ECLI:NL:RBOVE:2016:1569

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
08.760007-16, 06.920012-11 (tul) en 21-002773-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting van de Rabobank in Zwolle met gebruik van valse identiteit en gegevens

Op 3 mei 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen heeft geprobeerd de Rabobank in Zwolle op te lichten. De verdachte heeft zich voorgedaan als de eigenaar van een bedrijf en heeft, met gebruik van valse gegevens, een geldbestelling van € 38.000,- gedaan. De oplichting mislukte omdat de rechthebbende van de rekening tijdig op de hoogte was van de geldbestelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot oplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en gelast de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen van respectievelijk twee en drie maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van medeverdachten en observaties van de politie. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de poging tot oplichting als ernstig beoordeeld, mede gezien zijn eerdere strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760007-16, 06.920012-11 (tul) en 21-002773-13 (tul) (P)
Datum vonnis: 3 mei 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Reah en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 december 2015 tot en met 6 januari 2016 te Zwolle en/of te Kampen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Rabobank IJsseldelta (vestiging Willemskade 1 te Zwolle en/of [bedrijf 1] BV
te bewegen tot de afgifte van E. 38.000,-, in elk geval van enig goed,
met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( meermalen) telefonisch contact heeft gezocht met de Rabobank en zich daarbij (mede aan de hand van juist beantwoorde verificatievragen) heeft voorgedaan als de heer [eigenaar bedrijf 1] in zijn hoedanigheid van eigenaar van [bedrijf 1] BV en/of
- ( zonder toestemming van de rechthebbende van de rekeninghouder van [bedrijf 1] BV) een geldbestelling heeft gedaan van E. 38.000.- en/of
- in een van de telefoongesprekken heeft aangegeven dat hij, [eigenaar bedrijf 1] , in het buitenland zou zitten en dat het geld zou worden opgehaald door [medeverdachte 1] en/of
- zich heeft/hebben begeven naar de Rabobank om voornoemd geldbedrag op te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 december 2015 tot en met 6 januari 2016 te Drachten en/of Oudwoude, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Rabobank Drachten Friesland Oost en/of VOF [bedrijf 2]
te bewegen tot de afgifte van E. 48.000,-, in elk geval van enig goed,
met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- verschillende administratieve bescheiden en/of personalia heeft verzameld die betrekking had(den) op VOF [bedrijf 2] en/of diens vennoten en/of medewerkers en/of
- ( meermalen) telefonisch contact heeft gezocht met de Rabobank en zich daarbij heeft voorgedaan, mede aan de hand van juist beantwoorde verificatievragen, als de heer [eigenaar bedrijf 2] en/of
- ( zonder toestemming van de rechthebbende van de rekeninghouder van VOF [bedrijf 2] ) een geldbestelling heeft gedaan van E. 48.000,-,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen van 3 maanden bij vonnis van 24 december 2013 (06.920012-11) respectievelijk 2 maanden bij arrest van 11 februari 2014 (21.002773-13) worden toegewezen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat het bestanddeel “medeplegen” niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat ook hier het bestanddeel “medeplegen” niet kan worden bewezen, zodat verdachte ter zake van dit feit ook moet worden vrijgesproken. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van een strafbaar feit omdat het een ondeugdelijke poging betreft. Het feit had nooit tot een voltooiing kunnen komen omdat er geen afspraak was gemaakt met de bank wie het geld zou komen ophalen. De raadsman heeft ter zake geconcludeerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende, in de bijlage bij dit vonnis uitgewerkte, bewijsmiddelen: de aangiftes namens [bedrijf 1] B.V. en de Rabobank, het proces-verbaal van de observatie op 6 januari 2016, het proces-verbaal van verdenking van 6 januari 2016, het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2016, de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegd op 7 en 14 januari 2016, de verklaring van verdachte afgelegd op 25 januari 2016 en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] afgelegd op 14 januari 2016.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze verklaringen voldoende betrouwbaar zijn. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] in hun verklaringen zichzelf belasten, dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] op belangrijke onderdelen elkaar ondersteunen, dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] ook op belangrijke onderdelen steun vinden in de hiervoor genoemde verklaring van [medeverdachte 2] en dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] (daarnaast) aansluiten bij de overige genoemde bewijsmiddelen.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte op enig moment [medeverdachte 2] heeft benaderd met de vraag of [medeverdachte 2] iemand wist om een geldbestelling op te halen. [medeverdachte 2] heeft daarbij verklaard dat verdachte het plan had om geld te bestellen en dat verdachte iemand nodig had om dat op te halen. [medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat hij hiervoor [naam 1] had gevraagd, maar dat deze geen belangstelling had. Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] daarna [medeverdachte 1] gevraagd, waarbij [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij gemachtigd zou worden om een geldbestelling op te halen en dat hij daarmee € 1.000,- kon verdienen. Daarna heeft [medeverdachte 1] zijn persoonsgegevens verstrekt.
