ECLI:NL:RBOVE:2016:1694

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
08/952051-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met vuurwapen in Hengelo

Op 16 januari 2016 heeft de verdachte in Hengelo zonder enige aanleiding vanuit een auto met een vuurwapen geschoten in de richting van een groep personen. De rechtbank oordeelt dat dit feit niet anders kan worden bestraft dan met een forse gevangenisstraf. De verdachte heeft een schot gelost, wat resulteerde in de vernieling van een ruit van het gemeentehuis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking is geweest voor geweldsdelicten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht, maar de rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en ander bewijs vastgesteld dat de verdachte de schoten heeft gelost. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/952051-16
Datum vonnis: 17 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Arnhem – HvB Arnhem Zuid.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 mei 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Lübbers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op of omstreeks 16 januari 2016 geprobeerd heeft één of meer personen van het leven te beroven dan wel bedreigd heeft met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een vuurwapen in de richting van deze personen te schieten;
feit 2:op of omstreeks 16 januari 2016 een ruit heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer
personen, waaronder [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk
van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van die personen
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of één of meer onbekend gebleven/andere personen heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen in
de richting van voornoemde personen geschoten;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand gelegen aan Burgermeester
Jansenplein 1 (gemeentehuis Hengelo), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan gemeente Hengelo, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met vergoeding van de wettelijke rente.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Samengevat heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat in het dossier geen bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat het verdachte is geweest die het schot heeft gelost. De door de getuigen afgelegde verklaringen zijn volgens de verdediging niet betrouwbaar nu de getuigen allen wat hadden gedronken. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het opzet van verdachte er niet op gericht was dat de in de tenlastelegging genoemde personen het leven zouden kunnen verliezen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich samengevat op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste is gelegd.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Anders dan de verdediging is de rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die op 16 januari 2016 in Hengelo met een vuurwapen in de richting van een groep personen heeft geschoten en dat als gevolg van dat schot uiteindelijk een ruit is vernield.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Een groep vrienden, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bevond zich na een avondje stappen in de binnenstad van Hengelo ter hoogte van het gemeentehuis van Hengelo aan het Burgemeester Jansenplein toen een witte Peugeot 107, gekentekend [kenteken] , voorbijreed, komende vanaf het Burgemeester Jansenplein en gaande in de richting van de Deldenerstraat. De auto werd bestuurd door een vrouw en naast haar als bijrijder zat een man. Achterin de auto zat nog een vrouw. Volgens getuigenverklaringen was de bijrijder een negroïde jongeman. Toen de auto voorbij de groep reed, zou een van de jongens op de auto hebben geslagen. De auto reed verder en stopte iets verderop voorbij het gemeentehuis. De bijrijder stapte uit en haalde een vuurwapen tevoorschijn. Hij maakte een beweging alsof hij het wapen aan het doorladen was doordat hij de slede naar achteren trok. Hij liep in de richting van de groep jongens en schreeuwde :"Wie sloeg er op de auto?". Een van de jongens zou hebben geroepen dat hij dat gedaan had. De man richtte van korte afstand het vuurwapen op de groep jongens. Vervolgens werd de man door de bestuurster van de witte auto bij de arm gepakt en mee teruggenomen naar de auto. De man nam weer plaats op de bijrijdersplek. Vervolgens hing hij met zijn hoofd en een arm uit het raam van de auto en werd er geschoten in de richting van de groep jongens. De man schoot zittend vanuit de stilstaande auto in de richting van het gemeentehuis. Getuigen hoorden een harde knal van een pistoolschot. Getuige [slachtoffer 2] zag op hetzelfde moment dat er vuur uit de loop van het pistool kwam. Door die combinatie van de knal die hij hoorde en het vuur uit de loop van het pistool dat die negroïde man in de hand had, kon hij zien en horen dat de negroïde man in de richting van de groep jongens schoot.
Op maandag 18 januari 2016 werd in het gemeentehuis van Hengelo een kogelinslag in
het raam ontdekt. Delen van munitie werden aangetroffen in de hal van het gemeentehuis.
De entreehal van het gemeentehuis in Hengelo is gelegen ter hoogte van de overgang
van de Langestraat naar het Burgemeester Jansenplein.
Gezien vanaf de Langestraat ligt het gemeentehuis hoger dan de straat.
De entreehal van het gemeentehuis is voorzien van glazen ruiten. De ruiten zijn verdeeld in bredere en smallere ruiten.
Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat er een gat met een diameter van ongeveer 13 tot 14 mm zat in een ruit op een hoogte van ongeveer 62 cm, gemeten vanaf de grond. Het gat was aan de buitenzijde kleiner dan aan de binnenzijde. Dat betekent dat de beschadiging in de ruit conisch verliep, waarbij de diameter aan de buitenzijde kleiner was dan de diameter aan de binnenzijde. Het gat in de ruit is hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een projectiel, zijnde een kogel.
Op de binnenzijde van een ruit in de entreehal aan de zijde van het Burgemeester Jansenplein werd een beschadiging waargenomen op een hoogte van ongeveer 105 cm vanaf de vloer. De schietrichting moet vanuit de omgeving van de invalidenparkeerplaatsen zijn geweest gelet op de met behulp van een laserpen uitgevoerde kogelbaanreconstructie. Een ter plaatse ingesteld onderzoek naar de huls heeft niets opgeleverd. Wel is er op de vloer van de entreehal van het gemeentehuis door een schoonmaker een loden prop en een
koperkleurige mantel gevonden.
Voor verdachte belastende feiten en omstandigheden.
De witte Peugeot 107 een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] was door verdachte gehuurd van [autoverhuurbedrijf] , autoverhuur, [adres] , [plaats] .
