respectievelijk de feiten 1 en 2.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2015, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als cassiere bij/in (de shop van) het Esso tankstation, gelegen aan de [adres] ) te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Esso tankstation en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, - zich - voorzien van een (ijzeren/metalen) staaf/pijp, althans voorzien van een hard en/of zwaar en/of lang voorwerp - naar/in voornoemd(e) tankstation (shop) heeft begeven en/of
- ( vervolgens) (meermalen) in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] (zeer)
gebiedend heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, een pakje shag en 10 Euro wilde hebben en/of
- ( vervolgens) (daarbij) in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, een staaf had en dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] daarmee kon slaan en/of
- ( vervolgens) heeft hij, verdachte, met die (ijzeren/metalen) staaf/pijp, althans met dat harde en/of zware en/of lange voorwerp voornoemde [slachtoffer 1] geslagen, althans daarmee naar/in de richting van die [slachtoffer 1] een slaande beweging gemaakt (welke slag voornoemde [slachtoffer 1] met haar hand(en) heeft kunnen afweren), althans daarmee in de richting/ten overstaan van die [slachtoffer 1] gedreigd (waarop die [slachtoffer 1] die staaf/pijp, althans dat harde en/of zware en/of lange voorwerp heeft kunnen vastpakken) en/of
- ( vervolgens) (daarbij) naar/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geroepen/geschreeuwd: "Dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2015 te Enschede [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 3] eenmaal of meermalen te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) in/tegen diens rug te trappen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] (hard) op zijn knieën is gevallen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden:
- verplicht reclasseringscontact, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- klinische opname voor de duur van maximaal vier maanden, waarbij verdachte zich eveneens dient te houden aan de hem gegeven aanwijzingen;
- het ondergaan van crisisopnames, indien de reclassering dat nodig acht, gedurende telkens maximaal zeven weken.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd.
Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met als dossiernummer PL0600-2015569572 van 24 november 2015 (feit 1) en dossiernummer PL0600-2015142367 van 24 maart 2015 (feit 2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 mei 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 november 2015 (blz. 21-23) (feit 1);
3. Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] van 21 november 2015 (blz. 24-25) (feit 1);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 23 maart 2015 (blz. 3-4) (feit 2).
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 november 2015, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] in haar functie van caissière in de shop van het Esso tankstation, gelegen aan de [adres] te dwingen tot de afgifte van goederen en geld, toebehorende aan het Esso tankstation en/of [slachtoffer 2] ,
- zich - voorzien van een metalen staaf/pijp - naar/in voornoemde tankstation shop heeft begeven en
- vervolgens meermalen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] gebiedend heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, een pakje shag en 10 Euro wilde hebben en
- in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, een staaf had en dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] daarmee kon slaan en
- met die metalen staaf/pijp naar/in de richting van die [slachtoffer 1] een slaande beweging heeft gemaakt, welke slag voornoemde [slachtoffer 1] met haar hand heeft kunnen afweren, en
- daarbij naar die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "Dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 23 maart 2015 te Enschede [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 3] meermalen te stompen of te slaan en met kracht te trappen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] hard op zijn knieën is gevallen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 317 (feit 1) en 300 (feit 2) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 2het misdrijf:
mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Hij is het tankstation ingelopen, terwijl hij in zijn hand een staaf vasthield – welke later een stofzuigerstang bleek te zijn. Verdachte heeft de direct betrokkene op dat moment veel angst aangejaagd. De zeer indringende wijze van benadering is, naar het oordeel van de rechtbank, ook goed te zien op de foto’s 3 t/m 6 (blz. 45-48). Ook op de in de shop aanwezige getuige heeft de poging tot overval veel impact gehad. Dit soort feiten veroorzaakt bovendien gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat bij een (voltooide) overval op een tankstation met licht geweld een gevangenisstraf van twee jaar past.
In deze zaak is sprake van een poging, hetgeen van invloed is op de hoogte van de op te leggen straf. Tevens houdt de rechtbank rekening met de verminderde mate waarin de feiten verdachte kunnen worden toegerekend, zoals blijkt uit de hierna vermelde deskundigenrapporten.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan een mishandeling van een voor hem volstrekt onbekend persoon. Ter zitting heeft verdachte geen enkele invoelbare verklaring gegeven waarom hij dit feit heeft gepleegd.
Omtrent verdachte is op 10 maart 2016 gerapporteerd door de psychiater A.W.M.M. Stevens en op 18 april 2016 door de GZ-psycholoog drs. A. de Jong.
De psychiater rapporteert en adviseert onder meer het navolgende.
Verband diagnose en tenlastegelegde
Betrokkene heeft chronisch in meer of mindere mate last van psychotische belevingen, waar-
bij hij akoestische hallucinaties heeft en dingen makkelijk paranoïde interpreteert. Hoewel betrokkene wel het ongeoorloofde van zijn handelen inzag (blijkens het afbreken van de overval en het zich aangeven bij de politie), had betrokkene in de aanloop van het ten laste gelegde niet het vermogen zijn gedrag, overeenkomstig dit inzicht, te sturen in verband met toenemend psychotische belevingen, die hem er toe brachten het ten laste gelegde uit te voeren.