Op 30 december 2016 is er vervolgens door een tot op heden onbekend gebleven persoon, die zich valselijk en in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als de heer [eigenaar bedrijf 1] , een telefonische geldbestelling ten laste van [bedrijf 1] B.V. bij de Rabobank Zwolle gedaan van € 38.000,-, waarbij is medegedeeld dat het geldbedrag zou worden opgehaald door [medeverdachte 1] en waarbij de persoonsgegevens van [medeverdachte 1] zijn doorgegeven. Vervolgens is de afspraak gemaakt dat het geldbedrag op 6 januari 2016 om 11:00 uur door [medeverdachte 1] kon worden opgehaald.
Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] heeft hij op maandag 4 januari 2016 van [medeverdachte 2] gehoord dat het op woensdag 6 januari 2016 zou gaan gebeuren, waarbij [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] de instructie heeft gegeven dat hij naar de Rabobank in Zwolle moest gaan om de geldbestelling op te halen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat uit de bewijsmiddelen weliswaar niet kan worden afgeleid welke persoon of personen voor het doen van de geldbestelling en het maken van de afspraak (meerdere malen) telefonisch contact met de Rabobank in Zwolle heeft/hebben gehad, maar wel (minst genomen) dat verdachte en [medeverdachte 2] kennis en wetenschap hadden van deze geldbestelling, de gemaakte afspraak en van het plan om op deze wijze de Rabobank te bewegen tot afgifte van het bedrag van € 38.000,-.
Deze kennis en wetenschap volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het gegeven dat [medeverdachte 2] op 6 januari 2016 met [medeverdachte 1] naar Zwolle is gereden, alwaar zij elkaar, volgens de verklaring van verdachte, rond 11:00 uur verdachte zouden treffen. Nabij de Rabobank in Zwolle hebben verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vervolgens inderdaad elkaar getroffen. Daarbij heeft verdachte aan [medeverdachte 1] instructies gegeven, waarna [medeverdachte 1] de Rabobank is ingegaan en in de bank zich valselijk en in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als gemachtigde van [bedrijf 1] B.V. en heeft gevraagd om afgifte van de reeds ten laste van [bedrijf 1] B.V. gedane geldbestelling van € 38.000,-.
Ook acht de rechtbank redengevend dat verdachte heeft verklaard dat het bedrag van € 38.000,- zou worden verdeeld volgens een verdeelsleutel waaruit volgt dat een deel van het geld zou toekomen aan (een) tot op heden onbekend gebleven persoon of personen (“diegenen die erachter zitten”), een deel aan verdachte zou toekomen en een deel aan [medeverdachte 2] . Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij van zijn deel nog weer een afdracht aan [medeverdachte 2] moest doen, omdat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] had geregeld.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat door een samenspel tussen verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en (een) tot op heden onbekend gebleven persoon of personen het feit gepleegd is kunnen worden. Daarbij heeft verdachte ten minste als schakel gefungeerd tussen de tot op heden onbekend gebleven persoon of personen door aan [medeverdachte 2] de opdracht te geven om een persoon te vinden die het geldbedrag bij de Rabobank in Zwolle op zou kunnen halen, waarbij hij voor derden onbekende informatie over de geldbestelling en de afspraak over het moment van het ophalen van de geldbestelling aan [medeverdachte 2] heeft doorgegeven en hij op 6 januari 2016 op het tijdstip van de afspraak bij de Rabobank in Zwolle is verschenen waarbij hij aan [medeverdachte 1] instructies heeft gegeven over het bedrijf en de persoon namens wie [medeverdachte 1] zou zijn gemachtigd. [medeverdachte 2] op zijn beurt heeft uitvoering gegeven aan het van verdachte verkregen verzoek door eerst [naam 1] en daarna [medeverdachte 1] te benaderen om de geldbestelling bij de Rabobank in Zwolle op te halen, waarbij [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] heeft toegezegd dat [medeverdachte 1] hiervoor € 1.000,- zou krijgen, [medeverdachte 2] op maandag 4 januari 2016 tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat het op woensdag 6 januari 2016 zou gaan gebeuren en dat [medeverdachte 2] op die woensdag 6 januari 2016 [medeverdachte 1] naar Zwolle heeft gebracht. [medeverdachte 1] op zijn beurt heeft ermee ingestemd dat hij tegen betaling van een bedrag van € 1.000,- een geldbestelling op zou halen bij de Rabobank in Zwolle, daartoe heeft hij zijn persoonsgegevens afgegeven, is hij op woensdag 6 januari 2016 met [medeverdachte 2] naar de Rabobank in Zwolle gereden, alwaar hij, na instructies van verdachte ontvangen te hebben, zich in de Rabobank in