ECLI:NL:RBOVE:2016:1640

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
08/770186-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke aanranding van de eerbaarheid in een uitgaansgelegenheid

Op 12 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 april 2015 in een café in Steenwijk drie jonge vrouwen onverhoeds heeft betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zich kort achter de slachtoffers te positioneren, hen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De officier van justitie had een werkstraf van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en de verdediging van de verdachte verworpen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor zedenmisdrijven, wat in zijn voordeel is meegewogen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770186-15 (P)
Datum vonnis: 12 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Israël),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Dijck en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.A. Buijs, advocaat te Heerenveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie jonge vrouwen onverhoeds heeft betast.
Voluit luidt (na aanpassing omschrijving tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 26 april 2015 te Steenwijk,
gemeente Steenwijkerland,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, te weten door het één of meermalen kort of dicht
achter die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of (daarbij) onverhoeds de billen van die [slachtoffer 1]
te betasten en/of te bevoelen en/of aan te raken,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen onverhoeds betasten
en/of aanraken/bevoelen van de billen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door het één of meermalen kort of dicht
achter die [slachtoffer 2] te gaan staan en/of (daarbij) onverhoeds de billen
en/of rug van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te bevoelen en/of aan te raken,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of bevoelen en/of
aanraken van de billen en/of rug van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door het kort of dicht achter en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 3] te gaan staan en/of (daarbij) onverhoeds het
(blote) bovenbeen van die [slachtoffer 3] aan te raken en/of (daarbij) zijn
vinger(s)/hand in de (korte)broek van die [slachtoffer 3] te duwen/drukken,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of aanraken van
diens (blote)bovenbeen en/of (vervolgens) het duwen/drukken van zijn,
verdachtes, vinger(s)/hand in de (korte)broek van die [slachtoffer 3] .

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur subsidiair 80 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, op grond van de verklaringen van aangeefsters en de verklaring van verdachte dat hij daar toen ter plaatse was.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onafhankelijk van elkaar en slechts korte tijd na de incidenten een verklaring hebben afgelegd tegenover de politie, welke verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen en elkaar aanvullen.
Verdachte heeft verklaard dat hij toen ter plaatse is geweest. Hij ontkent de hem verweten handelingen gepleegd te hebben en heeft verklaard dat hij bij het passeren (mogelijk) tegen iemand is gebotst. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig. Aangeefsters hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat verdachte onverhoeds achter hen kwam staan. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij tijdens het voorbijgaan (mogelijk) tegen iemand is gebotst, maar duidt op een opzettelijk handelen van verdachte. Gelet op de inhoud van de verklaringen van aangeefsters in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich jegens aangeefsters heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten handelingen.
Het betasten van de rug van aangeefster [slachtoffer 2] (feit 2) levert naar het oordeel onder de gegeven omstandigheden geen ontuchtige handeling op in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Door de verdediging is als verweer gevoerd dat de handelingen van verdachte niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat het ontuchtige karakter van de door verdachte gepleegde handelingen blijkt uit de aard en plek van de aanrakingen en het aantal gepleegde handelingen. Uit de verklaringen van de aangeefsters blijkt immers dat verdachte telkens kort achter aangeefsters is gaan staan en vervolgens van die situatie gebruik gemaakt heeft om aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onverhoeds meermalen aan te raken/te betasten bij de billen en aangeefster [slachtoffer 3] onverhoeds aan haar (blote) rechter bovenbeen te betasten. Dergelijke handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank seksuele handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm.
Door de verdediging is voorts als verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van dwang door een feitelijkheid zijdens verdachte. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De rechtbank stelt vast dat de aangeefsters waren geschrokken ten gevolge van de plotselinge aanrakingen/betastingen door verdachte en op dat moment niet weg konden ten gevolge van de situatie die door verdachte zelf was gecreëerd. Zodoende heeft verdachte de aangeefsters door de feitelijke situatie gedwongen tot het dulden van de door hem gepleegde handelingen.
De rechtbank komt op grond van het vorenoverwogene tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 april 2015 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
telkens door een feitelijkheid, te weten door meermalen kort of dicht
achter die [slachtoffer 1] te gaan staan en daarbij onverhoeds de billen van die [slachtoffer 1]
aan te raken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
te weten het meermalen onverhoeds aanraken van de billen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 26 april 2015 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, door een feitelijkheid, te weten door kort of dicht achter die [slachtoffer 2] te gaan staan en daarbij onverhoeds de billen
van die [slachtoffer 2] te betasten, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot dulden van
ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van de billen van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 26 april 2015 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, door een feitelijkheid, te weten door kort of dicht achter en tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te gaan staan en daarbij onverhoeds het blote bovenbeen van die [slachtoffer 3] aan te raken en daarbij zijn hand in de korte broek van die [slachtoffer 3] te duwen/drukken, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en aanraken van
diens blote bovenbeen en vervolgens het duwen/drukken van zijn, verdachtes, hand in de korte broek van die [slachtoffer 3] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, 2 en 3 telkens:
Opzettelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 maart 2016 en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 21 april 2016.
