ECLI:NL:RBOVE:2016:1555

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
C/08/184146 / KG ZA 16-98
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling vonnis in kort geding betreffende buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 april 2016 een aanvullend vonnis gewezen in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. Hoevers, had eerder op 13 april 2016 een vonnis gevraagd waarin gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een geldsom, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.815,00 was niet behandeld. Eiser heeft op 15 april 2015 een verzoek tot aanvulling ingediend, waarop gedaagde niet heeft gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verzuim in de eerdere uitspraak, zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de buitengerechtelijke kosten beoordeeld aan de hand van de wettelijke tarieven, in plaats van de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Dit resulteerde in een bedrag van € 1.542,75 inclusief BTW, dat aan eiser werd toegewezen.

In de beslissing van het aanvullend vonnis is bepaald dat de eerdere uitspraak van 13 april 2016 wordt aangevuld met de veroordeling van gedaagde tot betaling van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook gelast dat partijen de ontvangen documenten van het eerdere vonnis aan de griffie retourneren. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.K.F. Hangelbroek op 28 april 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/184146 / KG ZA 16-98
Aanvullend vonnis van 28 april 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.W. Hoevers te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 15 april 2015 heeft mr. Hoevers namens [eiser] de voorzieningenrechter verzocht om aanvulling van het op 13 april 2016 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de voorzieningenrechter alsnog beslist op de vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen de buitengerechtelijke kosten ad € 1.815,00 aan hem te betalen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In het petitum van de dagvaarding is door [eiser] gevorderd om [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 1.815,--. Bij het vonnis van 13 april 2016 heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] - kort gezegd - veroordeeld tot betaling van een geldsom (vermeerderd met wettelijke rente) aan eiser. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft echter niet geoordeeld over de vordering inzake de buitengerechtelijke kosten.
2.2.
Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten overweegt de voorzieningenrechter thans alsnog als volgt.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat rapport Voorwerk II van toepassing is, maar met toetsing van de omvang van de kosten aan de wettelijke tarieven in plaats van aan de tarieven van Voorwerk II nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Een en ander resulteert in een (op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek) bedrag van € 1.542,75 inclusief BTW. Dit bedrag zal worden toegewezen.
2.4.
Vermeld vonnis van 13 april 2016 zal mitsdien op de volgende wijze worden aangevuld

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat na het dictumonderdeel 4.1. respectievelijk 4.3. (na hernummering dictumonderdeel 4.4.) van het op 13 april 2016 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd:
“4.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten ad
€ 1.542,75 (vijftienhonderd tweeënveertig euro en vijfenzeventig eurocent),”
de dictumonderdelen 4.2. en 4.3. van voornoemd vonnis worden hierdoor 4.3. en 4.4.,
“4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.”
3.2.
bepaalt dat deze aanvulling onder de vermelding van de datum 28 april 2016 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 13 april 2016,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 13 april 2016 na ontvangst van deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2016.