Zwolle valselijk heeft voorgedaan als een persoon die door de heer [eigenaar bedrijf 1] zou zijn gemachtigd om de geldbestelling van € 38.000,- op te halen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ieder voor zich een grote bijdrage aan het gepleegde feit hebben geleverd en dat de handelingen van zowel verdachte, als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ieder voor zich benodigd waren om tot het feit te kunnen komen. Deze bijdragen van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn ieder voor zich van materieel wezenlijke betekenis geweest. Deze handelingen tezamen maken dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waarbij zij het oogmerk hadden van wederrechtelijke bevoordeling, te weten het bewegen van de Rabobank tot afgifte van een geldbestelling ten laste van [bedrijf 1] B.V. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte en [medeverdachte 2] van meet af aan weet hebben gehad van de wederrechtelijkheid van hun handelen, omdat zij wisten dat de Rabobank zou worden bewogen tot afgifte van een geldbestelling waarop zij geen rechtens geldige aanspraak maakten. Ook [medeverdachte 1] moet de wederrechtelijkheid van zijn handelen hebben ingezien, nu hij door voor hem redelijk onbekende personen is ingeschakeld om een (groot) geldbedrag als gemachtigde van een voor hem eveneens onbekend bedrijf en persoon bij de Rabobank in Zwolle op te halen waarvoor hij (maar liefst) een bedrag van € 1.000,- betaald zou krijgen. In het licht van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich samen met (een of meer) anderen schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot oplichting van de Rabobank in Zwolle.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen is. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan niet worden geconcludeerd dat verdachte bij het tenlastegelegde feit betrokken is geweest, nu daaruit onvoldoende blijkt dat verdachte de tenlastegelegde oplichtingshandelingen al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte als feit 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het als feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 28 december 2015 tot en met 6 januari 2016 te Zwolle, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
Rabobank IJsseldelta (vestiging Willemskade 1 te Zwolle)
te bewegen tot de afgifte van € 38.000,-,
met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( meermalen) telefonisch contact heeft gezocht met de Rabobank en zich daarbij (mede aan de hand van juist beantwoorde verificatievragen) heeft voorgedaan als de heer [eigenaar bedrijf 1] in zijn hoedanigheid van eigenaar van [bedrijf 1] BV en
- ( zonder toestemming van de rechthebbende van de rekeninghouder van [bedrijf 1] BV) een geldbestelling heeft gedaan van € 38.000,- en
- in een van de telefoongesprekken heeft aangegeven dat hij, [eigenaar bedrijf 1] , in het buitenland zou zitten en dat het geld zou worden opgehaald door [medeverdachte 1] en
- zich heeft/hebben begeven naar de Rabobank om voornoemd geldbedrag op te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van poging tot oplichting.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de beantwoording welke straf of maatregel moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van de Rabobank. Hij heeft, samen met anderen, geprobeerd de Rabobank in Zwolle op te lichten door een geldbestelling op te halen, die was gedaan op naam van een ander en ten laste van de rekening van een ander. Daarbij zijn privé-gegevens gebruikt, die enkel de bank en de rechthebbende behoren te kennen. De Rabobank heeft de geldbestelling van € 38.000,- klaargelegd, waarna verdachte en zijn mededaders naar Zwolle zijn gegaan om deze geldbestelling op te halen. De oplichting is mislukt, omdat de rechthebbende van de rekening bemerkte dat er een geldbestelling was gedaan, voordat het geld door verdachte en zijn mededaders was opgehaald.
Verdachte heeft hiermee het vertrouwen dat banken in hun klanten moeten kunnen hebben in het kader van het economisch verkeer alsook het vertrouwen dat mensen moeten kunnen hebben in de vertrouwelijkheid van hun privé-gegevens, die de basis vormt voor banktransacties, ernstig geschaad.
Naast bovenstaande houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens zijn uittreksel justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de rol van verdachte bij de poging tot oplichting. In dit geval is het verdachte die, via medeverdachte [medeverdachte 2] , een ander heeft ingeschakeld om fysiek de oplichting te plegen, die daarbij het grootste risico liep om gepakt te worden, om op die manier zelf aan het zicht onttrokken te kunnen blijven.
