Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verzoek tot aanvulling
2.De beoordeling
3.De beslissing
€ 1.542,75 (vijftienhonderd tweeënveertig euro en vijfenzeventig eurocent),”
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 april 2016 een aanvullend vonnis gewezen in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. Hoevers, had eerder op 13 april 2016 een vonnis gevraagd waarin gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een geldsom, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.815,00 was niet behandeld. Eiser heeft op 15 april 2015 een verzoek tot aanvulling ingediend, waarop gedaagde niet heeft gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verzuim in de eerdere uitspraak, zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de buitengerechtelijke kosten beoordeeld aan de hand van de wettelijke tarieven, in plaats van de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Dit resulteerde in een bedrag van € 1.542,75 inclusief BTW, dat aan eiser werd toegewezen.
In de beslissing van het aanvullend vonnis is bepaald dat de eerdere uitspraak van 13 april 2016 wordt aangevuld met de veroordeling van gedaagde tot betaling van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook gelast dat partijen de ontvangen documenten van het eerdere vonnis aan de griffie retourneren. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.K.F. Hangelbroek op 28 april 2016.