ECLI:NL:RBOVE:2016:1620

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
08/760126-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van twee paspoorten door verdachte in Emmeloord

Op 10 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van twee Nederlandse paspoorten. De verdachte werd niet ter zitting gezien, maar was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.W. van Faassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 20 maart 2015 tot en met 16 juni 2015, te Emmeloord, paspoorten voorhanden had terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank kwam tot deze conclusie na het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2016, waar de officier van justitie een gevangenisstraf en taakstraf had geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van schuldheling, omdat hij de paspoorten in zijn woning had aangetroffen en niet had onderzocht van wie deze waren. De rechtbank legde een geldboete op van € 750,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder opzetheling, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat de andere goederen door misdrijf waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, dat onder artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht valt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/760126-15
Datum vonnis: 10 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Klooster
.De verdachte is niet ter zitting verschenen. De verdachte is ter zitting vertegenwoordigd door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich in de periode van 20 maart 2015 tot en met 16 juni, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, heeft schuldig gemaakt aan opzetheling danwel schuldheling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 maart 2015 tot en met
16 juni 2015 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een camera(lens) (met bijbehorende tas) (merk: Nikon) en/of een (externe) harde schijf (merk: Verbatim) en/of een E-reader (merk: Sony) en/of een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een afstandsbediening en/of een of meer dvd-speler(s) en/of een of meer paspoorten en/of een Ipod touch (merk: Apple) en/of tablet (merk: Apple), althans enig(e) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) dagen, met aftrek van de in verzekering doorgebrachte dagen, en daarnaast een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte daarom integraal dient te worden vrijgesproken.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 15 juni 2015 werd de verdachte in zijn toenmalige woning aan de [adres 2] te Emmeloord aangehouden ter zake de verdenking van heling. Naar aanleiding van de aanhouding vond er een doorzoeking in de woning van de verdachte plaats. In de woning werd op verschillende plekken een groot aantal goederen aangetroffen die – naar later bleek – van diefstal afkomstig waren. Zo zijn in een rugzak in de hal van de woning een Nikon camera, een harde schijf en een e-reader aangetroffen en in een van de slaapkamers sieraden, een dvd-speler en een Ipod. Daarnaast lagen in de kast in de woonkamer twee Nederlandse paspoorten op naam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Uit nader onderzoek is gebleken dat deze paspoorten op 20 maart 2015 zijn gestolen uit de woning van de familie [slachtoffers] aan de [adres 3] te [woonplaats 2] .
Bij de politie heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij de Nederlandse paspoorten in zijn woning heeft zien liggen, maar dat hij niet heeft gekeken van wie die paspoorten waren. Verdachte ontkent de betrokkenheid bij de diefstal van de paspoorten en denkt dat de spullen die in zijn woning liggen van personen, genaamd [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] zijn. Volgens de verdachte komen die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uit Colombia, verbleven zij tijdelijk in Nederland en gebruikten zij gedurende een korte periode de woning van de verdachte als slaapplek. De verdachte heeft verklaard dat hij hen niet kende voordat hij hen een slaapplek aanbood.
Volgens de verdachte stond [medeverdachte 1] op het adres van de verdachte ingeschreven, verbleef hij er niet, maar lagen er wel spullen van hem in de woning. [medeverdachte 1] had geen sleutel van de woning.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de opzetheling ten aanzien van de tenlastegelegde goederen niet bewezen, nu van concrete feiten en omstandigheden ter zake van wetenschap bij verdachte dat deze goederen door misdrijf zijn verkregen niet genoegzaam is gebleken.
Met betrekking tot de tenlastegelegde schuldheling overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte de beide paspoorten voorhanden heeft gehad (twee Nederlandse paspoorten die in een kast in de woonkamer van de verdachte lagen en ook door de verdachte zijn opgemerkt, terwijl de personen die in zijn woning verbleven niet de Nederlandse nationaliteit hadden), is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Nederlandse paspoorten door misdrijf verkregen goederen betroffen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat een paspoort een officieel document is dat naar aard en gebruik persoonsgebonden is en verdachte derhalve bij het aantreffen van de twee Nederlandse paspoorten in zijn kast en bij enig nadenken over de betekenis van deze documenten, had kunnen en moeten vermoeden dat de paspoorten gestolen waren. Naar het oordeel van de rechtbank rustte onder deze omstandigheden op verdachte de plicht nader onderzoek te verrichten naar de herkomst van deze paspoorten, hetgeen hij heeft nagelaten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van voorgaande overweging in samenhang met de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde schuldheling van twee Nederlandse paspoorten.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het verblijf van andere personen in de woning van verdachte, bezien in samenhang met de locaties in de woning waar deze overige goederen zijn aangetroffen – te weten: in een rugzak in de hal en in een van de slaapkamers, waarbij het voor de rechtbank niet duidelijk is wie in die betreffende slaapkamer verbleef – kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit door misdrijf verkregen goederen betroffen. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij het bewezenverklaarde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte in de eerste plaats is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 maart 2015 tot en met 16 juni 2015 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, paspoorten voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 417bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: Schuldheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van twee paspoorten. Het bewezen verklaarde feit is een feit waardoor de verdachte meewerkt aan de instandhouding van gepleegde criminaliteit. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheden dat de verdachte zal worden vrijgesproken van opzetheling en de rechtbank tot een bewezenverklaring van schuldheling van minder ten laste gelegde goederen komt, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in strafmatigende zin af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij houdt de rechtbank er tevens rekening mee dat verdachte nimmer is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete passend en geboden is.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen, waarover reeds is beslist tot vernietiging, teruggegeven worden aan de rechthebbende(n).
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de inbeslaggenomen goederen teruggegeven te worden aan de rechthebbende(n).