De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat zij, anders dan de officier van justitie aan zijn eis ten grondslag heeft gelegd, verdachte vrijspreekt van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden is.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van:
  • de gevangenisstraf van drie maanden die de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, in de zaak met parketnummer 06.920012-11 bij vonnis van 24 december 2013 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd, waarbij de proeftijd is ingegaan op 8 januari 2014;
  • de gevangenisstraf van twee maanden die de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, in de zaak met parketnummer 21.002773-13 bij arrest van 11 februari 2014 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
De vorderingen voldoen aan alle wettelijke eisen. De rechtbank is van oordeel dat die vorderingen moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet gebleken. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het als feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het als feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit1: medeplegen van poging tot oplichting;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier maanden;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 06.920012-11
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 24 december 2013 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, in de zaak met parketnummer 06.920012-11, te weten van de
gevangenisstraf van drie maanden;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 21.002773-13
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van 11 februari 2014 van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, in de zaak met parketnummer 21.002773-13, te weten van de
gevangenisstraf van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G. Edelenbos en mr. C.H. Beuker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.
Buiten staat
Mr. Edelenbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, Team recherche, met nummer 2015641641 (onderzoek Cash). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , namens Rabobank IJsseldelta U.A., gevestigd te Zwolle, van 31 december 2015, met bijlagen, pagina 36-46, onder meer inhoudende:
(…) Op donderdag 30 december 2015, omstreeks 13:30 uur, is een medewerker, [medewerker 1] , van de Rabobank gebeld door iemand die zich voordeed als meneer [eigenaar bedrijf 1] , de eigenaar van [bedrijf 1] B.V.
Deze persoon gaf aan dat hij een bedrag van 38.000 euro op wilde nemen van rekening nummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 1] B.V.
De procedure is dan dat er een aantal vragen ter controle worden gesteld, zodat we weten dat we de juiste persoon aan de telefoon hebben.
Medewerker [medewerker 1] vroeg aan de persoon die ze aan de telefoon had om een aantal verificatiepunten, waaronder twee mutaties op de rekening. De persoon aan de telefoon gaf als antwoord dat er op 14 december 2015 een bedrag van 300 euro van de rekening was afgeschreven ten gunste van rekeningnummer: [rekeningnummer 2] . Tevens noemde de persoon aan de telefoon een bedrag van 1562,92 euro. Dit bedrag was ook op 14 december 2015 afgeschreven van de rekening [rekeningnummer 3] op naam van [bedrijf 3] B.V. Tevens wordt de naam en geboortedatum van de aanvrager gevraagd.
Hierna zei medewerker [medewerker 1] dat het akkoord was en dat zij het geld zou bestellen voor hem. Het geld zal uiterlijk woensdag 6 januari 2016 voor de persoon welke zich voordeed als [eigenaar bedrijf 1] klaar liggen.
Vervolgens zei de persoon aan de telefoon dat hij zelf momenteel in het buitenland zit maar dat iemand anders het geld zou komen ophalen. Deze persoon zou zijn:
[medeverdachte 1]
geboortedatum [geboortedag] -1993
Verdere gegevens:
Adres: [adres] , [woonplaats]
(…)De persoon die zich voordeed als [eigenaar bedrijf 1] heeft twee keer eerder gebeld om een poging te doen om geld op te nemen. De twee eerdere pogingen waren in dezelfde week als de laatste poging.
Bij de eerste poging probeerde de persoon een bedrag van 400.000 euro te bestellen.
Dit mislukte bij de verificatiegegevens. De tweede poging was om een bedrag van 85.000 euro op te nemen. Dit mislukte omdat er onvoldoende saldo op de rekening van [bedrijf 1] B.V. stond.
(…)
Het telefoonnummer waarmee gebeld is door de persoon, welke zich voordeed als de heer
[eigenaar bedrijf 1] , is [telefoonnummer 1] . Dit nummer is bij alle drie de keren gebruikt.
Op 31 december 2015, omstreeks 9:31 uur, kreeg ik een mail van een medewerker van mij, dat mevrouw [eigenaar bedrijf 1] had gebeld omdat zij 38.000 euro van haar rekening miste. Het is namelijk procedure dat wij het geld er al vast afhalen wanneer wij zo’n geldbestelling krijgen.
