In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 maart 2016 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een vrouw en een man, die samen drie minderjarige kinderen hebben. De vrouw verzocht de rechtbank om te bepalen dat de man met ingang van 12 juni 2015 bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met een bedrag van € 298,- per kind per maand. De man verzocht de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen. Daarnaast deed hij een zelfstandig verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag en een ouderschapsplan op te stellen.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 4 februari 2016 gehouden, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende ingediende stukken en heeft de behoefte van de minderjarigen vastgesteld op € 407,- per kind per maand, rekening houdend met de inkomens van beide ouders. De rechtbank heeft de draagkracht van de man en de vrouw berekend en vastgesteld dat de man € 766,- per maand moet bijdragen in de kosten van de kinderen, wat neerkomt op € 255,- per kind per maand.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verzocht om schriftelijke rapportage over de voortgang van het project ‘BRAM’, dat beide ouders zal helpen bij het opstellen van een zorgregeling. De beslissing over de hoofdverblijfplaats, het gezag en de zorgregeling is aangehouden, in afwachting van de uitkomsten van dit project.