5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Anders dan de verdediging is de rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die op 16 januari 2016 in Hengelo met een vuurwapen in de richting van een groep personen heeft geschoten en dat als gevolg van dat schot uiteindelijk een ruit is vernield.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Een groep vrienden, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bevond zich na een avondje stappen in de binnenstad van Hengelo ter hoogte van het gemeentehuis van Hengelo aan het Burgemeester Jansenplein toen een witte Peugeot 107, gekentekend [kenteken] , voorbijreed, komende vanaf het Burgemeester Jansenplein en gaande in de richting van de Deldenerstraat. De auto werd bestuurd door een vrouw en naast haar als bijrijder zat een man. Achterin de auto zat nog een vrouw. Volgens getuigenverklaringen was de bijrijder een negroïde jongeman. Toen de auto voorbij de groep reed, zou een van de jongens op de auto hebben geslagen. De auto reed verder en stopte iets verderop voorbij het gemeentehuis. De bijrijder stapte uit en haalde een vuurwapen tevoorschijn. Hij maakte een beweging alsof hij het wapen aan het doorladen was doordat hij de slede naar achteren trok. Hij liep in de richting van de groep jongens en schreeuwde :"Wie sloeg er op de auto?". Een van de jongens zou hebben geroepen dat hij dat gedaan had. De man richtte van korte afstand het vuurwapen op de groep jongens. Vervolgens werd de man door de bestuurster van de witte auto bij de arm gepakt en mee teruggenomen naar de auto. De man nam weer plaats op de bijrijdersplek. Vervolgens hing hij met zijn hoofd en een arm uit het raam van de auto en werd er geschoten in de richting van de groep jongens. De man schoot zittend vanuit de stilstaande auto in de richting van het gemeentehuis. Getuigen hoorden een harde knal van een pistoolschot. Getuige [slachtoffer 2] zag op hetzelfde moment dat er vuur uit de loop van het pistool kwam. Door die combinatie van de knal die hij hoorde en het vuur uit de loop van het pistool dat die negroïde man in de hand had, kon hij zien en horen dat de negroïde man in de richting van de groep jongens schoot.
Op maandag 18 januari 2016 werd in het gemeentehuis van Hengelo een kogelinslag in
het raam ontdekt. Delen van munitie werden aangetroffen in de hal van het gemeentehuis.
De entreehal van het gemeentehuis in Hengelo is gelegen ter hoogte van de overgang
van de Langestraat naar het Burgemeester Jansenplein.
Gezien vanaf de Langestraat ligt het gemeentehuis hoger dan de straat.
De entreehal van het gemeentehuis is voorzien van glazen ruiten. De ruiten zijn verdeeld in bredere en smallere ruiten.
Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat er een gat met een diameter van ongeveer 13 tot 14 mm zat in een ruit op een hoogte van ongeveer 62 cm, gemeten vanaf de grond. Het gat was aan de buitenzijde kleiner dan aan de binnenzijde. Dat betekent dat de beschadiging in de ruit conisch verliep, waarbij de diameter aan de buitenzijde kleiner was dan de diameter aan de binnenzijde. Het gat in de ruit is hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een projectiel, zijnde een kogel.
Op de binnenzijde van een ruit in de entreehal aan de zijde van het Burgemeester Jansenplein werd een beschadiging waargenomen op een hoogte van ongeveer 105 cm vanaf de vloer. De schietrichting moet vanuit de omgeving van de invalidenparkeerplaatsen zijn geweest gelet op de met behulp van een laserpen uitgevoerde kogelbaanreconstructie. Een ter plaatse ingesteld onderzoek naar de huls heeft niets opgeleverd. Wel is er op de vloer van de entreehal van het gemeentehuis door een schoonmaker een loden prop en een
koperkleurige mantel gevonden.
Voor verdachte belastende feiten en omstandigheden.
De witte Peugeot 107 een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] was door verdachte gehuurd van [autoverhuurbedrijf] , autoverhuur, [adres] , [plaats] .
Met de getuige [getuige 1] is een fotoconfrontatie gehouden. Op de vraag of verdachte zich in de selectie foto’s bevond, antwoordde de getuige dat de persoon op foto 10 erg veel leek op de dader. De foto van verdachte bevond zich op plaats 10.