Een collega heeft aan mevrouw [eigenaar bedrijf 1] gevraagd of haar man misschien 38.000 euro had besteld. Ze gaf aan dat haar man geen 38.000 euro had besteld. (…)
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [bedrijf 1] , gevestigd te [plaats] , van 3 januari 2016, pagina 47-49, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 30 december 2015, tussen 15.00 uur en 15.30 uur, zag ik dat er 38.000 euro aan bankbiljetten was besteld van onze betaalrekening, rekeningnummer [rekeningnummer 1] en dat dit bedrag als zijnde kasopname was gereserveerd. Ik zag dat daarbij de rentedatum 5 januari 2016 stond. Ik wist niet wie dit had gedaan en schrok hiervan. Dat bedrag zouden wij namelijk nooit zo bestellen. Ik heb hierop telefonisch contact opgenomen met de Rabobank. De medewerkster van de bank vertelde mij dat het geld was besteld, maar nog niet was uitgegeven. Dat was voor mij een geruststelling. Ik werd later die dag teruggebeld door een tweede mevrouw, medewerkster van de Rabobank. Dat was tegen 16.45 uur. Zij vertelde mij dat ene [medeverdachte 1] het geld zou komen ophalen. Ik en mijn man kennen beiden geen [medeverdachte 1] . Zij vertelde mij dat ze met de bestuurder van het bedrijf moest overleggen. Ik heb hierop mijn man de telefoon gegeven. De vrouw vertelde dat een en ander geverifieerd was aan de hand van twee mutaties van 14 december 2015. Deze wist hij te noemen. Dat ging om bedragen van ongeveer 1500 en 300 euro. Daarbij vertelde de bank dat er meerdere pogingen waren geweest. Een accountmanager van de bank vertelde dat er geprobeerd was om 400.000 euro over te maken, maar dat dit niet gelukt was omdat dit bedrag niet op de rekening stond. Wij hebben geen idee of dit geprobeerd was via onze betaalrekening of dat er in het algemeen verteld werd omdat er een fraudeur bezig was.
Dit is hetgeen ik weet. De geldbestelling van 38.000 euro is door de bank geannuleerd. (…)
Tegenwoordig doe ik nu dus het betalingsverkeer en hebben wij wel een nieuwe boekhouder die alleen de opdracht klaar zet. Niets wordt betaald zonder mijn handtekening. (…)
Ik en mijn man [eigenaar bedrijf 1] , hebben niemand het recht gegeven of toestemming verleend om vanuit onze naam contact op te nemen met de Rabobank, noch vanuit onze naam transacties te verrichten of geld klaar te zetten. (…)
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent, en [verbalisant 2] , brigadier, op 6 januari 2016, pagina 50-51, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 6 januari 2016 omstreeks 10:30 uur (…) zagen wij, verbalisanten, een persoon over de Willemskade lopen in de richting van de Harm Smeengekade komende uit de richting van de Emmastraat. Wij, verbalisanten, herkende deze persoon als de verdachte 1. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 1 samen met twee andere personen liep. Deze personen zullen verder in dit proces-verbaal verdachte 2 en verdachte 3 worden genoemd.
Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 1 in het midden liep. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 1 een angstige uitdrukking en een spierwit gezicht had. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 2 en verdachte 3 tegen verdachte 1 aan het praten waren.
Terwijl alle drie de verdachten over de Willemskade in de richting van de Rabobank liepen zagen wij, verbalisanten, vanuit de richting van de Harm Smeengekade een zwarte Ford Mondeo voorzien van het kenteken 49-GV-LL rijden. Wij, verbalisanten, zagen dat dit voertuig op de Willemskade ter hoogte van het Chinees restaurant stopte. Wij, verbalisanten, zagen dat de drie verdachte zich omdraaiden en richting de Ford Mondeo liepen.
Wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder uit het voertuig stapte. De bestuurder zal verder in dit proces-verbaal verdachte 4 worden genoemd.
Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 4 richting de andere drie verdachte liep.
Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 4 met verdachte 1 in gesprek ging. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 2 en verdachte 3 verder liepen in de richting van de Nieuwe Veerallee. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 4 tegen verdachte 1 praatte. Wij, verbalisanten, kregen liet vermoedden dat verdachte bepaalde zaken aan verdachte 1 uitlegde. Dit vermoedden kregen wij door het feit dat verdachte 4 handgebaren maakte naar verdachte 1 en verdachte 1 met zijn hoofd knikkende en/ of bevestigende bewegingen maakten.
Vervolgens zagen wij, verbalisanten, dat verdachte 1 verder liep in de richting van de Rabobank. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte 4 terug ging naar zijn auto en weg reed. Wij, verbalisanten, zagen vervolgens dat verdachte 4 vanaf de Willemskade rechtsaf de Emmastraat in reed.
Kort hierna hoorden wij, verbalisanten, dat verdachte 1 door collega’s in de bank op heterdaad was aangehouden ter zake oplichting. (…)
Verdachte 3 werd niet meer door ons aangetroffen. Van verdachte 3 kunnen wij, verbalisanten, het volgende signalement geven:
Geslacht : Man
Leeftijd :45-50 jaar oud
Lengte : 170-175 cm lang
Postuur : Slank
Huidskleur : Licht getint
Haardracht : Achterover gekampt haar tot onder in de nek
Haarkleur : Grijs
Kleding : Blauwe spijkerbroek, zwarte lederen jas tot op de heup (…)
Na de aanhoudingen bleek dat:
- verdachte 1 betrof: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag] -1993.

