In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A], een projectmanager, en zijn voormalige werkgever, The Inside B.V. [A] had zijn dienstverband bij The Inside opgezegd en was per 1 maart 2016 in dienst getreden bij een concurrent, [Y]. The Inside vorderde de verbeurde boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding dat [A] had ondertekend, waarin stond dat hij gedurende twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband niet bij een concurrent mocht werken. [A] vorderde op zijn beurt de schorsing van dit concurrentiebeding, omdat hij van mening was dat het beding onbillijk was en hem belemmerde in zijn werkkeuze.
De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van [A] in conventie en de vorderingen van The Inside in reconventie gezamenlijk behandeld moesten worden. De rechter concludeerde dat er voldoende redenen waren om het concurrentiebeding te schorsen, omdat [A] een aanmerkelijk belang had bij zijn vrije arbeidskeuze en de belangen van The Inside niet voldoende opwogen tegen de belangen van [A]. De rechter bepaalde dat het concurrentiebeding werd teruggebracht tot een relatiebeding van twee jaar, met een gelijkluidende boeteclausule. Tevens werd [A] veroordeeld tot betaling van € 2.500,00 aan The Inside ter zake van verbeurde boetes.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de belangen van werkgevers en werknemers, vooral in gevallen waar concurrentiebedingen in het geding zijn. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.