Met de getuige [getuige 1] is een fotoconfrontatie gehouden. Op de vraag of verdachte zich in de selectie foto’s bevond, antwoordde de getuige dat de persoon op foto 10 erg veel leek op de dader. De foto van verdachte bevond zich op plaats 10.
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van verdachte peilde op zaterdag
16 januari 2016 ten tijde van het schieten op een mast welke zich bevond in het centrum van de gemeente Hengelo (O).
Verdachte heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de behandeling van de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van verdachte op 9 maart 2016 heeft verdachte toch een korte verklaring afgelegd over de huurauto en zijn vermeende aanwezigheid in de regio op 16 januari 2016. Hij verklaarde dat het juist is dat de auto door hem al een half jaar gehuurd wordt middels shortlease. Verder verklaarde hij dat hij ook regelmatig in deze regio komt. Op 16 januari 2016 was hij in Enschede en niet in Hengelo. Hij was met een vriend meegereden naar Enschede. Verdachte heeft zelf geen rijbewijs omdat het rijbewijs ongeldig is verklaard.
Wat betreft de getuigen is de rechtbank van oordeel dat zij allen in grote lijnen een min of meer gelijkluidende verklaring hebben afgelegd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen.
Voor de rechtbank staat op basis van deze getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd met het overige bewijsmateriaal tegen verdachte vast, dat het verdachte is geweest die op 16 januari 2016 in Hengelo (O) heeft geschoten. De rechtbank merkt daarbij de door verdachte op 9 maart 2016 bij de behandeling van de vordering tot gevangenhouding door hem afgelegde verklaring aan als kennelijk leugenachtig nu deze verklaring - gezien de peilgegevens van verdachtes telefoonnummer - bedoeld is om de waarheid te bemantelen (Hoge Raad 6 december 2005, NJ 2006,162).
Voorts betrekt de rechtbank ook in haar overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring, het feit dat verdachte er kennelijk voor gekozen heeft om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend zijn voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven.
Door van korte afstand met een vuurwapen op een groep personen te schieten, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer personen van de groep het leven zou kunnen verliezen. Ter toelichting hiervan overweegt de rechtbank als volgt.
voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het
- behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Onder verwijzing naar de eerdere bewijsmotivering stelt de rechtbank vast dat verdachte van korte afstand een kogel heeft afgevuurd in de richting van de groep jongens die zich nabij de ingang van het gemeentehuis in Hengelo bevond. Het is een feit van algemene bekendheid dat een kogel afgevuurd met een vuurwapen dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Dat niemand dodelijk is geraakt, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte met zijn handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een andere persoon door zijn handelen zou(den) kunnen komen te overlijden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken dat de hoogte van de kogelinslag in de ruit van het gemeentehuis van dien aard was dat de kogel vitale lichaamsdelen van de bij het gemeentehuis aanwezige groep mensen had kunnen treffen. Gelet op de hoogte van het schot en het feit dat de groep personen geen statische objecten waren, maar mensen die zich plegen te verplaatsen, bestond er een aanmerkelijke kans dat de zich op het moment van schieten ter hoogte van het gemeentehuis ophoudende personen zich wel in die schotbaan hadden bevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gedraging van de verdachte gelet op de aard van deze gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan de in de nabijheid van het gemeentehuis bevindende groep van personen, dat het — behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard.
Het verweer van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring op navolgende bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2016026777 van
1 maart 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 18 januari 2016 (blz. (9);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , d.d. 18 januari 2016 (blz. 28 en 29);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 18 januari 2016 (blz. 23 en 24);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 22 januari 2016 (blz. 45 en 46);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 1] d.d. 23 januari 2016 (blz. 47 en 48);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] d.d. 23 januari 2016 (blz. 50 en 51);
  • het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie met bijlage (blz. 26, 27 en 30);
  • een geschrift zijnde een verhuurcontract betrekking hebbende op een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] (blz. 20);
  • het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 25 februari 2016 (86 t/m 88);
  • het proces-verbaal van de strafraadkamer d.d. 9 maart 2016;
  • de processen-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie d.d. 29 februari 2016 en 26 februari 2016 (blz. 37 t/m 41 en blz. 43 en 44).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer personen, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van die personen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 januari 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand gelegen aan Burgermeester Jansenplein 1 (gemeentehuis Hengelo), toebehorende aan gemeente Hengelo, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 287 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1primair
het misdrijf: poging doodslag;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft in de vroege ochtend van 16 januari 2016 zonder enige aanleiding - of het zou moeten zijn dat iemand een klap gaf op de auto waarin verdachte zat - vanuit een auto vanaf korte afstand met een vuurwapen een schot gelost in de richting van een groep personen. Als gevolg van het schot is uiteindelijk alleen een ruit van het gemeentehuis van de gemeente Hengelo vernield en beschadigd. Het is meer geluk dan wijsheid geweest dat niemand van de personen in de richting van wie het schot gelost is, geraakt is. Het door verdachte begane feit is een zeer ernstig feit te meer nu het feit gepleegd is in de binnenstad van Hengelo (O) met vele uitgaansgelegenheden waar doorgaans veel mensen aanwezig zijn. Verdachte was die nacht in de binnenstad van Hengelo met nota bene een geladen vuurwapen op zak. De rechtbank is van oordeel dat hierop niet anders gereageerd kan worden dan met een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte in het verleden reeds eerder met justitie in aanraking is geweest ter zake een geweldsdelict. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.500,00 (duizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- immateriële schade van € 1.500,00;
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00 inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 36f en 45 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , voornoemd, van een bedrag van € 1.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2016;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016.
Mr. Hendriks en mr. Heijink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.