(…)

- verdachte 4 betrof: [verdachte] geboren op [geboortedag] -1976. (…)
4.
Het proces-verbaal van verdenking, opgemaakt door [verbalisant 3] , inspecteur, op 6 januari 2016, pagina 77-78, onder meer inhoudende:
(…) Nadat bleek dat deze aanvraag frauduleus was heeft de Rabobank gekeken naar eerdere contactmomenten met dit telefoonnummer. Het bleek dat er tweemaal eerder contact is geweest met dit telefoonnummer. Ook deze keren werd er een aanvraag gedaan. Dit was op:
- 28 december 2015 rond 11.37 uur. Hierbij is een aanvraag gedaan voor 40.000 euro.

Deze aanvraag mislukte echter doordat de verificatie vragen niet correct werden beantwoord.

- 28 december 2015 rond 13.21 uur. Hierbij is een aanvraag gedaan voor 85.000 euro.
Deze aanvraag mislukte omdat er onvoldoende saldo stond op de betaalrekening van [bedrijf 1] B.V.
Tijdens één van de bovenstaande gesprekken werd op de achtergrond bij de persoon die zich uitgaf voor Dhr. [eigenaar bedrijf 1] een tweede persoon gehoord die zich bemoeide met het gesprek. (…)
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , verbalisant, op 8 januari 2016, pagina 81-89, onder meer inhoudende:
(…) Gesprek 1:
28_12_11uur37 (…)
V: Goedemorgen Rabobank IJsseldelta u spreekt met [medewerker 2]
M: Goedemorgen met [eigenaar bedrijf 1] (…). Ik wil graag geld bestellen. (klinkt onzeker) (…)
V: Dat kunt u via internet doen, weet u dat?M: Ja maar ik ben momenteel in het buitenland (…) en ik heb mijn pas niet bij me.
V: (…) waar wilt het op halen dat geld?
M: Uh in Zwolle? (…)
V: Oke en om welk rekening nummer gaat het waarvan u wilt gaan bestellen?
M: uuhm [rekeningnummer 4] . (…)
Gesprek 2:
28_12_13uur21 (…)
V: Goedenmiddag Rabobank IJsseldelta u spreek met [medewerker 2] .
M: Goedenmiddag met [eigenaar bedrijf 1] weer. Ik wilde geld bestellen? (…)
V: En uhm welk rekening nummer gaat het nu om?
M: uh, [deel rekeningnummer 1]
V: Ja
M: [deel rekeningnummer 1]
V: Ja
M: [deel rekeningnummer 1] (…)
M: Ja. Ja ik kom in principe zelf maar het zou fijn zijn als ik iemand anders kan machtigen zodat ik in ieder geval geen problemen heb die dag.
V: Nee precies maar dan moet ik nu die naam van die persoon weten en de geboorte datum.
M: Ja, ja [medeverdachte 1] .
V: [medeverdachte 1] en wat is zijn geboorte datum?
M: [geboortedag] -1993 (…)
Gesprek 3:
30_12 (…)
V: Goedenmiddag Rabobank IJsseldelta u spreekt met [medewerker 3] .
M: Uh Goedenmiddag met [eigenaar bedrijf 1] spreekt u. (…)
M: [eigenaar bedrijf 1] . Ik wou graag geld bestellen van mijn zakelijke rekening. (…)
V: (…) Wat is het rekening nummer waar het om gaat bij u meneer [eigenaar bedrijf 1] ?
M: [rekeningnummer 1] (…)
V: Bedankt voor het wachten. Ik ga u even wat controlevragen stellen wat betreft de organisatie. Wat is het vestigingsadres van de B.v.
M: Dat is de [adres] , [plaats] .
V: Oke ik heb inderdaad een e-mail adres dat wij gebruiken voor de B.V. Weet u dat zo?
M: Ja dat is [emailadres]
V: Oke. Ik heb twee personen van de B.V. die uiteindelijk beslissingsbevoegd van de B.V. zijn. Welke twee personen zijn dat.
M: [eigenaar bedrijf 1] dat ben ik en [aangever 2] .
V: oke. En dan als laatste de vierde vraag, weet u nog een transactie van deze zakelijke rekening de afgelopen dagen? eentje die erop is gegaan of een die u heeft betaald.