Risicoanalyse
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht wordt het risico op matig tot hoog
ingeschat. Redenen hiervoor zijn het gegeven dat betrokkene continu in meer of mindere mate last heeft van psychotische belevingen en het hebben van (te) weinig geld op momenten dat het op is, als onrechtvaardig beschouwt. Betrokkene zal behandeld moeten blijven voor de schizofrenie, daarnaast zal er ook een behandeling gericht op de verslavingsproblematiek gestart moeten worden.
Interventieadvies en -condities
Geadviseerd wordt betrokkene op te laten nemen in een dubbeldiagnosekliniek als bijzondere
voorwaarde bij een verplicht reclasseringscontact. Naar onderzoeker heeft begrepen is er al
een indicatie door het IFZ/DiForzo afgegeven voor opname in de dubbeldiagnosekliniek van
Tactus te Zutphen. Naast bovenstaande behandeling voor schizofrenie en de
verslavingsproblematiek, is het van belang veel aandacht te hebben voor de resocialisatie. Gezien de eenzaamheidsproblematiek van betrokkene en het ontberen van een goede
daginvulling, valt te overwegen betrokkene te resocialiseren naar een beschermde woonvorm met een structurele dagbesteding.
Beantwoording van de vraagstelling
Betrokkene lijdt aan schizofrenie, paranoïde type; daarnaast is er sprake van middelenmisbruik. Bovenstaande speelde ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde speelde geen middelenmisbruik, dat wil zeggen niet kort voor het ten laste gelegde.
Betrokkene wordt als verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde beschouwd.
De psycholoog rapporteert en adviseert onder meer het navolgende.
Verband diagnose en delict
Betrokkene is een man die al jaren bekend is met schizofrenie. Daarbij is hij al jaren verslaafd aan diverse middelen. Sinds een aantal jaren gebruikt hij met name amfetamine als een vorm van zelfmedicatie.
Door de amfetamine voelt hij zich minder down, maar het verstoort wel zijn dagelijks functioneren en beïnvloedt eveneens zijn medicatie op een negatieve wijze, waardoor betrokkene in een negatieve cirkel van ontregeling terechtkomt.
De verslaving interfereert met de schizofrenie. De verslaving is bij voortduring een bron van spanning en stress, omdat hij moet scoren, wat weer negatief inwerkt op de schizofrenie. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen.
Beantwoording van de vraagstelling
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie in combinatie
met een drugsverslaving (amfetamine).
Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen.
Ogenschijnlijk heeft betrokkene weloverwogen besloten een overval te plegen, immers hij ging zich bewapenen met een stofzuigerstang. Hij had zich als het ware enigszins voorbereid. Desalniettemin heeft hij vanuit de oordeels- en kritiekstoornis geen weloverwogen keuze kunnen maken.
Gelet op bovenstaande was betrokkene met betrekking tot het tenlastegelegde niet geheel vrij in zijn keuze. De rechtbank wordt geadviseerd hem als verminderd toerekeningsvatbaar te
beschouwen.
Betrokkene heeft een behandeling nodig met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek, die
ernstig interfereert met zijn schizofrenie.
Gelet op de hardnekkigheid van de verslaving en de kwetsbaarheid van betrokkene vanwege de schizofrenie heeft een dergelijke behandeling in een ambulant kader weinig kans van slagen. Gedacht wordt aan een behandeling in een dubbeldiagnose-kliniek.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, dan wordt bij een (deels)
voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling geadviseerd.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank goed onderbouwd.
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van beide deskundigen en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. Dat is mede gebaseerd op hetgeen de rechtbank is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte.
Omtrent verdachte is ook gerapporteerd door de reclasseringswerkers B.C. Bast van de Reclassering Nederland op 24 november 2015 en door E. Vos van Tactus verslavingszorg op 19 februari 2016 en op 4 mei 2016. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de op te leggen straf acht geslagen op de inhoud van die rapporten.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden, met dien verstande dat de rechtbank daarbij het opleggen van een langere proeftijd geboden acht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-ifz afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen bij de Intensieve Behandelkliniek (IBK) van Tactus verslavingszorg Zutphen, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-ifz, waarbij veroordeelde zich zal moeten laten opnemen voor observatie en verdiepingsdiagnostiek en zich aansluitend zal conformeren aan een klinische behandeling en aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven voor de duur van maximaal vier maanden;
  • veroordeelde wordt, wanneer de reclassering dat nodig acht, verplicht om zich aansluitend aan zijn klinische behandeling te laten behandelen bij een ambulante forensische (verslavings)polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • veroordeelde wordt verplicht, indien tijdens de ambulante behandeling sprake is van een terugval in middelengebruik en de reclassering dat nodig acht, zich voor een kortdurende klinische periode voor de duur van telkens maximaal zeven weken te laten opnemen, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname(s) door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • veroordeelde wordt verplicht om aansluitend aan zijn klinische behandeling in een begeleide of beschermde woonvorm te verblijven - indien de reclassering dat noodzakelijk acht - en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. G. Edelenbos en
mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2016.
Mr. Edelenbos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.