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het in de tweede plaats tenlastegelegde bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen;
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, op de geldboete in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt een bedrag van € 50,- per dag.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende(n).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. L.J. Bosch en mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2016.
Mr. B.T.C. Jordaans is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015440132. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
het proces-verbaal van aangifte, met bijlage goederen, van [slachtoffer 2] van 20 maart 2015, pagina 177 t/m 193, voor zover inhoudende als verklaring van aangever:
“(…) Op vrijdag 20 maart 2015 omstreeks 13.00 uur heb ik, vergezeld van mijn echtgenote onze woning verlaten. (…) Op een gegeven moment kwamen wij boven. Ik zag dat onze slaapkamer compleet overhoop was gehaald. Er was dus ingebroken. (…) De gehele kluis is dus meegenomen. (…) In deze kluis lagen o.a. 3 paspoorten (…). Object: Paspoort. (…) Land: Nederland. (…) Houder: [slachtoffer 2] , [adres 3] , [woonplaats 2] . (…) Object: Paspoort. (…) Land: Nederland. (…) Houder: [slachtoffer 1] , [adres 3] , [woonplaats 2] . (…).”
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 18 juni 2015, pagina 195 t/m 204, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
“(…) Naar aanleiding van de aanhouding van de later genoemde verdachten, (…) [verdachte] , (…) vond er op het woonadres van verdachten, [adres 2] te [woonplaats 1] , een doorzoeking plaats. (…) Er werd onder meer twee Nederlandse paspoorten ten name van [slachtoffers] in beslag genomen. (…). Uit de kluis, welke in de inloopkast op de slaapkamer van aangever ingebouwd zat, werden onder andere paspoorten meegenomen van aangever, zijn vrouw en twee zonen. Een van de zonen is genaamd [slachtoffer 1] . Tevens verklaarde de aangever dat de voornoemde sieraden waren weggenomen bij deze inbraak. Uit het vorenomschrevene bleek mij verbalisant [verbalisant 1] dat de bij de zoeking aan de [adres 2] te [woonplaats 1] aangetroffen paspoorten en sieraden dezelfde paspoorten en sieraden betroffen welke bij een woninginbraak aan de [adres 3] te [woonplaats 2] en waar aangifte van diefstal werd gedaan op vrijdag 20 maart 2015. (…).”
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 16 juni 2015, pagina 24 t/m 28, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
“(…) Op maandag, 15 juni 2015, omstreeks 16.32, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , de opdracht te gaan naar de [adres 4] te [woonplaats 4] . Aldaar komt bewoonster thuis en ziet dat er ingebroken was. (…) Op maandag, 15 juni 2015, omstreeks 18.55 uur, kreeg ik, verbalisant [verbalisant 3] , de opdracht te gaan naar [adres 5] te [woonplaats 4] . Aldaar zou er een inbraak zijn geweest. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb een getuigenverklaring opgenomen van getuige [getuige] . Zij had gezien dat er 2 mannen bij [adres 5] waren geweest en in een rode personenauto van het merk Alfa Romeo, voorzien van het kenteken [kenteken] waren gestapt. (…) Daaruit bleek dat het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] thuis hoorde aan de [adres 2] te [woonplaats 1] . Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant 3] , samen met de collega’s [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , beiden hoofdagenten van politie, eenheid Midden Nederland en werkzaam bij robuuste basisteam van Noord Oost Polder-Urk, naar de woning aan de [adres 2] gegaan. Aldaar zagen wij dat een manspersoon de woning opendeed. Deze man bleek later genaamd te zijn [verdachte] . (…) Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er diverse goederen in de woning lagen. Dit betrof onder andere een tablet, diverse telefoons en verschillende inbrekerswerktuigen. (…).”
4.
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 18 juni 2015, pagina 81 t/m 82, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
“(…) V= Bij de doorzoeking in jouw woning zijn in een kast in de woonkamer Nederlandse paspoorten aangetroffen. Wat weet jij daarvan? A= Ik heb ze wel zien liggen maar heb niet gekeken van wie ze zijn.(…)”
5.
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 17 juni 2015, pagina 74 t/m 76, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
“(…) V= Wat is de onderlinge relatie tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] ? A= Volgens mij zijn het vriend en vriendin. (…) A= Ze zijn nu ongeveer een week bij mij thuis. (…) A= Ik ken ze niet. Ik had via via gehoord dat ze een slaapplek nodig hadden en heb ze vervolgens een slaapplek aangeboden bij mij thuis. (…).”
6.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 16 juni 2015, pagina 71 t/m 73, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
“(…) V = Waar woont u? A = Aan de [adres 2] te [woonplaats 1] . V = Wie wonen daar nog meer? A = (…) Verder woont er nog een jongen genaamd [medeverdachte 1] . Hij verblijft er niet maar staat alleen ingeschreven. (…) V = Liggen er spullen van [medeverdachte 1] in de woning? A = Ja. V = Waar liggen die spullen dan? A = Dat weet ik niet. (…).”
7.
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris van 19 juni 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
“(…) Er zijn 2 Colombianen bij me ingetrokken. (…) De eerste keer was 2 á 3 maanden terug dat ze bij me kwamen wonen, dat was toen voor 2 á 3 weken. Daarna zijn ze weggegaan naar het buitenland. Sinds 2 a 3 weken zijn ze weer in Nederland. Sinds ongeveer anderhalve week verblijven ze weer bij mij. (…).”