Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[betrokkene]
Wim van der Noordt
[woonplaats]
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, mr. F.C. Berg, geoordeeld over de ontvankelijkheid van een beroep dat per email was ingediend. Het beroep was ingesteld door de gemachtigde van de betrokkene op 21 juli 2015, maar de kantonrechter stelde vast dat de termijn voor het indienen van het beroep al was verstreken op het moment dat de email door de rechtbank was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de email niet voldeed aan het schriftelijkheidsvereiste en de ondertekeningsplicht, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
De kantonrechter had de betrokkene eerder de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen, maar hier was geen gebruik van gemaakt. De kantonrechter concludeerde dat de stilzwijgende acceptatie van de email door het CVOM en de doorzending naar de rechtbank niet afdoet aan de geldigheid van het beroep. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep niet ontvankelijk, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de formele vereisten bij het indienen van beroepschriften en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een ondertekend beroepschrift. De beslissing werd uitgesproken op 10 maart 2016, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.