De rechtbank heeft bij het bepalen van strafsoort en strafmaat laten meewegen dat verdachte meermalen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van zijn slachtoffers en door zijn handelen de sociaal-ethische normen meermalen heeft overschreden. Een dergelijke gebeurtenis in een uitgaansgelegenheid brengt voor de slachtoffers gevoelens van onbehagen met zich op een plaats waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte terzake van zedenmisdrijven niet eerder in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
De rechtbank acht het, alle omstandigheden afwegende, in dit geval passend en geboden om aan verdachte een (deels voorwaardelijke) taakstraf met een proeftijd van 2 jaar op te leggen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1, 2 en 3 telkens:
Opzettelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
  • stelt daarbij als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2016.
Mrs. Milani en Bordenga voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Regiopolitie IJsselland, Team Tactische Recherche, Afdeling Zeden, proces-verbaalnummer PLO 600-20154308573, opgemaakt en gesloten op 25 juni 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben. De inhoud van deze bewijsmiddelen levert de feiten en omstandigheden op, die redengevend zijn voor de hierna volgende bewezenverklaring.
1.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 26 april 2015, dossierpagina 6-7, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Vandaag, 26 april 2015, ben ik omstreeks 02.30 uur met een groep van 14 vriendinnen naar café [café] te Steenwijk gegaan. (…) Op enig moment zag ik een man in het café. Deze man viel mij op, omdat hij er afwijkend uitzag. Hiermee bedoel ik het feit dat hij een stuk ouder was dan de overige bezoekers. Hij droeg een petje en een zonnebril.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • ongeveer 40 jaar oud
  • ongeveer 1,70 meter lang
  • licht getinte huidskleur
  • zwart haar in een staartje
  • lichte gezichtsbeharing
  • (…)
  • linker arm in een mitella
  • zonnebril met aan de onderkant van de glazen geen montuur
  • plat, stoffen petje.
Ik zag dat de man constant van de ene kant van de kroeg naar de andere kant van de kroeg liep zonder enig doel. Ik zag dat de man zich veel in de omgeving van vrouwen bevond. Op enig moment zag en voelde ik dat de man mij kennelijk wilde passeren. In het voorbijgaan voelde ik dat de man mijn billen aanraakte. Ik kon duidelijk voelen dat dit niet per ongeluk ging. Op het moment dat dit gebeurde bleef de man stil staan. Hij bleef ongeveer 30 seconden stil staan.
Ik hoorde van verschillende vriendinnen dat de man ook dergelijke handelingen bij hen had gedaan. (…)
Na ongeveer een uur zijn we weer naar het voorste gedeelte gegaan. Daar zagen we de man weer. Het was op dat moment dusdanig rustig dat elkaar passeren makkelijk en zonder lichamelijk contact te maken kon. Desondanks voelde ik dat de man mijn billen weer op dezelfde manier aanraakte als hiervoor beschreven.
Toen ik van mijn vriendinnen hoorde dat zij dit ook ervaren hadden hebben we besloten om op de beveiliger af te stappen om dit te melden. Op het moment dat we bij de beveiliger stonden zagen we de man wegrennen.
2.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 26 april 2015, dossierpagina 8-9, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik was op 26 april 2015 samen met ongeveer 11 vriendinnen op stap in Steenwijk. We zijn uit geweest in [café] . We waren hier om ongeveer 02.30 uur. (…)
Ik stond met mijn gezicht naar de bar toe, dit omdat er drankjes werden besteld. Ik stond dus te wachten op de drankjes. Ik voelde op een gegeven moment wat aan mijn billen. Ik draaide mij toen om en stapte aan de kant (…) om de man die kennelijk aan mijn billen had gezeten te ontwijken.
Ik kan de man als volgt omschrijven: hij droeg een beige broek (…). Hij droeg een bril met geel oranje achtige glazen, de bril had geen montuur om de glazen. De man droeg een soort van opapet. Hij droeg een grijsachtig sjaaltje. Hij gebruikte dit als een mitella voor zijn linkerarm. (…) Zijn huidskleur was licht getint. Zijn haar was zwart van kleur en hij droeg zijn haar in een knotje. (…)
Het viel mij ook op dat hij ongeveer 20 jaar ouder was dan de rest van het uitgaanspubliek.
De man heeft mij een paar keer betast. Hij heeft mij in totaal 2 à 3 keer betast. (…)
De man heeft mij bij mijn billen en rug betast.
Ik heb gezien dat hij ook mijn vriendinnen betast heeft. Mijn vriendinnen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn op een gegeven moment naar de portiers gelopen om aan te geven dat ze de man weg wilden hebben. (..)