M: Ooh even nadenken even nadenken. uhm mischien van uhm even kijken vorige week als het goed is van [eigenaar bedrijf 1] beheer van [eigenaar bedrijf 1] . Ik dacht vijftienhonderd ofzo. Zo uit mijn hoofd.
V: Even kijken hoor.
M: Of een storting had ik ook van [bedrijf 4] B.V. (…) Ik dacht de dertiende of veertiende.
V: Van december?
M: Van december.
V: Ja ga ik even naar die datum toe. Ja correct hoor is een betaling geweest, uhm storting. (…)
M: Ja ik wil graag achtendertigduizend euro bestellen. (…) ik wil het in Zwolle ophalen. (…) Uhm Willemskade als het goed is nummer één. (…)
M: Ja, ik geef een voorbeeld. Mocht ik woensdag of donderdag niet kunnen komen. Ik kan dan dus een persoon aan u doorgeven die het geld kan komen ophalen.
V: Jaa
M: Kijk ik wil dan niet dat hij bevoegd wordt over mijn hele rekening maar dat hij een bedrag eenmalig kan ophalen. Dus alleen achtendertigduizend euro. (…)
V: (…) Het gaat nu om het bedrag dat nu over vier dagen opgehaald moet worden. Bent u dat of is dat iemand anders?
M: Dan kan ik [medeverdachte 1] doorgeven. (…) Uhm geboortedatum is [geboortedag] -1993. (…)
Gesprek 4:
di 5 januari 2016 (…)
V: Goedenmiddag afdeling bedrijven u spreekt met [medewerker 4] . Bedankt voor het wachten wat kan ik voor u doen.
M: Goedendag u spreekt met [eigenaar bedrijf 1] . (…)
V: We wilden graag voor morgen even een afspraak maken met u. (…)
M: Ja is Goed. uurtje of elk dan?
V: Ja dat is goed dat ga ik dan doorgeven. Dan kan deze persoon zich melden en dan wordt de bestelling uitgeleverd.
M: Ja precies
V: Ja oke [medeverdachte 1] had dus gemachtigd dus.
M: Ja [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] ja. (…)
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 7 januari 2016, met bijlagen, pagina 140-147, onder meer inhoudende:
(…) Ik ben gisterenmorgen omstreeks half tien (…) opgehaald door twee personen in een zilverkleurige auto, een Ford. (…) We zijn (…) gaan rijden richting Zwolle. (…) Ik heb niet gevraagd of ze mij weg wilden brengen. Ze reden zelf die kant op. Ze wisten duidelijk wat er ging gebeuren. (…)
V: Dan staat die auto aan de Willemskade, vertel dan eens wat er verder gaat gebeuren.
A: We stappen alle drie de auto uit en lopen richting de Rabobank. (…) Op het moment (…) zagen die 2 andere personen dat er een auto aankwam met 2 personen er in. De werd langs de kant van de weg neergezet. De bestuurder stapte uit. Hij kwam naar ons toelopen. Hij sprak mij aan. Hij zei tegen mij de naam van het bedrijf (…) Hij zei dat de Rabobank mij verwachtte en dat ik kon gaan. Ik heb mij omgedraaid en ben weggelopen richting Rabobank. Die man riep mij nog terug en vertelde mij de naam van de persoon van het bedrijf. (…) Ik herinner mij de achternaam “ [naam 2] ”of iets van “ [naam 2] ”. Hierna ben ik echt naar de Rabobank gaan lopen. (…) Ik heb mij gemeld en ik moest in een kamertje gaan zitten wachten en toen ben ik aangehouden. (…)
Mij is buiten verteld, door de bestuurder van de donkere auto, die netjes gekleed was (…), dat ik 38.000 euro bij de Rabobank zou gaan ophalen. (…)
Verbalisant [verbalisant 5] toont foto B aan verdachte en vroeg wat kun je over deze persoon verklaren.
A: Dit is de bestuurder van de donkerblauwe auto. Deze man gaf aan mij instructies voordat ik naar de Rabobank toeliep. Deze man riep mij ook nog een keer terug. (…)
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 14 januari 2016, met bijlagen, pagina 155-159, onder meer inhoudende:
(…) V: (…) Als eerste wil ik dat je eerlijk bent over de personen die jou naar Zwolle hebben gebracht. Wie waren dat?
A: Dat waren [medeverdachte 2] en [betrokkene] .
V: Ik laat je foto A en foto B zien. Kun je zeggen wie dit zijn?
A: Foto A is [medeverdachte 2] , die noemen we altijd [bijnaam medeverdachte 2] . Foto 3 is [betrokkene] (…).
V: Vertel mij eerlijk wat de rol van [medeverdachte 2] is?