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van verdachte peilde op zaterdag
16 januari 2016 ten tijde van het schieten op een mast welke zich bevond in het centrum van de gemeente Hengelo (O).
Verdachte heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de behandeling van de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van verdachte op 9 maart 2016 heeft verdachte toch een korte verklaring afgelegd over de huurauto en zijn vermeende aanwezigheid in de regio op 16 januari 2016. Hij verklaarde dat het juist is dat de auto door hem al een half jaar gehuurd wordt middels shortlease. Verder verklaarde hij dat hij ook regelmatig in deze regio komt. Op 16 januari 2016 was hij in Enschede en niet in Hengelo. Hij was met een vriend meegereden naar Enschede. Verdachte heeft zelf geen rijbewijs omdat het rijbewijs ongeldig is verklaard.
Wat betreft de getuigen is de rechtbank van oordeel dat zij allen in grote lijnen een min of meer gelijkluidende verklaring hebben afgelegd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen.
Voor de rechtbank staat op basis van deze getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd met het overige bewijsmateriaal tegen verdachte vast, dat het verdachte is geweest die op 16 januari 2016 in Hengelo (O) heeft geschoten. De rechtbank merkt daarbij de door verdachte op 9 maart 2016 bij de behandeling van de vordering tot gevangenhouding door hem afgelegde verklaring aan als kennelijk leugenachtig nu deze verklaring - gezien de peilgegevens van verdachtes telefoonnummer - bedoeld is om de waarheid te bemantelen (Hoge Raad 6 december 2005, NJ 2006,162).
Voorts betrekt de rechtbank ook in haar overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring, het feit dat verdachte er kennelijk voor gekozen heeft om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend zijn voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven.
Door van korte afstand met een vuurwapen op een groep personen te schieten, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer personen van de groep het leven zou kunnen verliezen. Ter toelichting hiervan overweegt de rechtbank als volgt.
voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het
- behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Onder verwijzing naar de eerdere bewijsmotivering stelt de rechtbank vast dat verdachte van korte afstand een kogel heeft afgevuurd in de richting van de groep jongens die zich nabij de ingang van het gemeentehuis in Hengelo bevond. Het is een feit van algemene bekendheid dat een kogel afgevuurd met een vuurwapen dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Dat niemand dodelijk is geraakt, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte met zijn handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een andere persoon door zijn handelen zou(den) kunnen komen te overlijden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken dat de hoogte van de kogelinslag in de ruit van het gemeentehuis van dien aard was dat de kogel vitale lichaamsdelen van de bij het gemeentehuis aanwezige groep mensen had kunnen treffen. Gelet op de hoogte van het schot en het feit dat de groep personen geen statische objecten waren, maar mensen die zich plegen te verplaatsen, bestond er een aanmerkelijke kans dat de zich op het moment van schieten ter hoogte van het gemeentehuis ophoudende personen zich wel in die schotbaan hadden bevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gedraging van de verdachte gelet op de aard van deze gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan de in de nabijheid van het gemeentehuis bevindende groep van personen, dat het — behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard.
Het verweer van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring op navolgende bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2016026777 van
1 maart 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 18 januari 2016 (blz. (9);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , d.d. 18 januari 2016 (blz. 28 en 29);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 18 januari 2016 (blz. 23 en 24);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 22 januari 2016 (blz. 45 en 46);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 1] d.d. 23 januari 2016 (blz. 47 en 48);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] d.d. 23 januari 2016 (blz. 50 en 51);
- het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie met bijlage (blz. 26, 27 en 30);
- een geschrift zijnde een verhuurcontract betrekking hebbende op een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] (blz. 20);
- het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 25 februari 2016 (86 t/m 88);
- het proces-verbaal van de strafraadkamer d.d. 9 maart 2016;
- de processen-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie d.d. 29 februari 2016 en 26 februari 2016 (blz. 37 t/m 41 en blz. 43 en 44).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer personen, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van die personen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand gelegen aan Burgermeester Jansenplein 1 (gemeentehuis Hengelo), toebehorende aan gemeente Hengelo, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.