De portiers hebben de man naar buiten gestuurd. Ik heb gehoord dat de man bij het zien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] is weggerend.
3.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 26 april 2015, dossierpagina 10-11, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 26 april 2015, tussen 02 en 02.30 uur, ging ik met vriendinnen naar café [café] te Steenwijk. Wij liepen naar binnen. Ik legde mijn jas bij de kruk. Mijn vriendin [slachtoffer 1] zei tegen mij: kijk uit, die man volgt je. We bemerkten dat hij achter ons aan bleef lopen in het café. Ik zag dat hij ook andere meisjes achterna liep. Ik stond bij de bar. Daar was het niet zo druk.
Op een bepaald moment zag ik dat de man achter ging staan. Ik voelde dat hij zijn lichaam tegen mijn lichaam drukte. Hierna voelde ik dat een hand aan mijn rechter bovenbeen zat/Ik draag een kort zwart broekje. Ik voelde dat die hand tussen mijn been en mijn broekje naar boven ging. Ik schrok van deze handeling, die zeer snel werd uitgevoerd. Ik draaide van de persoon die achter mij stond weg. Ik weet zeker dat de man die achter mij stond de persoon
was die met zijn hand mij aanrandde. Er stonden geen andere mensen dicht bij mij die deze handeling zo konden uitvoeren. Ik heb de man daarna in de gaten gehouden. Hij was een tijdje uit beeld. Ik zag opeens dat hij achter mijn vriendin [slachtoffer 1] ging staan. (…) Ik zag opeens dat [slachtoffer 1] in paniek raakte. Wij zeiden tegen elkaar we gaan naar de portier toe. Ik zag dat die man toen op een drafje het café verliet.
Ik kan de persoon omschrijven als:
Man
Leeftijd 30 à 40 jaar;
Donker zwart haar, droeg het in een knotje.
Licht getinte huidskleur
Gezet postuur
Bol hoofd
(…)
Lengte 165 à 175 cm.
Droeg een zonnebril met donkere ronde glazen
Had een bolle pet met klep op zijn hoofd. (…)
Had zijn rechter arm in mitella.
4.
Het stamproces-verbaal van 25 juni 2015, dossierpagina 3-5, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Aanleiding onderzoek
Feit: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Plaats delict: Horecabedrijf “ [café] ”, gevestigd te Steenwijk
Datum delict: zondag 26 april 2015 tussen 02.30 en 04.15 uur
(…)
Betreffende aangiftes zijn op zondag 26 april 2015 tussen 04.00 en 05.00 uur opgenomen. (…)
5.
Het proces-verbaal aanhouding van 26 april 2015, dossierpagina 15-16, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Naar aanleiding [slachtoffer 1] /telefoon melding dat en 3-tal meisjes in café “ [café] ”, gevestigd te Steenwijk, onzedelijk was betast door een manspersoon zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] / [verbalisant 2] tezamen met collega’s [verbalisant 3] / [verbalisant 4] ter plaatse gegaan.
(…)
Nadat ik, verbalisant [verbalisant 2] , het signalement van de betreffende manspersoon had gehoord, herkende ik deze persoon direct als zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Israël), wonende te [woonplaats] , [adres] .
Het signalement waarover de 3 meisjes spraken betrof:
Lengte ongeveer 1.70 m, licht getint, iets gezet postuur, zwart haar met het haar in een staartje. Hij droeg een plat petje.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde van collega [verbalisant 4] , die ook ter plaatse was, dat hij de afgelopen week in verband met een melding van een bijtincident hij de betreffende persoon ook had gesproken .Op dat moment had collega [verbalisant 4] ook gezien dat de betreffende man toen zijn linkeronderarm in het verband had.
(…)
Op 26 april 2015 omstreeks 04.30 uur werd verdachte voor zijn woning op heterdaad aangehouden.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 april 2015, dossierpagina 18-23, zakelijk weergegeven, inhoudende:
V: verbalisant
A: antwoord verdachte
(…)
A: Gisteren, van 23.00 à 24.00 uur tot 02.30 uur en om 03.00 uur ben ik uit gegaan.
(…)
Als laatste bij [café] . Dit is ook een kroeg.
(…)
V: Hoe laat bent u bij [café] weggegaan ?
A: Ik was thuis om 03.45 uur.
V: Wat voor kleding droeg jij die avond ?
A: Ik droeg een pantalon, Armani (…) en ik droeg een Lacoste pet. Dit betreft een Franse pet. Deze is blauw van kleur. Ik had mijn arm in een mitella.
V: Droeg jij die avond nog een bril ?
A: Ja, een nachtbril, glazen zijn rood van kleur, boven zijn ze donker en onder zijn licht van kleur.
(…)
V: U bent thuis gekomen en toen is de politie bij u thuis gekomen en heeft u aangehouden.
A: Ja, dat klopt.