A: [medeverdachte 2] is de persoon die mij benaderd heeft.
Het ging als volgt. Hij benaderde eerst een andere jongen bij [betrokkene] , dat was [naam 1] (…).
[medeverdachte 2] vroeg of [naam 1] wat bij wilde verdienen. [medeverdachte 2] nam [naam 1] apart om het te vertellen. [naam 1] wilde het niet.
Ik heb later [naam 1] gesproken en die legde mij uit wat hij moest doen. Hij moest hetzelfde doen wat ik heb gedaan. [naam 1] wilde het niet.
[medeverdachte 2] is naar mij gekomen en vroeg mij of ik 1000 euro wilde verdienen. Dat wilde ik wel want ik had net mijn auto in de prak en ik sliep bij [betrokkene] op de zaak. Daarnaast verdiende ik maar 5 euro per uur en dan is 1000 euro een boel geld.
[medeverdachte 2] zei mij dat ik gemachtigd zou worden om een geldbestelling op te halen.
[medeverdachte 2] vroeg mij naar mijn volledige naam en geboortedatum. Ik liet hem mijn rijbewijs zien en toen maakte hij een foto. (…)
Er gingen een paar weken over heen. We hebben elkaar wel een paar keer gesproken op de zaak en ik vroeg hem of het door ging. Hij zei van wel. Vorige weel maandag zei [medeverdachte 2] tegen mij dat het op woensdag ging gebeuren. We waren weer op de zaak. Hij gaf mij instructie dat ik naar de Rabobank moest gaan in Zwolle om de geldbestelling op te halen. Ik zou 1000,00 euro krijgen en dat zou het zijn geweest. (…)
V: Heb jij [verdachte] eerder gezien?
A: Ik heb hem wel eens op de zaak gezien met [medeverdachte 2] . (…)
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 januari 2016, pagina 310-319, onder meer inhoudende:
(…) O: In de mobiele telefoon, met het telefoonnumer [telefoonnummer 2] van [medeverdachte 2] staat, onder vermelding van [verdachte] , met foto, 2x een inkomende oproep van jou, met het nummer [telefoonnummer 3] , waarvan jij verklaard dat je die gebruikt. Dit was op woensdag 6 januari 2015, omstreeks 10:49 uur. Dit was vlak voor het moment dat [medeverdachte 1] de Rabobank in Zwolle binnen zou gaan.
V: Wat kan je hierover verklaren?
A: Dat ging over het moment waar hij zich op dat moment bevond.
V: Wat had je afgesproken daarvoor?
A: Dat we 11.00 uur in de buurt van de Rabobank zouden zijn.
V: Wie zijn dan we?
A: Ik, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en zijn groepje.
V: Wie bedoel je met [medeverdachte 2] en zijn groepje?
A: Dat is [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 3] .
Met [medeverdachte 2] had ik bepaalde dingen afgesproken. [medeverdachte 2] had afgesproken met [medeverdachte 1] en deed zaken met mij. (…)
V: Wat had [medeverdachte 2] geregeld met betrekking tot de poging oplichting Zwolle?
A: [medeverdachte 1] regelen.
V: En wat kan je dan zeggen over de voorbereiding
A: 40 % van het bedrag zou het groepje [medeverdachte 2] krijgen, 20% voor mij en [medeverdachte 3] . 40% voor degenen die erachter zitten. Ik moest 10% weer terug geven aan [medeverdachte 2] omdat hij [medeverdachte 1] had geregeld. (…) Ik heb geen contact gehad met [medeverdachte 1] . Dat was [medeverdachte 2] . (…)
We hadden in Zwolle afgesproken. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] afgezet en is gewoon naar huis
gereden nadien. (…)
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 14 januari 2016, pagina 438-441, onder meer inhoudende:
(…) A: [verdachte] heeft mij gebeld. Hij zei tegen mij dat hij iemand nodig had die geld mee wil verdienen. Ik heb tegen hem gezegd dat ik het niet zou weten wie dat zou zijn. (…) Ik zeg in de kantine dat [verdachte] gebeld heeft en dat die een plan heeft om geld mee te verdienen. Ik heb toen tegen [naam 1] gezegd. Kom even mee naar buiten. Ik heb hem daar uitgelegd wat de bedoeling was.
V: Wat heb je precies aan [naam 1] uitgelegd?
A: [verdachte] heeft het plan om geld te bestellen en hij heeft iemand nodig om dat te bestellen. Iemand moet dat geld ophalen. Dat geld is dan zwart en wordt wit gewassen. Als die persoon het geld ophaalt dan kan hij er wat geld mee verdienen. (…)
[medeverdachte 1] kwam bij me en zei dat hij het wel wilde doen. (…)